Interview met strafrechtadvocaat Job Knoester

Job Knoester

‘We moeten het goede van deze coronamaatregelen ook implementeren in de tijd na corona’ 

In onze serie interviews met interessante en bijzondere mensen is het vandaag de beurt aan Job Knoester. Na de studie Rechten in Leiden begon hij op 1 januari 1996 aan zijn loopbaan als advocaat. Bijna twintig jaar lang werkte hij bij Nolet Advocaten, tot hij op 1 oktober 2015 samen met strafrechtadvocate Yvonne van der Hut een eigen tbs- en strafrechtkantoor oprichtte: Knoester Van der Hut Alberts & Korteling Advocaten (KVAK) Advocaten. 

Knoester houdt zich, zoals de specialisatie van zijn kantoor al doet vermoeden, vooral bezig met strafrecht en tbs. Hij is lid van de vereniging voor Nederlandse Strafrechtadvocaten, de NVSA. Naast zijn specialisatie is hij deskundige op het gebied van tbs en Cold Case zaken. In die zaken komt hij op voor de belangen van veroordeelden, verdachten, nabestaanden van slachtoffers en familieleden van mensen die onder verdachte omstandigheden zijn verdwenen. 

In 2013 en 2014 had Knoester een aandeel in de Taskforce TBS, een instituut dat als opdracht had om het vertrouwen van rechters en advocaten in de tbs-maatregelen te herstellen. Hij is een van de oprichters van de Vereniging voor TBS Advocaten en tevens de eerste voorzitter van die vereniging. Sinds 2015 is hij lid van het College van het NRGD (Nederlands Register Gerechtelijke Deskundigen) en sinds 2018 maakt hij deel uit van de externe reviewcommissie van het Pieter Baan Centrum. Hij heeft stukken geschreven voor het vakblad “Nieuwsbrief Strafrecht” en geeft regelmatig lezingen en gastcolleges over het strafrecht en tbs. 

Knoester heeft veel bekende zaken op zijn naam staan. In 2007 zorgde hij ervoor dat de vader die verdacht werd van de Scheveningse dakmoord werd vrijgesproken. Hij verleende bijstand aan een groep ouders die hun kinderen verloren bij een busramp in Sierre in 2012 en verdedigt momenteel Malek F., die verantwoordelijk wordt gehouden voor een steekpartij in 2018. Tevens staat hij samen met Serge Weening in hoger beroep voor de zaak waarin Thijs H veroordeeld is voor moord. Wij spraken hem over het tbs-systeem, thuiswerken en spreekrecht voor slachtoffers. 

Kunt u iets vertellen over uw carrière als advocaat? 

“Ik twijfelde eigenlijk tussen advocaat en journalist. Beiden vind ik een prachtig beroep en ze hebben een gemene deler: je bent bij allebei eigenlijk een soort waakhond van de samenleving. Voor mij is het de advocatuur geworden omdat ik geïnspireerd werd door Ybo Buruma, een van mijn docenten in Leiden. Tegenwoordig is hij raadsheer bij de Hoge Raad. Ik ben na mijn studie toevallig terechtgekomen bij het vorige advocatenkantoor waar ik werkte. Daar ben ik 1996 begonnen. 

Ik ben me meteen gaan specialiseren in strafrecht en ontdekte al heel snel dat ik het beste ben als ik iets doe wat ik ook echt leuk vind. Ik wilde graag mensen verdedigen die ervan verdacht werden iets te hebben gedaan vanuit emotie of een stoornis, waardoor ik in 1997 al met tbs in aanraking kwam. Onder mijn leiding is dat op dat kantoor heel groot geworden. Ook op het kantoor waar ik nu werk, dat ik vijf jaar geleden samen met Yvonne van der Hut ben begonnen, verdedigen we mensen die

mogelijk met tbs te maken hebben en mensen die al tbs opgelegd hebben gekregen. In die laatste categorie is mijn kantoor actief bij bijna twintig procent van alle mensen in Nederland in tbs zitten. We zien heel veel. 

