Interview met Yehudi Moszkowicz

‘Het is voor iedereen duidelijker en makkelijker als je eerst weet of de rechter vindt dat iemand schuldig is’ 

In onze serie interviews met interessante en bijzondere mensen is het vandaag de beurt aan Yehudi Moszkowicz. Sinds enkele jaren is hij de laatste strafrechtadvocaat in zijn familie. Hij heeft zijn eigen advocatenkantoor, Moszkowicz Advocaten Utrecht, waar hij zich vooral veel bezighoudt met zaken omtrent levensdelicten. Hij heeft aan verschillende zaken gewerkt waar destijds veel media-aandacht voor was, waaronder de afpersingszaak omtrent de voormalig bodyguard van drugsbaron Klaas Bruinsma. Ook verleende hij bijstand aan de familie van de overleden grensrechter Richard Nieuwenhuizen en aan de moeder van Marianne Vaatstra. 

Naast advocaat is Moszkowicz auteur. Hij schreef De toga van mijn vader (2016), een autobiografie waarin hij vertelt over zijn jeugd en de slechte band met zijn vaders kant van de familie. Twee jaar later volgde Moord, doodslag en andere zaken (2018), een bundeling van verhalen uit de praktijk over zaken waaraan hij heeft gewerkt. Wij voelden Moszkowicz aan de tand over onder andere het schaduwen van advocaten, slachtofferrechten, de Ruinerwoldzaak, etnisch profileren en schadevergoedingen. 

U bent onlangs op Sint Maarten geweest voor een zitting. Kunt u daar iets over vertellen? 

“Toen mijn grootvader nog actief was als advocaat, heeft hij vaak zittingen gedaan op de Antillen. Ik kom er zelf ook altijd al graag. Op een gegeven moment werd ik benaderd door iemand die daar vastzat en een advocaat nodig had. Ik wist dat je een samenwerking met een daar gevestigde advocaat aan moet gaan om een zaak te kunnen bepleiten, dus dat heb ik gedaan. Je moet er een speciaal verzoek voor indienen en het Hof daar moet oordelen dat er sprake is van een bijzondere situatie. Dat oordeel hebben we voor de zaak in kwestie gekregen en dus mocht ik erheen. 

De zaak waar het om gaat is behoorlijk groot: een drievoudige moord en een viertal pogingen tot moord. In principe heeft mijn cliënt levenslang gekregen, hoewel hij stelt onschuldig te zijn. We hebben net de eerste zitting gehad, een zogenoemde regiezitting. Het Hof heeft goed geluisterd naar mijn onderzoekswensen en ik heb bepleit dat de zaak vanwege een aantal procedurele fouten moet worden teruggestuurd naar de rechtbank. Over twee weken gaat het proces verder en kan het OM een standpunt innemen. Als ik gelijk krijg, wordt de zaak opnieuw inhoudelijk behandeld.” 

Interessant. Een onderwerp dat de afgelopen tijd veel in het nieuws is, is de privacywetgeving. Versleutelde communicatie brengt een hoop teweeg. Wat is uw kijk daarop? 

“Niet alles wordt vrijgegeven, maar wat ik ervan begrepen heb is dat er enkele maanden live is meegekeken met alle gebruikers en dat er servers in beslag zijn genomen. Daarbij is niet gedifferentieerd tussen criminele en niet-criminele gebruikers, omdat ervan uit werd gegaan dat alle afgeluisterde telefoons voor criminele doeleinden werden gebruikt. Dat werd als argument gegeven waarom er meegekeken zou mogen worden.” 

Dat is wel een heftige aanname. 

