Interview met Willem Jan Ausma

Willem Jan Ausma, toonaangevend strafrechtadvocaat in Utrecht, staat bekend om zijn krachtige en hartstochtelijke pleidooien. Hij is juridisch zeer goed onderlegd en stond al verdachten bij in vele spraakmakende zaken, waaronder de verdwijning van Milly Boele en het Passageproces. In de optiek van mr. Ausma verschuilen verdachten zich té vaak achter ontkenning, vage verhalen en zwijgrecht en wordt het tijd dat ze verantwoordelijkheid nemen voor hun daden. Dat zwijgen kwetst nabestaanden immers extra en het helpt hen het leven weer op te pakken als een verdachte een verklaring geeft over de reden achter zijn daad en misschien zelfs spijt betuigt. Mr. Ausma houdt van zijn vak als advocaat, maar wilde niet langer alleen maar onder grote druk zwijgende verdachten bijstaan en proberen vrij te krijgen en heeft zich om die reden op latere leeftijd laten scholen tot professioneel coach. In die hoedanigheid begeleidt hij cliënten tijdens hun strafproces, probeert hen inzicht te geven en leert hij hen omgaan met de gevolgen van wat ze hebben gedaan. Daarnaast coacht hij collega advocaten en juristen die door de hoge werkdruk en grote hoeveelheid stress vastlopen in het vak. Ook ondernemers of andere mensen die in hun werk of leven op zoek zijn naar positieve begeleiding helpt hij met zijn kennis en levenservaring. Niet klagen of tobben, maar alternatieven zoeken, is een van zijn uitgangspunten.

Naast zijn werk als advocaat en coach is mr. Ausma ook auteur van verschillende juridische uitgaven, redacteur bij het Tijdschrift Praktijkwijzer Strafrecht, juridisch blogger, gastspreker en docent en is hij regelmatig als commentator te zien en horen in de media, kortom een drukbezet man. Voor onze serie vraaggesprekken met bekende strafrechtadvocaten interviewden wij hem over de verschillende  aspecten van zijn vak en over de gang van zaken in het strafrecht in Nederland.

Voor de mensen die u nog niet kennen, kunt u iets vertellen over uw carrière als advocaat?

“Ik ben in 1995 beëdigd in Rotterdam, dus ik ben dit jaar 25 jaar werkzaam als advocaat, dat is wel een mijlpaal. Vanuit Rotterdam ben ik in een maatschap in Nieuwegein terechtgekomen. Daarna ben ik met mijn voormalige compagnon de Jong een kantoor onder mijn eigen naam begonnen, genaamd ‘Ausma de Jong’. We hebben ons daarin gericht op strafrecht en ook een groot aantal leuke en interessante zaken gedaan. Uiteindelijk waren veel daarvan zaken met moord, doodslag of partnerdoding, dat is op die manier een beetje mijn specialiteit geworden. We zitten nu al sinds 2007 aan de Malisingel in Utrecht in een kantoorpand.”

Ik las op uw pagina dat u daarnaast ook nog bezig bent met coaching.

“Ja dat klopt. Op het moment dat je wat ouder wordt, als je de 50 bent gepasseerd, dan ga je wat meer nadenken over de zin van het leven: wil ik nog 20 jaar mijn werk op deze manier doen? Wat ik namelijk een nadeel vind van de advocatuur is dat je soms, laat ik het zo stellen, zelf eigenlijk wel weet dat je aparte onzin loopt te verkopen. Als er een hele stapel bewijs ligt tegen een verdachte en die roept “Ik heb het niet gedaan, ik heb het niet gedaan”, of “Ik beroep me op mijn zwijgrecht”, dan kun je als advocaat wel met een verhaal komen, maar eigenlijk iedereen denkt dan: “Joh, geloof je het zelf.” Vroeger had ik daar geen moeite mee, dan was het gewoon inherent aan je vak. Als de klant wilde ontkennen, dan ging je daar maar in mee, want anders was je die zaak kwijt. De klant wil het zo, dus doe je het maar, maar ik dacht toen: dat ga ik zo niet nog twintig jaar doen. Ik vind het wel heel leuk om cliënten, die bijvoorbeeld bekennen, ook verder te helpen met hoe ze verder moeten met hun leven. Die lopen best tegen veel dingen aan als ze bijvoorbeeld tegen het eind van hun gevangenisstraf zitten. Dan begin je dus eigenlijk cliënten te coachen. Dat was voor mij wel een moment dat ik dacht: ja, dat vind ik wel echt leuk, daar word ik blij van, dat is echt een stukje zingeving. Dus toen ben ik een coachopleiding gaan doen en sindsdien coach ik zowel cliënten als ook mensen uit de advocatuur, of gewoon ook mensen die ergens mee zitten. Dat geeft mij een ontzettend goed en bevredigd gevoel.”