In de bijna vijfentwintig jaar die ik nu actief ben binnen de advocatuur, heb ik ook altijd uitdagingen eromheen nodig gehad. Lesgeven, onder andere op de School voor Journalistiek, maar ook binnen de advocatuur en het OM. Ik ben in 2017 met een groep advocaten begonnen aan de oprichting van een vereniging voor tbs-advocaten. Sinds de oprichting ben ik daar de voorzitter van. Ook ben ik sinds 2015 lid van het NRGD, van het College dat dat register bestuurt. De kerntaak is het inschrijven van mensen die voldoende kwaliteit hebben in een register voor gerechtelijke deskundigen. De rechter onderkent – als het goed is – de deskundigheid van de mensen die in dat register ingeschreven staan.“ 

In maart is er natuurlijk veel veranderd in de wereld. Wat is het effect van de coronamaatregelen op uw praktijk? 

“Nu is het weer een verschil met toen. In maart ging alles dicht. Alleen de zittingen die echt door moesten gaan, omdat mensen bijvoorbeeld vastzaten met termijnen of omdat er beslist moest worden over een tbs-verlenging, gingen wel eens op een bijzondere manier door. Ik heb op alle manieren zittingen gedaan in die tijd, in maart/april. Dat wil zeggen: via video, met vallen en opstaan. Het ging niet altijd gestroomlijnd, maar iedereen deed wel echt z’n best. Ik heb zittingen telefonisch gedaan als dat verantwoord was. Soms kon het niet anders. Ik heb zelfs zittingen die normaal op de rechtbank plaats moeten vinden puur schriftelijk gedaan. 

Wat mij is opgevallen, is dat de effectiviteit van zittingen op die manier groter is dan ik had verwacht. Ik had het idee dat de rechter in zaken die schriftelijk of telefonisch moesten zich heel goed realiseerde wat de beperking was voor de advocaat en de verdachte. Daardoor waren ze extra alert op wat er aan onze kant gezegd werd. Ik heb dus eigenlijk vooral goede ervaring op dat gebied. 

Ik heb echter ook wel slechte ervaringen, doordat ik vind dat er vanuit de rechterlijke macht en het OM onvoldoende rekening wordt gehouden met de advocatuur bij het maken van plannen over hoe het verder zou moeten gaan. Hoe er verbeteringen zouden moeten plaatsvinden. Uiteindelijk komt dat wel redelijk goed, maar daar moet de advocatuur wel erg hard z’n best voor doen. Bijvoorbeeld het plan – dat nu ook in de praktijk wordt uitgevoerd – om vroeg in de ochtend of laat in de avond zittingen te draaien. Daar is de advocatuur onvoldoende bij betrokken. Van advocaten wordt eigenlijk wel verwacht dat we daaraan meedoen, maar anders dan leden van het OM krijgen we daar geen extra vergoedingen voor. Dat is gewoon raar, zeker als je weet dat het in de sociale advocatuur financieel al best wel zwaar is. 

Gemengde gevoelens dus. Nu draait het allemaal weer wat beter. Ik heb nog steeds af en toe een zitting die via Skype gaat, bijvoorbeeld wanneer ik een pro-forma zitting heb ik Groningen. Mijn

kantoor zit in Den Haag. Het kan voor mij dan prettig zijn om een korte zitting even via Skype te doen. Ook hele korte zittingen die alleen maar over voorlopige hechtenis gaan, kunnen via Skype gehouden worden. Sommige besprekingen met cliënten, die overal door het land verspreid zitten, gaan nu via Skype. Na corona wil ik zoveel mogelijk fysiek doen. Fysieke aanwezigheid bij het bezoeken van cliënten, fysieke aanwezigheid op zittingen. Ik vind echter dat we het goede van deze coronamaatregelen ook moeten implementeren in de tijd na corona. Skype of video moet soms ook een kans zijn. Ik ben niet alleen maar negatief over wat er ontstaat.” 

U ziet in thuiswerken dus eigenlijk ook een nieuw kans. 

