Kunt u voor onze lezers iets over uw achtergrond vertellen?
“Van oorsprong ben ik jurist, vanuit die achtergrond ben ik een jaar of 20 geleden in de journalistiek terechtgekomen. De laatste 15 jaar ben ik algemeen secretaris van de NVJ, ik geef leiding aan een werkorganisatie van ongeveer 40 mensen, advocaten, onderhandelaars, de uitgeverij Villamedia uiteraard, de opleidingstak en de uitgifte van perskaarten. Deze beroepsvereniging is een vakbond, die de belangen van professionals in de journalistiek behartigt, door onder andere op te komen voor goede journalistiek én goede werkomstandigheden en arbeidsvoorwaarden, maar ook voor een vrije pers in Nederland.”
Hoeveel journalisten zijn er ongeveer lid van jullie vereniging?
“We hebben achtduizend leden, die je ongeveer kunt opdelen in vierduizend freelancers en vierduizend mensen die op redacties in dienst werken, van mensen die camera- en fotowerk doen, tot mensen die werken bij omroepen, kranten en tijdschriften.”
Is het aantal freelancers met de jaren toegenomen?
“Wat je ziet is dat voorheen misschien een derde van onze ledengroep freelancer was en dat is echt bijna verdubbeld naar de helft.”
Is dat een positieve ontwikkeling? Of heeft die ontwikkeling ook te maken met het feit dat het voor opdrachtgevers gunstiger is om met freelancers te werken dan met journalisten in vaste dienst?
“Ik vrees dat laatste. Er is absoluut, zeker in de afgelopen 15 tot 20 jaar, een enorme beweging geweest, waarin vaste redacties zijn uitgekleed en er meer freelance werk omheen is ontstaan, wat aantoonbaar voor uitgevers tot 50% goedkoper is dan het werk dat in loondienst wordt verricht. En in dat opzicht is die groei van het aantal freelancers natuurlijk geen positieve ontwikkeling. Op zichzelf past freelance werk wel echt bij de journalistiek, maar helaas zien we dus dat voor een deel van die journalisten het geen positieve keuze is, maar eigenlijk een soort noodzaak. Ik moet wel zeggen dat de laatste 1,5 jaar de markt voor vast werk weer fors aan het aantrekken is, dat je veel vacatures voor redactiewerk of verslaggeverswerk ziet op villamedia.”
Er zijn steeds meer betaalmuren op internet, steeds meer gaat digitaal met betrekking tot het nieuws. Heeft deze digitalisering invloed gehad op de werkzaamheden van uw vereniging?
“Jazeker, ik denk dat de journalistiek tot 2000 heel traditioneel verdeeld was in radio, televisie en tijdschriften en dagbladen en dat daarin de positie van de journalistiek ook heel stabiel was. Zij waren de brenger van informatie, hadden daar ook min of meer het alleenrecht op en het daarbij behorende verdienmodel zat redelijk solide in elkaar. Na 2000 werd alles meer digitaal en zijn er een aantal ontwikkelingen geweest die het vak en de sector behoorlijk op zijn kop hebben gezet. Het monopolie op nieuws is eigenlijk verdwenen, iedereen is opeens journalist geworden. Dat manifesteert zich in de beeldjournalistiek, met fotografen die concurrentie hebben gekregen van iedereen met een telefoon, maar het geldt natuurlijk ook voor de gepubliceerde journalisten, dat iedereen die op social media actief is een eigen publiek kan opbouwen en daarvoor geen drukkerijen nodig heeft, of zware investeringen hoeft te doen. Het publiek is ook veel meer gaan terugpraten, vroeger had je ook wel de ingezonden brieven in de krant, maar er is veel meer een situatie ontstaan waarin de journalist zich actiever moet verantwoorden, er meer vragen worden gesteld. Daarnaast is het vak persoonlijker geworden, de journalist heeft meer dan voorheen een gezicht gekregen. Tegenwoordig is elke journalist zijn eigen zendkanaal geworden, is vindbaar en zichtbaar. Dat zijn allerlei zaken die het vak en ook de manier waarop je het moet beoefenen hebben veranderd. En dan is er ook nog het element omgaan met techniek bij gekomen, dat betekent dat goed kunnen schrijven, of goed foto’s kunnen maken niet meer genoeg is. Je moet in ieder geval ook weten wat vervolgens de mogelijkheden zijn om aan je verhaal ruchtbaarheid te geven, om wat te kunnen verdienen. Als vereniging moeten we onze leden, de journalistiek in Nederland, in deze ontwikkelingen meenemen.”