“Dat is het zeker. Als je kijkt naar onze wetgeving, mag de politie alleen een telefoontap plaatsen bij een concrete verdachte van wie bekend is dat hij of zij een specifiek telefoonnummer gebruikt. Er moet ook een verzoek worden ingediend bij de rechter-commissaris en die beoordeelt dan of er op

dat moment voldoende verdenking is. Wat ze met al die cryptotelefoons hebben gedaan, is volstrekt het tegenovergestelde. Er is een periode lang meegelezen, de data is vastgelegd op nieuwe gegevensdragers en er is naar de geschiedenis van de berichten gekeken. Dat is zoveel stappen verwijderd van alle waarborgen die wij in het kader van privacy hebben, dat ik me afvraag of het systeem wel in stand kan blijven.” 

Er komen steeds meer nieuwe communicatiemiddelen en er wordt meer bekend over wat Big Tech doet met iedereens gegevens. Zou de wetgeving op dit gebied volgens u meer met de tijd mee moeten gaan? De situatie is nu waarschijnlijk anders dan toen de wetten omtrent dit onderwerp werden opgesteld. 

“De huidige wet is gebaseerd op het analoge tijdperk, schending van het briefgeheim is destijds strafbaar gesteld, het is strafbaar om een gesloten envelop die voor iemand anders bedoeld was te openen (die wetgeving is nog altijd van kracht, red.). Tegenwoordig is het zo dat men een telefoon waarin eigenlijk iemands hele leven wordt vastgelegd – van bankgegevens tot privéfoto’s – zonder enig probleem lijkt te kunnen bekijken. Het verschil tussen toen en nu vormt een zodanig contrast dat de Hoge Raad heeft gesteld dat deze praktijken niet kunnen voortduren zolang er geen nieuwe waarborgen zijn. 

Er zijn nog geen zaken omtrent het kraken van PGP-telefoons en servers bij de Hoge Raad terechtgekomen. Wat echter een feit is, is dat er nog geen wetgeving bestaat voor de wijze waarop politie en justitie inzage willen krijgen in de nieuwe technische communicatiemiddelen. We zijn wat dat betreft dus op de analoge wetten aangewezen. Ik verwacht wel dat er nieuwe wetgeving komt, maar zelfs met het moderniseren van strafvordering hebben we niet meteen een antwoord. Ik ben benieuwd waar het schip gaat stranden.” 

U verdedigt op dit moment het slachtoffer in de zaak rondom de steekpartij waarin voetballer Quincy Promes verdachte is. Hoe kijkt u aan tegen de uitbreiding van slachtofferrechten? 

“Met gemengde gevoelens. Wat ik een goede ontwikkeling vind, is dat de mogelijkheden voor schadevergoeding en de hoogte van die vergoeding steeds ruimer worden. Het sloeg eerst helemaal nergens op in Nederland. De veranderingen die hebben plaatsgevonden, komen voort uit de Europese regelgeving omtrent de slachtofferrichtlijn. Richard Korver heeft het slachtofferrecht op de

kaart gezet, waarbij hij gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheden die door die slachtofferrichtlijn gecreëerd zijn. Hij heeft ook gezorgd voor uitbreiding van het spreekrecht. 

De meest recente uitbreiding van dat recht zorgt er echter voor dat mijn nekharen overeind gaan staan. Dat heeft vooral te maken met het moment binnen het proces waarop het mag worden uitgeoefend. Het is nu namelijk zo dat het slachtoffer helemaal los mag gaan op de verdachte voordat het OM bewijs gepresenteerd heeft. De verdachte is op dat moment alleen nog maar verdachte en heeft nog niet eens van het OM gehoord waarvan hij of zij precies wordt verdacht. Soms gaat het spreekrecht van het slachtoffer dan echt te ver. Mijns inziens ligt de verantwoordelijkheid niet alleen bij het slachtoffer zelf, maar ook bij diens advocaat en de voorzitter. 

Een ander punt is het betoog van de slachtofferadvocaat. Die advocaat mag een strafadvies geven, maar dat wordt vaak een betoog dat langer en juridischer is dan dat van het OM. Dan zit je daar als verdachte en krijg je er nog weer een heel verhaal bovenop. Een strafzaak kan dus behoorlijk wat langer duren door de positie die slachtoffers nu krijgen. Ik vind dat niet wenselijk en ik weet dat zowel strafrechtadvocaten als rechters vinden dat er iets aan gedaan moet worden. 