“Ja, zeker. Ik vind het wel minder leuk allemaal. Vandaag ben jij mijn enige videoafspraak, maar van de week heb ik een hele dag alleen maar van dat soort afspraken gehad en dat is eigenlijk veel vermoeiender dan ergens fysiek naartoe gaan. Ik vind het ook in de rechtbanken minder gezellig. Het klinkt misschien raar, je komt er niet voor de gezelligheid zou je zeggen, maar als je hard werkt moet het ook een beetje sjeu hebben. Dat is nu gewoon niet meer zo. Mensen lopen om elkaar heen met mondkapjes op, er zijn minder mensen aanwezig. Persvrijheid is in het geding, dat vind ik echt een probleem. Het maakt het er voor de advocatuur niet leuker op.” 

Nee, precies. Is de situatie van gedetineerden ook erg verslechterd door deze crisis? 

“Ja. Het contact van gedetineerden met hun omgeving – familie en vrienden – is veel moeilijker. Naarmate alles weer oploopt [de besmettingen], is het ook moeilijker om je cliënten als advocaat te bezoeken. Gevangenismedewerkers doen erg hun best om dat te stroomlijnen, maar eerlijk gezegd: ik heb nu al meerdere Skypeafspraken met gevangenissen en tbs-klinieken achter de rug en het gaat bijna nooit goed. Je moet altijd, net zoals wij dat net voorafgaand aan het interview moesten, heel erg je best doen om het tot stand te laten komen. De mensen in de gevangenissen en tbs-klinieken hebben minder bewegingsvrijheid, zitten heel vaak in quarantaine met de hele afdeling. Dat betekent dat ze niet naar dagbesteding kunnen, niet naar werk of een opleiding, niet naar een cursus of behandelmodules. Daardoor gaan de tbs-maatregelen voor hen langer duren. De detentie heeft minder ruimte om mensen te laten reïntegrerenVoor gedetineerden is vastzitten nu erg zwaar.” 

Ik ben nu een stuk wijzer geworden over uw gedachtegoed met betrekking tot de coronacrisis. Daarom wil ik het over een andere boeg gooien: wat zou u graag anders willen binnen het rechtssysteem? Als u Minister van Justitie zou zijn? 

“Toen ik in 1996 als advocaat begon, wat ik erg trots op ons rechtssysteem. Ik ben nu eigenlijk veel minder trots dan toen. We hebben een goed rechtssysteem als je het vergelijkt met sommige andere landen, maar dat wil niet zeggen dat het echt goed is. Ik vind dat veel dingen beter kunnen. Drie dingen zou ik willen zeggen.

In de eerste plaats vind ik dat ons strafproces te veel economisch is ingericht. Alles is op de proceseconomie gericht. Daarmee bedoel ik dat er geoordeeld wordt op basis van papier. Dat is eigenlijk de hoofdregel. Een moordzaak kan er in een halve dag doorheen zijn gedraaid. Een voordeel van de manier waarop dat in Amerika gaat, met de juryrechtspraak – al zeg ik niet dat ze daar een ideaal systeem hebben – is dat al het bewijsmateriaal wordt gepresenteerd tijdens de zitting. Dat is volgens mij veel beter dan wat wij nu doen, afgaan op processen verbaal van de politie. Ja, je kunt soms getuigen horen en je kunt soms aanvullend onderzoek doen, maar het staat niet in verhouding tot een grondig onderzoek op de zitting. Dat is echt een mankement. In België hadden ze een systeem wat ze nu weer wat hebben teruggedraaid. Het is wat minder dan vroeger, maar voor zware zaken hebben ze daar de assisen. Ik denk dat dat een goed begin zou zijn voor de wat zwaardere gevallen. Dan heb ik het niet alleen maar over levensdelicten, maar echt op zitting het bewijs presenteren. Dat zou de kwaliteit mijns inziens ten goede komen. Daar heb je geen juryrechtspraak voor nodig, dat zou ook met professionals kunnen. 

Het tweede punt, wat een gevolg is van ons systeem: de Officier van Justitie is de leider van het opsporingsonderzoek en stelt tevens het dossier samen. Die doet dus heel veel onderzoek, zeker in complexe zaken zoals de zaken die ik vaak behandel. Hij of zij heeft heel veel tijd voor onderzoek gehad, met de politie en met allemaal professionals om zich heen, voordat de advocaat in beeld komt. Als het om een cold case gaat, duurt het heel lang voordat een advocaat in beeld komt. Soms met een verdachte erbij. Als advocaat sta je altijd op achterstand. Ook als er wel een advocaat aanwezig is, doet justitie verder onderzoek in de eerste maanden, terwijl een verdachte vast zit. 