De laatste jaren is de veiligheid van journalisten geregeld in het geding. Dat was eerder misschien ook zo, maar het is nu meer zichtbaar in de media. Wat zou volgens u de beste aanpak zijn om de veiligheid van journalisten te verbeteren?
“Ik denk dat dit absoluut hét issue is dat de afgelopen 3, 4 jaar heel manifest is geworden binnen het beroep. Het is natuurlijk altijd zo geweest dat je als journalist vaak bewust spannende situaties opzoekt, of dat nou probleemwijken zijn, demonstraties, rellen, of oorlogssituaties in het buitenland. Dat is dus niet nieuw, maar wat wel echt nieuw is, is dat er in Nederland en ook internationaal een situatie is ontstaan, waarin de journalist niet zozeer als buitenstaander, verslaggever, of waarnemer wordt beschouwd, maar als een soort doelwit. Dat is natuurlijk een hele alarmerende situatie, want dat betekent dat een situatie niet alleen potentieel risicovol is door de omstandigheden die de journalist wil beschrijven, maar dat hij ook echt als een soort speler wordt gezien die niet te vertrouwen is en die aangevallen zou kunnen worden. Daardoor wordt het als journalist moeilijker om goed je werk te kunnen doen. Een aantal jaar geleden hebben wij, met de hoofdredacties aan de ene kant en de Officier van Justitie en politie en justitie aan de andere kant, het initiatief genomen voor PersVeilig. Dat initiatief heeft een aantal goede zaken opgeleverd, onder andere opleidingstrajecten voor redacties en verslaggevers, maar juist ook voor freelancers, fotografen en leidinggevenden om echt iedereen er bewust van te maken dat dit een probleem is wat speelt. De spanning zal er altijd blijven, maar we kunnen wel zo goed mogelijk de beroepsgroep voorbereiden op mogelijke situaties en hulpmiddelen geven om die situaties het hoofd te bieden. Daarnaast zorgen we dat als er aangiftes gedaan worden, dat die prioriteit krijgen, en dat er dubbele strafeisen zijn in gevallen waarin iemand een journalist aanvalt, omdat je dan eigenlijk ook een publieke waarde aanvalt. Wat daarnaast natuurlijk ook heel belangrijk is, is het monitoren, onderzoek doen naar de oorzaken, in kaart brengen van incidenten en die ook goed opvolgen, om te kijken of de beloftes die door politie en justitie gedaan zijn, ook waar worden gemaakt.”
Heeft u er vertrouwen in dat de positie van journalisten rondom hun veiligheid hierdoor gaat verbeteren?
“We zien helaas dat de eerste stappen die we met PersVeilig hebben gezet nog niet direct hebben geleid tot een verbetering van het klimaat rondom veiligheid. Parallel aan onze inspanningen is de coronacrisis ontstaan en juist die heeft voor een verdere verslechtering van dat klimaat gezorgd. Ik denk tegelijkertijd wel dat de journalistiek zich door dit initiatief heel duidelijk gesteund voelt en wel de verslaggeving rondom demonstraties en kwetsbare wijken blijft doen. En dat is natuurlijk uiteindelijk het belangrijkste doel. Dat zie je ook in de misdaadjournalistiek, waar John van den Heuvel een goed voorbeeld is. Hij en veel collega’s met hem, die zeker geïntimideerd en bedreigd worden, zeggen tegelijkertijd toch, ik laat me niet intimideren, ik ga gewoon door met mijn werk als misdaadjournalist. Dat zie ik als een succes, omdat het betekent dat we met elkaar omstandigheden creëren, hoe vervelend die ook zijn – 24 uurs bewaking is natuurlijk verschrikkelijk -dat de journalisten wel hun werk blijven doen en het publiek blijven informeren.”
Zijn er ook wel eens journalisten die zwichten voor die dreiging? Ik kan me voorstellen dat het voor hen soms lastig is om sommige onderwerpen te behandelen als ze weten dat hun veiligheid niet goed is georganiseerd.
“Ik denk dat je zeker zou kunnen constateren dat er journalisten zijn die bepaalde situaties uit de weg gaan, dat is ook gebleken uit onderzoek. En dat vind ik triest om te constateren. Ik denk dat we er met elkaar voor moeten knokken om te zorgen dat het zo min mogelijk gebeurt.”