Het idee is om volgens het Amerikaanse systeem te gaan werken. Daar hebben ze het eerst over de schuldvraag. Inhoudelijk wordt de zaak behandeld, zowel het bewijs als tegenargumenten komen aan bod. Vervolgens krijg je de beslissing van de rechter en daarop volgt de zogenoemde sentencing procedure. Op het moment dat iemand schuldig is verklaard, wordt er pas gekeken wat voor straf daarop van toepassing is en of er sprake moet zijn van een schadevergoeding voor de andere partij. Het is voor iedereen duidelijker en makkelijker als je eerst weet of de rechter vindt dat iemand schuldig is. 

In ons systeem kan het gebeuren dat het slachtoffer diens hart heeft uitgestort en dat de verdachte vervolgens wordt vrijgesproken. Ik vind dat voor het slachtoffer eerder iets negatiefs dan iets positiefs. Bovendien is het heel naar voor degene over wie dat allemaal wordt gezegd, omdat die niets goed kan doen in die situatie. Het is voor beide partijen bijzonder onwenselijk dat het gaat zoals het nu gaat.” 

Nog even over schadevergoedingen: onlangs bleek bij een zaak omtrent een steekpartij dat de staat de beloofde schadevergoeding niet had uitgekeerd. Is dat iets wat vaak gebeurt? 

“Daar heb ik destijds over getweet inderdaad, dat was een zuiver civiele procedure. Mijn cliënten waren de nabestaanden van een jongen die was omgebracht in de gevangenis in Nieuwegein. Na de civiele procedure werd de staat door de rechter aansprakelijk gehouden, maar er werd helemaal niet betaald.” 

Schrijnend, dat zijn zorgelijke kwesties. 

“Ja, dat is ook niet aan mensen uit te leggen. Zeker als je bedenkt hoe de staat met je omgaat als je hen geld schuldig bent, bijvoorbeeld bij je belastingaangifte. Wat dat betreft ben ik wel een beetje cynisch geworden in de afgelopen jaren. Er worden door de rechterlijke macht telkens met veel trots onderzoeken naar buiten gebracht waaruit blijkt dat de Nederlandse rechtspraak tot de top behoort, maar ik vraag me altijd af hoe dat komt. Als het mij wordt gevraagd, komen ze zeker niet in de top vijf terecht.

Onlangs zijn er natuurlijk ook notulen van ons kabinet uitgelekt, waarin stond ‘dat men bang was voor precedentwerking’. Het juist echter dit soort zaken die de vinger op de gevoelige plek leggen. Je wíl die werking juist, dat een rechter op een gegeven moment vaststelt dat iets zo niet langer meer kan. Alle hogere bestuursrechters hebben nu ook gezegd dat we kritischer moeten kijken naar de overheid, omdat ze blijkbaar niet te vertrouwen is. 

Bij het strafrecht blijkt ook dat dat zo is, wat vooral blijkt uit het feit dat er binnen ons strafrechtelijk systeem blind wordt gevaren op de verklaringen van politieagenten. Ik sta midden in die strafrechtpraktijk en zie dit soort dingen vaak voorbijkomen. Het frustreert enorm en creëert een grote kras op mijn vertrouwen in de rechtsstaat, vooral omdat je een rechter er vaak niet van kunt overtuigen dat wat er gezegd wordt echt niet waar is.” 

Dan een heel ander onderwerp waar de laatste tijd veel over wordt gesproken: etnisch profileren. Hoe kijkt u daartegenaan? 

“Ik vind het heel problematisch. Ik kom het in dossiers veel tegen: mensen worden bijvoorbeeld ineens aangehouden om hun rijbewijs te laten controleren. Dat is mij nog nooit gebeurd. In veel gevallen blijkt het om ofwel een Marokkaan, ofwel een Antilliaan te gaan. Een aantal jaar geleden is daar onderzoek naar gedaan en daaruit bleek dat er een zogenoemd ‘blauw boekje’ bestond bij de politie. Daarin stond beschreven naar welk type mens en welk soort auto er moest worden gekeken. 