Houdt u tijdens een pleidooi ook rekening met de andere procespartijen, zoals de aangever? Kiest u er bijvoorbeeld voor om bepaalde dingen wel te zeggen en andere niet?

“Ja, steeds meer. Vroeger niet, als het ging om levensdelicten, dan sloot ik mij af voor nabestaanden. Dat was mij zo geleerd en dat deed je dus ook zo. Als je je echt met de gevoelens van de nabestaanden bezig gaat houden, dan wordt het moeilijk om zo’n verdachte goed bij te staan. Maar als zo’n verdachte oprecht spijt heeft en eigenlijk alles wel wil doen om het weer goed te maken, dan heb je naar nabestaanden ook een beter verhaal. Dan kun je misschien eens om tafel gaan zitten, oprechte excuses maken, een herstelbemiddelingstraject ingaan of gaan ‘mediaten’. Dat doe ik ook steeds breder, ook op andere rechtsgebieden, als twee partijen ruzie hebben en het kan zo opgelost worden. In principe kan elke kwestie opgelost worden, ben ik van mening, daar kom je veel verder mee dan met van dat typische advocaten-gedrag, van laten we zeggen de klant heeft een standpunt, ik sta daar achter en we halen alles uit de kast om ons gelijk te krijgen.”

Hoe denkt u over herstelrecht?

“Ja, dat is iets waar gelukkig steeds meer aandacht voor komt, ook vanuit de overheid. Er komt ook steeds meer geld voor beschikbaar en dat helpt mensen zó vooruit. Ik had vanochtend een zitting, dat ging over stalking en de mevrouw die werd lastig gevallen had gezegd “Ik ben zo bang dat hij mij wat aan doet.” De man die ik bijstond, die draaide zich om en zei ”Ja maar, daar gaat het helemaal niet om. Ik wilde gewoon mijn verhaal aan jou kwijt en jij luisterde daar naar, dus ik vond die aandacht fijn. Toen ben ik misschien een beetje doorgeschoten, maar je hoeft echt niet bang te zijn dat ik jou wat ga aan doen.” Als die mensen niet met elkaar praten, niet met elkaar in contact worden gebracht, dan heeft zo’n aangeefster een heel eigen beleving, een eigen verhaal en dus ook angst die gebaseerd is op haar eigen gedachten. In zulke gevallen helpt juist herstelbemiddeling, mediation of gewoon een gesprek, ontzettend goed om in heel veel gevallen die angst weg te kunnen nemen.”

Hoe denkt u over het spreekrecht voor slachtoffers, bent u van mening dat dat anders zou moeten?

“Het is nu in heel veel zaken zo, dat mensen hun gram willen halen, verdachten de huid vol schelden, vreselijke verwensingen naar hun hoofd slingeren, termen als “Wij hebben levenslang, jij moet dat ook krijgen”, “Deur op slot, sleutel weggooien” en dergelijke. Dat dient geen enkel doel, dat komt bij zo’n verdachte niet binnen. Het is misschien wel erkenning van slachtoffers, maar ik vind het juist veel zinvoller als een slachtoffer open staat voor in ieder geval een gesprek, dan moet het natuurlijk wel gaan om een bekennende verdachte. Wat ook vaak voorkomt, is dat het nog niet eens vaststaat of de verdachte ook daadwerkelijk de dader is. Dan krijg je dus een heel verhaal naar je hoofd en dan ga je als verdachte zeggen, “Ik snap het punt, maar ik heb het niet gedaan, dus dan moet je niet bij mij zijn.” Het spreekrecht voor slachtoffers schiet zo helaas op een aantal punten zijn doel voorbij. Op het moment dat er wel een soort gesprek ontstaat en dat een verdachte zijn oprechte excuses kan aanbieden en ook aangeeft “Als u schade heeft wil ik dat gaan vergoeden, maar luistert u ook eens naar mijn verhaal.” Dan krijg je inzicht in waar het delict uit voortkomt, dan kun je ook beiden verder met je leven. Daar is het spreekrecht in de huidige vorm niet op gebaseerd, dan vind ik herstelbemiddeling een veel beter alternatief.”