Op social media worden regelmatig mensen beticht van het verspreiden van desinformatie. De afgelopen twee jaar rondom de coronasituatie was er zelfs wel eens sprake van dat door de kanalen zelf informatie verwijderd werd. Hoe kijkt u aan tegen de aanpak van desinformatie?
“Dat is een ontzettend complex onderwerp, omdat het natuurlijk heel moeilijk is om te benoemen welke informatie feitelijk juist en onjuist is. Waar wij vanuit gaan, is dat het beoordelen van wat desinformatie is een zware verantwoordelijkheid is die je weg moet houden bij de overheid. Dat zou een ongezonde situatie opleveren. Er ligt volgens ons wel een hele duidelijke verantwoordelijkheid bij de sociale mediakanalen die niet weg kunnen komen met het verhaal dat ze alleen een soort technisch doorgeefluik zijn van allerhande informatie en dat het publiek uiteindelijk maar moet besluiten wat ze daarmee doen. Die kanalen hebben met hun algoritmes en het feit dat ze informatie beschikbaar maken voor een groot publiek een veel zwaardere verantwoordelijkheid dan tot nu toe wordt erkend. Dat is ook het grote verschil met de journalistiek, een journalistieke titel of een journalist staan automatisch in voor de kwaliteit en betrouwbaarheid van de informatie. Ik denk dat we naar een situatie toe zouden moeten waarin diezelfde verantwoordelijkheid ook wordt genomen door dit soort sociale mediakanalen. Want het is nu vaak zo dat er wel wordt gezegd, als u last heeft van deze boodschap, dan moet u dat maar aan ons vertellen, dan halen we het eraf, maar daar zou een reguliere journalistieke titel qua verantwoordelijkheid niet mee wegkomen. Je ziet de afgelopen periode bijvoorbeeld met de bestorming van het Capitool en de onrust rondom corona tot wat voor gevolgen dat soort onverantwoordelijkheid kan leiden.”
Heeft uw vereniging ook een verantwoordelijkheid in de situatie rondom desinformatie?
“Als vereniging worden we zeker ook met dit vraagstuk geconfronteerd. Als journalisten willen we juist waken voor desinformatie en uitgaan van de feiten. Dat doen we natuurlijk door het uitgeven van de perskaart, maar misschien moeten we nog duidelijker maken dat informatie die door journalisten, onze leden, wordt gegeven, van professionals afkomstig is, dat die gecheckt en gedubbelcheckt is? Tot nu toe hebben we altijd gezegd dat het meer de verantwoordelijkheid van titels waar journalisten voor werken is, dan van een vereniging als de NVJ, om die betrouwbaarheid te bewaken, maar doordat we naar buiten toe verantwoording willen afleggen over het vak, zien we absoluut een rol voor de vereniging zelf. Dat is een hele complexe rol en het is wel iets wat inderdaad op dit moment in beweging is. We zijn bijvoorbeeld aan het bekijken of er een digitale perskaart moet komen, of we sociale mediakanalen kunnen helpen door ze van een soort keurmerk te voorzien als er journalisten op actief zijn, waardoor het publiek beter kan inschatten wat de kwaliteit van de informatie is.”
Eén reactie
Let op : nù de huizenprijzen flink zijn gestegen is dit reden bij enkele politieke partijen en economen ( Bas Jacobs) om deze stenen “ overwaarde” te gaan afromen, b.v. door het huur/woningforfait van het EigenHuis te gaan verhogen en zelfs boven een WOZ- waarde van omstreeks 1.1/1.2 miljoen fors te verhogen. Daarnaast denkt men er aan om het EigenHuis zelfs naar box 3 te verhuizen. Beide ideeën/ voorstellen leiden tot aanzienlijk verhoogde belasting aanslagen voor de droom van iedere Nederlander (70%) een EigenHuis te hebben, een consumptie goed, dat vrij van Rijksbelasting zou dienen te zijn. Het ligt daarom voor de hand de hypotheek rente op den duur niet langer aftrekbaar te maken, waarmede het woning forfait ook afgeschaft kan worden, het EigenHuis defiscaliseren dus! Voor de senioren ( 65+) is juist het EigenHuis bij verkoop de appel voor de dorst indien men kleiner wil gaan wonen, in een verzorgingstehuis terecht komt, pensioen onvoldoende blijkt te zijn en niet in armoede te vervallen om nog financieel te kunnen nagenieten, zonder financieel kaal geplukt te worden. Trouwens ook voor de jongere generatie zouden deze mogelijke plannen een ramp zijn!