Als dat onderzoek dan klaar is, hebben ze een dossier gepresenteerd en daarna gaan we pas naar de rechtbank. Dan mag je als advocaat onderzoekswensen formuleren, bijvoorbeeld dat je getuigen of een second opinion wil. Ik vind dat daar veel te weinig ruimte wordt geboden aan de verdediging. Advocaten moeten naar verhouding veel meer hun best doen om een second opinion te krijgen. De Officier van Justitie krijgt dat het altijd gewoon voor elkaar als ze een rapportage wil. Wij moeten het met heel veel moeite aan de rechter of aan de Officier van Justitie vragen. Daarbij krijgen we in mijn ogen ook te vaak nul op het rekest. Ik zeg niet dat we altijd maar gelijk moeten krijgen – er moet een soort drempel zijn -, maar nu is het te ingewikkeld voor de verdediging om zelf ook onderzoek te laten verrichten. Dat brengt echt onrechtvaardigheid in het systeem. Het heeft ook met kosten te maken: ik heb zelf heel veel zaken waar ik deskundigen voor inschakel, maar dat komt omdat de familie van mijn cliënt daar dan geld voor heeft. Andere cliënten, die niet zo’n familie hebben, kunnen dat niet doen en hebben daardoor een slechtere verdediging. Dat is een soort klassenjustitie. 

Een derde punt is het tbs-stelsel. Het maakt ons land veiliger, dat weten we. Mensen die uit tbs komen vallen drie tot vier keer minder in herhaling bij ernstige delicten. Het tbs-stelsel is een goed systeem, maar het moet nog verder worden verbeterd. Daar zou ik graag lang over willen spreken met de minister.”

Duidelijk. Wat zou u graag anders willen zien aan het tbs-systeem? 

“Heel veel eigenlijk. Het is een goed systeem als je naar de cijfers kijkt. Ik doe dit al bijna vijfentwintig jaar en ik zie dat bijna al mijn cliënten er goed uit komen. Het werkt. Er zijn echter een aantal grote problemen. Op dit moment is het personeelstekort een groot probleem, waardoor er stroperigheid optreedt. Een ander probleem is doorstroom in de tbs-klinieken: de mensen die er zitten moeten op een gegeven moment naar een andere setting met minder beveiligingsniveau, daar heb je gradaties voor. Er zijn echter te weinig vervolgplekken. Dat zou beter moeten worden georganiseerd, zodat er minder ophoping en opstopping ontstaat. We zien nu al weer heel veel wachtlijsten ontstaan. 

Een groot probleem in tbs is dat als de behandelaar en de kliniek vinden dat iemand in de kliniek toe is aan verlof, wat met stapjes gaat, er telkens toestemming aan de minister moet worden gevraagd. Die is politiek verantwoordelijk. Wat er dan gebeurt als er een incident plaatsvindt – dat het mis gaat, dat is zo, maar dat zijn wel incidenten -, is dat er een debat in de Tweede Kamer komt. Afgelopen jaren hebben we gezien dat daarop wetgeving volgt. Daar zijn net twee rapporten over verschenen. Het is echter heel onverstandig om op incidenten wetgeving aan te passen. Meestal betekent dat een aanscherping, een strengere aanpak. Dat werkt niet altijd positief, soms zelf contra-positief. Mijn conclusie is dat je de beslissing over verlof – en overigens ook over de longstay – niet meer over moet laten aan de minister, maar aan een onafhankelijk college van rechters en gedragsdeskundigen, met psychiaters en psychologen erin. 