Hoe denkt u over de resocialisatie van gedetineerden? Zijn daarin veranderingen nodig?

“Daar spelen ook verschillende belangen, als het gaat om zaken met slachtoffers. Dan gaat het niet om financiële schade, maar om mensen die bang zijn omdat er bij ze is ingebroken, mensen waarvan een dierbare om het leven is gebracht, mensen die bang zijn om zo’n dader weer tegen te komen. Dat zijn allemaal facetten waar rekening mee dient te worden gehouden. Als die nabestaanden zeggen “Prima dat hij weer vrij komt, dat heb ik te accepteren, maar niet in dezelfde stad als waar ik woon” en als zo’n verdachte dan zegt “Dat snap ik, ik ga naar Friesland, of ik ga naar Limburg en ik zorg gewoon dat ik niet in Utrecht kom”, dan maak je het voor beiden ook een stuk gemakkelijker. Dat zijn wel aspecten die bij zo’n resocialisatie wat mij betreft zeker meer aandacht moeten krijgen dan nu het geval is.”

Hoe denkt u dan over het tbs-systeem? Long stay klinieken liggen nu bijvoorbeeld onder vuur. Er is een tijdje geleden een documentaire geweest hierover, waarin aan de orde kwam dat er wel eens iemand ontvlucht tijdens tbs-verlof, dat er een tekort is aan personeel en dat er binnen de inrichting wel eens strafbare dingen gebeuren.

“Ja, kijk het systeem kan altijd beter, maar dat geldt ook voor gevangenissen. Het tbs-systeem is wel gericht op behandeling en dat vind ik een goede zaak. Als jij in een psychose iemand van het leven berooft, je wordt opgesloten in de gevangenis en er wordt niets gedaan tegen jouw psychose, je krijgt geen medicatie of wat dan ook en je staat na tien jaar weer buiten, dan is de kans dat je weer in zo’n psychose raakt, volgens mij levensgroot aanwezig. Als je dan naar een tbs-kliniek gaat en daar wordt gekeken naar wat voor medicatie iemand nodig heeft, naar hoe de kans op een psychose kan worden verminderd, voordat hij uiteindelijk, onder strenge voorwaarden, kan terugkeren in de maatschappij. Die voorwaarden zijn streng en beter met een tbs-behandeling, dan na afloop van een gevangenisstraf zou iemand gewoon zeggen “Oké, je tijd zit erop, zoek het maar weer uit.” Eigenlijk is dat een beetje wat er in de zaak van Anne Faber is gebeurd. De verdachte die koste wat het kost een tbs heeft voorkomen. Die heeft wel in z’n resocialisatie te horen gekregen “Dan moet je nu naar een kliniek, daar moet je aan je problemen gaan werken”, maar dat was een beetje op zijn janboerenfluitjes, want er was sprake van een bekende einddatum. In feite onttrok hij zich zo gewoon aan zijn behandeling, met als gevolg dat hij niet is behandeld en vervolgens weer de fout in ging, echt vreselijk de fout in. Dat wordt in de meeste gevallen met een tbs-behandeling voorkomen. Er zijn weinig tbs’ers, uitzonderingen zijn er altijd, die iemand van het leven hebben beroofd en die na hun behandeling meteen weer de fout ingaan. En daar is die behandeling voor bedoeld en meestal slaagt zo’n behandeling ook. ”

Hoe kijkt u aan tegen het strafklimaat in Nederland?

“Je zou al een verschil kunnen maken qua strafoplegging, tussen een bekennende verdachte en een ontkennende verdachte. Een bekennende verdachte wordt, vind ik, gewoon te weinig beloond voor het feit dat hij gewoon zegt: “Ik heb het gedaan.” Een bekennende verdachte, scheelt heel veel nader onderzoek. Er hoeven niet allemaal getuigen of deskundigen worden gehoord, allerlei onderzoekshandelingen worden verricht, zoals telefoontaps, verzin het allemaal maar. Als een verdachte gewoon zegt: “Ja klopt, ik heb het gedaan.” Beloon de verdachte dan ook. Dat scheelt al een hele hoop, ook richting nabestaanden, denk ik, die vinden vaak een bekentenis ontzettend belangrijk. Dan moet je iemand ook min of meer stimuleren om zo’n bekentenis af te leggen. Wat dat betreft zie ik daar nog te weinig verschil in, terwijl het de laatste tijd wel zo is, dat iemand die ontkent of zich op zijn zwijgrecht beroept, waar heel veel bewijs tegen is, wel hoger wordt gestraft. Dat is wel een trend van de laatste jaren, moet ik zeggen.”