De Hoge Raad heeft dat toen eigenlijk gewoon van tafel geveegd. Een tijd geleden was er echter een bijeenkomst van een aantal advocaten en alle leden van de Hoge Raad, waar Gerard Spong een lezing heeft gegeven. Daarin heeft hij dat arrest van de Hoge Raad besproken, wat veel moed vergde omdat de voltallige Hoge Raad aanwezig was. Hij heeft het arrest met de grond gelijk gemaakt en discriminatie aangekaart. Dat was behoorlijk kritisch naar de Hoge Raad toe , maar ik vind het een staande ovatie waard.” 

U verleent bijstand aan Josef B. in de zaak omtrent het gezin uit Ruinerwold. Hij is zonder voorwaarden vrijgelaten. Een aantal aangevers vindt dat u een te positief beeld schetst over de omstandigheden waarin de betrokken kinderen leefden. Wat is uw kijk daarop? 

“Dat is een emotionele benadering van de zaak, ik bekijk het puur juridisch. Mijn cliënt wordt gijzeling verweten en dan is de vraag: heeft hij juridisch gezien iemand van diens vrijheid beroofd, ja of nee? Dat de kinderen zich door emotionele druk en chantage van hun vader niet vrij voelden om de woning te verlaten, betekent niet meteen dat er is voldaan aan het strafrechtelijke criterium van wederrechtelijke vrijheidsberoving. 

Mijn grootvader heeft weleens de vergelijking gemaakt tussen een advocaat en een chirurg: je bekijkt alleen wat zichtbaar is als het groene laken eroverheen is gelegd. Als advocaat kijk je alleen naar de tenlastelegging. Dat mensen daar emoties bij hebben is hun goed recht, maar dat betekent niet dat ze in juridische zin gelijk hebben.” 

Uw werk is natuurlijk ontzettend mediagevoelig. Wat vindt u van de manier waarop de media op de Ruinerwoldzaak zijn gedoken? 

“Dat vind ik lastig. Deze zaak is weliswaar bijzonder, maar niet zo bijzonder als hij door de media wordt gemaakt. Op de dag dat men die woning binnenviel, zat de politie bij Pauw aan tafel. Als ze dat

niet hadden gedaan, waren er waarschijnlijk bij de eerste zitting niet meteen negentig journalisten van over de hele wereld aanwezig geweest. Was er alleen bij de GGZ of jeugdzorg gemeld dat er een uithuisplaatsing had plaatsgevonden en dat er aangifte was gedaan, dan was deze zaak niet een van de grootste mediazaken van 2019 geweest.” 

Daarop aansluitend: wat vindt u van trial by media, waar de verdachten in de media al zijn veroordeeld voordat de rechter uitspraak over de zaak heeft gedaan? 

“Als een rechter bijvoorbeeld de documentaire over Ruinerwold kijkt, wordt hij of zij net als vele anderen geraakt door emoties. Die emoties kun je niet schrappen als je het dossier gaat bekijken. In ons systeem moet een aanklacht wettig en overtuigend zijn bewezen voor hij wordt aangenomen. Vaak is er wel wettig bewijs, maar is de rechter er niet over uit of iemand het wel echt gedaan heeft. Door de media als middel in te zetten, speelt het OM daarop in. Een rechter zal dan ondanks matig bewijs eerder tot veroordeling overgaan dan zonder al die berichten.” 

Tot slot: heeft u nog een boodschap voor de lezers van dit interview? 

“Kort maar krachtig: wees kritisch!

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Copyright 2020-2021 © actueelnieuws.org

logo

Tip de redactie!

Actueelnieuws.org werkt graag met jou samen aan mooie interviews en prikkelende artikelen. Heb je een tip of idee? Meld deze dan bij onze redactie.