De rechter die over verlenging van tbs gaat, kan nu maar een paar dingen beslissen. Verlenging met één of twee jaar, dwangverpleging voorwaardelijk beëindigen en uiteindelijk de tbs beëindigen. Ik vind dat die rechter zich ook moet kunnen bemoeien met de inhoud van die behandeling. Als een tbs-gestelde met zijn advocaat op gemotiveerde wijze weet aan te geven waar de problemen zitten, krijgen ze dan een mogelijkheid om daarover te klagen. Dat kan nu niet: je kunt niet je beklag doen bij de verlengingsrechter, wat een stuk onrechtvaardigheid en frustratie voor tbs-gestelden geeft. Dat zijn een paar belangrijke punten.” 

Oké. Hoe denkt u over het spreekrecht voor slachtoffers? 

“Daar sta ik een beetje dubbel in. Aan de ene kant vind ik dat het spreekrecht voor slachtoffers moet worden uitgebreid. Het slachtoffer mag nu ook iets zeggen over het bewijs, terwijl dat vroeger niet mocht. Vroeger mochten slachtoffers alleen iets zeggen over de gevolgen van het delict. Ik zou zeggen: geef ze een gelijkwaardige positie aan die van de verdediging, maar doe dat anders dan nu. Maak er een tweefasenproces van, waarbij het slachtoffer in de eerste fase alleen een stem heeft via een deskundige advocaat. In de tweede fase zou ik het slachtoffer dan laten spreken over wat het feit met hem of haar heeft gedaan, wat de gevolgen zijn en wat er moet gebeuren met schadevergoeding. Zo maak je het slachtoffer net als in Duitsland een Nebenkläger, dus een aparte partij naast het OM.

In Nederland zien we dat de emoties soms erg hoog oplopen. Dat is begrijpelijk omdat er nabestaanden zitten, maar er zit ook een verdachte die glashard ontkent. Die emoties worden dan alleen maar harder tegen elkaar. Dat vind ik niet goed. Ik vind dat het verplicht moet worden dat slachtoffers in de rechtszaal met een advocaat zijn en die advocaat laten spreken, want soms gaan de slachtoffers eigenlijk wel over de schreef. Het kunnen beledigingen of bedreigingen zijn, maar ook gooien met een stoel. Daar moeten we van af. 

Verder mag een slachtoffer nu tot het allerlaatste moment een schadevergoeding indienen, eigenlijk tot het moment waarop de Officier van Justitie op de zitting gaat spreken. Jaren geleden kon je een schadevergoeding indienen van maximaal 1500 gulden, maar nu kan dat tot tienduizenden euro’s of zelfs tonnen. Dan moet je als verdediging alle tijd hebben om je daarop voor te bereiden. Vandaag heb ik zeven vorderingen gekregen in een zaak die over tien dagen dient. De voorbereidingstijd daarvoor is nu al te kort. Ik vind dat de wetgever daar een norm aan moet stellen.” 

Interessant. Ik wil graag weer een kleine sprong maken: kunt u iets vertellen over de rechterlijke dwalingen die u heeft meegemaakt? 

“Ik ga niet zeggen dat zaken waarin ik als advocaat heb opgetreden en die tot een veroordeling hebben geleid rechterlijke dwalingen zijn, omdat ik vind dat ik me toch moet conformeren aan het oordeel van de rechter. Ook als ik het er niet mee eens ben. Ik kan wel zeggen: op dit moment ben ik bezig met een poging om een zaak te herzien, de zaak van de Playstationmoorden in Dordrecht. De stelling van mijn cliënt is dat hij niet wist van het plan om mensen om het leven te brengen. Het staat vast dat mijn cliënt al weg was op het moment dat er werd geschoten, dat heeft de rechter ook vastgesteld. De rechter zei alleen dat mijn cliënt van tevoren van het plan wist. Dat betwist mijn cliënt. Als hij gelijk heeft, vind ik dat mijn cliënt wel veroordeeld had moeten worden voor drie berovingen, maar niet voor drie moorden. Dat maakt nogal een verschil. Of dat een dwaling is, moet wat mij betreft nog blijken. We hebben de zaak nu aan een commissie voor afgesloten strafzaken voorgelegd. 