Heeft daar de politiek ook veel invloed op, op de verharding van het strafklimaat?

“Ja, absoluut en dat is natuurlijk ook geen goede ontwikkeling. Het hele strafklimaat is verhard, maar houdt ook geen of te weinig rekening met de verdachten. De verdachten zijn ook mensen en als het een onbekende is, dan ben je al heel snel geneigd om te roepen, “Ja, opsluiten”, maar stel, het is je buurman, of je broer, of je bent het zelf en er kan sprake zijn van een samenloop van omstandigheden waardoor zo’n iemand tot een daad is gekomen en die geeft ook aan alles te willen doen om herhaling te voorkomen, en spijt te hebben. Daar wordt te weinig rekening mee gehouden, het zijn alleen maar hoge straffen en dat helpt geen donder.”

Er is vanuit uw beroepsgroep heel veel kritiek op Sander Dekker, de staatssecretaris. Hoe denkt u over die kritiek?

“Met name als het gaat om hogere straffen, ben ik het niet met hem eens. De verharding van het strafklimaat, daar ben ik juist een tegenstander van, de alternatieven hebben we net ook al besproken. Als je het hebt over de gefinancierde rechtsbijstand, dan mag hij zich daar best wel eens wat meer in verdiepen. Want er zijn best veel advocaten die heel veel werk doen voor heel weinig geld. Niet iedereen, dus in bepaald opzicht heeft hij wel een punt, maar door de bank genomen denkt hij daar ook te makkelijk over en gaat hij er maar van uit dat wat de overheid doet altijd het beste is, zowel voor verdachten als voor de advocaten zelf, als richting overheid. Daar is niet goed over nagedacht, in mijn optiek.”

Heeft u wel eens een gerechtelijke dwaling in uw praktijk meegemaakt die u kunt delen? U heeft natuurlijk geheimhoudingsplicht.

“Nee, wel veroordelingen waar ik het niet mee eens ben en die nogal gezocht zijn. Je hebt al heel snel wettig bewijsmateriaal, maar als het gaat om overtuiging, dan zijn er heel veel, soms ook hele kleine zaakjes, waarvan ik denk: het is maar zeer de vraag of het zo is gegaan als de officier van justitie doet voorkomen en waar de rechter in mee gaat. De aandacht gaat natuurlijk altijd naar de grote zaken, maar ook de gewone man, die kan soms toch ongevraagd met het strafrecht in aanraking komen en dan moet de rechter een oordeel vellen en dat is dan een oordeel waarvan je zegt  “Nou zo zou het wel eens gegaan kunnen zijn.” Met name bij die kleinere zaakjes, bijvoorbeeld vechtpartijen waarbij sprake is van zelfverdediging, wordt de schuld ingevuld. Dat is subjectief, er is een slachtoffer en er is een verdachte, maar het kan soms net zo goed andersom zijn. Wie begon, wie sloeg het eerste, hoe bang was de ander, wat maakte dat de ander zich ging verdedigen, zich misschien proportioneel ging verdedigen, waardoor iemand anders zwaar gewond raakte, of misschien wel het leven verliest. Die zaken, daar heb ik wel een groot aantal uitspraken meegemaakt, waar ik het absoluut niet mee eens ben.”

In het buitenland worden schijnbaar veel meer herzieningsverzoeken ingediend dan hier. Hoe denkt u over herzieningsverzoeken?

“Herziening moet echt gaan over feiten die op het moment dat de zaak werd beoordeeld nog niet bekend waren. Die lat ligt heel hoog. Er zijn wel mensen die zeggen: “Ik ben onterecht veroordeeld, mijn zaak moet opnieuw”, maar zo werkt het niet, ik moet echt met nieuwe feiten komen. Het is eigenlijk zelden het geval, dat een zaak om die reden herzien wordt. Dat neemt niet weg dat er genoeg mensen zijn, die zeggen onterecht veroordeeld te zijn. Maar het wettig bewijs, dat is er al snel. Er is wel een commissie die zaken waarbij sprake is van gerede twijfel nog eens tegen het licht houdt. Peter van Koppen houdt zich daar onder andere mee bezig, , maar die weet het ook niet altijd zeker. Het gaat om zaken waar het om subjectief bewijs draait, daar kan iedereen van alles van vinden. Bijvoorbeeld in de Deventer moordzaak, de helft van Nederland denkt dat hij het wel gedaan heeft en de andere helft denkt van niet. Onomstotelijk kun je het niet vaststellen, maar als je op een bepaalde manier het bewijs tegen het licht houdt, kun je tot een veroordeling komen. Kijk je er op een ander manier naar, dan kom je tot een vrijspraak, dat is inherent aan de rechtspraak zoals wij die kennen.”