Verder ben ik in 2005 een jongen gaan bijstaan die in 2000 was veroordeeld voor moord, voor een liquidatie in Eindhoven. Mijn cliënt heeft mij ontmoet terwijl hij in tbs zat. Hij was minderjarig toen hij werd veroordeeld, maar werd als een volwassene berecht. Hij ontkende zijn delict en daardoor dreigde hij op de longstay terecht te komen. Hij was er heel hardnekkig in. We zijn toen begonnen aan een herzieningsonderzoek, waarbij we dna op kogelhulzen vonden dat niet van mijn cliënt afkomstig was. Terwijl we met die zaak bezig waren, kwam de zaak van Nicole van den Hurk echter in beeld. Toen bleek de jongen die ik bijstond getuige te zijn in die zaak en heb ik afscheid van die zaak moeten nemen. Of die zaak een dwaling is, moet ook nog blijken. 

Ik heb wel samen – naar men zegt – met andere procespartijen een dwaling voorkomen, namelijk in de zaak De Geus. In 2001 was in Gouda een meisje verkracht en vermoord. Mijn cliënt werd daarvoor vervolgd, omdat hij bekende dat het sperma dat op het lichaam was aangetroffen van hem

was. Dat bleek na een dna-test echter niet te kloppen. Toch zei justitie dat hij de dader was en dat er twee daders moeten zijn geweest. Uiteindelijk is mijn cliënt vrijgesproken bij de rechtbank en het gerechtshof en in stand gelaten bij de Hoge Raad. Zes jaar later is de daadwerkelijke dader veroordeeld. Daar is wel een dwaling voorkomen denk ik.” 

Dan nog iets heel anders: hoe denkt u over anonieme advocaten, zoals bij de zaak Marengo? Volgens mij is dat iets nieuws. 

“Ik weet niet of je daar een zwart-wit antwoord op kunt geven. De zaak Marengo is natuurlijk ook een hele bijzondere zaak. Daar komt dan nog eens bij dat er een jaar terug een moord is gepleegd op de advocaat van een kroongetuige. Die zaak loopt nog, maar als dat daarmee te maken heeftHet maakt de zaak allemaal heel bijzonder. In die constellatie kan ik me in elk geval de wens van advocaten voorstellen om anoniem te blijven. Ik geloof daar overigens niet in: ik denk dat het altijd wel boven komt. Als door anonimiteit van een advocaat de positie van een van de procespartijen – bijvoorbeeld van de verdachte – een probleem wordt, dan is het ontoelaatbaar. Ik kan me dat bezwaar nu alleen niet zo goed voorstellen. Ik weet dat Inez Weski dat toen wel heeft gezegd, maar ik zie zo gauw geen onoverkomelijk probleem. Het blijft lastig om een klinkklaar antwoord op deze vraag te geven.” 

Wat vindt u van het Nederlandse strafklimaat? 

“Nederlanders denken vaak dat we een soft strafklimaat hebben, maar dat is echt onzin. Wij bevinden ons als Nederland in de top drie van Europa als het gaat om strenge straffen. Om een voorbeeld te geven: wij sluiten net zo makkelijk kinderen op als Turkije. Minderjarige verdachten. Het Nederlandse strafklimaat is streng en wordt alleen maar strenger. Dat komt door de nieuwe wetgeving, waarmee bijvoorbeeld de vervroegde vrijstelling wordt beperkt tot maximaal twee jaar. Dat is niet stoer, dat is gevaarlijk voor de samenleving. Daardoor wordt de reïntegratie van gedetineerden problematischer, met meer risico op nieuwe ernstige delicten tot gevolg. Ik denk dat dat iets is wat straks te danken is aan dit kabinet.” 

Heeft u nog een boodschap voor de lezers van dit interview? 

“Het is goed om een mening te hebben over alles wat mensen raakt, dus ook over het strafrecht en het strafsysteem. Oordeel echter niet te snel vanuit de losse pols, als je op de bank zit en op social media kijkt. Verdiep je eerst een beetje in wat erachter zit voordat je een mening hebt en die ventileert.”

Eén reactie

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Copyright 2020-2021 © actueelnieuws.org

logo

Tip de redactie!

Actueelnieuws.org werkt graag met jou samen aan mooie interviews en prikkelende artikelen. Heb je een tip of idee? Meld deze dan bij onze redactie.