Heeft u zelf wel eens een herzieningsverzoek ingediend?

“Ja, maar weinig, dat is echt op een hand te tellen.”

Vanaf maart is er veel veranderd bij iedereen in Nederland, hebben de coronamaatregelen veel effect gehad op uw praktijk?

“Nee, in het begin waren de rechtbanken dicht en vonden er geen zittingen plaats. In het strafrecht kun je in de regel een zaak pas afrekenen als er een einduitspraak ligt, dus dat betekent dat je inkomsten even naar beneden gaan. Maar het heeft ook wel weer zijn voordelen, je hoeft niet meer voor ieder wissewasje naar een politiebureau om bij een verhoor te zitten. Heel simpele zaken kunnen ook telefonisch en dat scheelt toch veel reistijd, veel wachttijd en wat dies meer zij. Het is wat het is en daar moet je, denk ik, ook wel weer de voordelen van zien in plaats van je alleen te focussen op de nadelen.”

Is de situatie van gedetineerden ook achteruit gegaan tijdens de coronaperiode?

“Ja, absoluut, die mochten soms geen bezoek ontvangen. Die zaten ook in een soort quarantaine. Voor gedetineerden was het zeker geen pretje, integendeel zelfs.”

Hoe denkt u over anonieme advocaten?

“Ja, laat ik het zo zeggen, er zijn natuurlijk heel veel anonieme advocaten, in de zin van onbekende advocaten. Ik snap het wel, als je nu advocaten ziet die kroongetuigen bijstaan, wat dat kost qua beveiliging en wat voor impact het ook op die advocaten zelf heeft om beveiligd te worden, dan is opereren vanuit de anonimiteit denk ik een stuk prettiger. Met natuurlijk wel het risico dat op enig moment je identiteit toch naar buiten komt en dan heb je de poppen aan het dansen.”

In een zaak zei de verdachte per ongeluk al de naam van de advocaat, dus de inzittenden in de zaal wisten al wel wie de anonieme advocaat is, een aantal vakgenoten wist het ook, alleen was het nog niet uitgelekt, maar dat kan maar zo gebeuren als het nog een keer voorkomt en iemand is boos bijvoorbeeld.

“Ja, precies, dus anonimiteit is een subjectief begrip.”

Wat was voor u de spraakmakendste zaak om te verdedigen?

“Dat zijn er eigenlijk best veel, is dat dan een vrijspraak bij een moordzaak, nee.”

Heeft u ook een zaak die u kunt delen die heel veel indruk op u heeft gemaakt?

“De Zeister brandmoord, zoals die zaak wordt genoemd, daarin was een mevrouw met een Afghaanse achtergrond, die op het punt stond te gaan trouwen, met benzine overgoten en in brand gestoken. Daar is een andere mevrouw met een Afghaanse achtergrond voor aangehouden en die is er ook voor veroordeeld, alles wees er ook op dat zij het gedaan had. Maar zowel de impact op de nabestaanden, ook van de zinloosheid hiervan, als ook het niet beseffen van de verdachte wat voor impact dat kon hebben en ook op haarzelf niet, dat maakte indruk. Ze heeft uiteindelijk ook een tbs opgelegd gekregen omdat ze kennelijk geen enkel idee had van wat ze heeft gedaan en waarom. Dat een mens eigenlijk zo van zichzelf kan geraken, in staat is tot dingen waar je met je gezonde verstand niet bij kan. Dat was ook zo’n zaak waarvan ik zeg: zo’n iemand moet je niet zomaar weer de straat op sturen, die heeft zelf ook een hele traumatische ervaring te verwerken.”

Heeft u nog een boodschap voor de lezers?

Oordeel niet te snel!

 

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Copyright 2020-2021 © actueelnieuws.org

logo

Tip de redactie!

Actueelnieuws.org werkt graag met jou samen aan mooie interviews en prikkelende artikelen. Heb je een tip of idee? Meld deze dan bij onze redactie.