Interview met Sjanneke de Crom

“Overal zit een verhaal achter en dingen zijn niet altijd zoals ze lijken.”

Mr. Sjanneke de Crom, onder andere bekend van grote zaken als de strafzaak tegen Donny M. en al jarenlang de advocaat van Frenkie P., studeerde rechten aan de Universiteit van Maastricht, een deel van haar studie deed zij in Londen. Sinds 2013 werkt zij bij Weening Strafrechtadvocaten. Sjanneke de Crom is als strafrechtadvocaat gespecialiseerd in artikel 13b Opiumwet bezwaarschriftprocedures en komt op voor de belangen en rechten van levenslanggestraften in Nederland. In 2017 werd zij verkozen tot aanstormend strafrecht talent van Limburg door ‘De Beste Advocaat van Nederland‘. Actueel Nieuws vroeg haar onder andere naar de beweegredenen voor haar keuze voor het strafrecht en haar kijk op ontwikkelingen in het vak.

Kunt u om het interview te starten iets vertellen over uw dag vandaag?

“Ik heb vandaag een gesprek gehad met mijn toekomstige advocaat-stagiaire. Ik word patroon. Dat betekent dat je een advocaat-stagiaire de komende jaren gaat begeleiden en opleiden. We hadden een begingesprek waarin we de verwachtingen naar elkaar hebben uitgesproken, de werkwijzen hebben besproken en hebben besproken hoe we het gaan aanpakken samen. Daarna zijn we binnen kantoor verhuisd naar een gezamenlijke kamer.”

U bent al een aantal jaren advocaat. Bent u vaker patroon van een student?

“Dit is de eerste keer. Om patroon te mogen zijn, moet je zelf 7 jaar advocaat zijn. Inmiddels ben ik dat 8 ½ jaar en werk ik bijna 10 jaar op dit kantoor, maar dit wordt de eerste stagiaire die ik ga begeleiden. Toen degene begon als advocaat die hierna de jongste stagiair is, voldeed ik nog niet aan de vereisten om patroon te mogen zijn, daar kon ik de patroon dus niet van zijn. Nu hebben wij iemand die wij heel goed vinden en die wij graag als advocaat willen laten beëdigen, en het klikt ook tussen ons. Dus ik mag haar gaan begeleiden.”

Wat zijn eigenschappen die volgens u maken dat iemand potentie heeft om advocaat te worden?

“Allereerst moet iemand juridisch sterk zijn. Wij laten iemand altijd eerst een vrij lange periode juridisch medewerker bij ons zijn, zodat wij kunnen zien wat voor kwaliteit diegene aflevert. Als juridisch medewerker schrijf je pleitnota’s en bereid je zaken voor, aan de hand daarvan kunnen we iemands juridische kwaliteit inschatten. Het is heel lastig om dat op basis van een assessment of een casus in een sollicitatieprocedure te bepalen. Dat doen we wel als we iemand aannemen als juridisch medewerker, want je moet natuurlijk ergens beginnen.

Sociale vaardigheden zijn ook belangrijk in de advocatuur. Je moet stressbestendig zijn en met je cliënt om tafel kunnen zitten. Wij spreken niet met de lieverdjes van de klas, wij staan criminelen bij en die mensen moet je mondig kunnen coachen, maar ook soms de les kunnen lezen. Soms moet je ook met de vuist op tafel kunnen slaan en daar moet je wel het type persoon voor zijn, dat kan niet iedereen.”

We hebben allemaal wel een beeld van het werk van een advocaat vanuit wat we er in documentaires en series over zien, maar moet ik dat met de vuist op tafel slaan letterlijk nemen?

“In dit geval is dat figuurlijk, hoewel ik misschien ook wel ooit letterlijk met de vuist op tafel geslagen zal hebben. Wat ik daarmee bedoel zit hem eigenlijk meestal in het bespreken van het dossier met een cliënt. Ik ben niet hun moeder, ik ben hun advocaat en ik heb een redelijk professionele afstand van mijn cliënten. Als iemand, terwijl deze persoon duidelijk wist wat bepaalde voorwaarden waren, toch ervoor kiest om ze te schenden, dan kom je weer opnieuw bij mij terecht en dan help ik je opnieuw. Daar wind ik me niet over op. Maar ik zorg altijd dat ik het dossier van A tot Z en terug ken voordat ik een gesprek met mijn cliënt aanga over de inhoud van de zaak. Wat ik dan soms wel moet doen – juist om mijn cliënt zo goed mogelijk te kunnen helpen – is met de vuist op tafel slaan als ik een verhaal krijg opgedist waarvan ik aan de hand van de feiten uit het dossier weet dat het klinkklare onzin is. Dan zeg ik soms ook dingen als ‘denk je dat ik achterlijk ben’, of ‘denk je dat de rechter dit gaat geloven’ of ‘geloof je het zelf’. Ik wil namelijk dat de cliënt mij eerst maar eens gewoon de waarheid gaat vertellen en dan kijken we daarna verder wat vervolgens de strategie in de zaak moet zijn. Als bij wijze van spreken op camerabeelden is te zien dat iemand een strafbaar feit pleegt en hij tegenover mij volhoudt het niet gedaan te hebben, dan komen we natuurlijk nergens en maak je jezelf belachelijk bij zo’n rechter. Het gevolg daarvan is ook dat de rechter zo iemand minder gunstig gezind zal zijn om een goede straf op te leggen, dus dan is het soms wel nodig dat je je cliënt even wakker schudt. En dat kan, dat moet soms, in harde taal.”

En om even terug te komen op die sociale vaardigheden, mensenkennis is ook belangrijk. Ik denk dat je dat in de loop der jaren opbouwt, maar het moet ook een beetje in je zitten.”

In uw vak moet je denk ik ook veel slechtnieuwsgesprekken voeren. Niet alle cliënten kunnen immers vrijgesproken worden?

“Zeker niet, ongeveer 90% van de zaken die worden aangebracht eindigen in een veroordeling. Als je als advocaat dus alleen vrijspraak als een succesverhaal ziet, heb je weinig succesverhalen. Je bespreekt een dossier met je cliënt en dan willen ze vaak weten wat je ervan denkt, wat ze kunnen verwachten qua straf. Soms moet ik ze daarin teleurstellen, maar soms maak je mensen ook blij, die hadden veel erger in hun hoofd en dan kan ik ze vertellen dat ze rekening mogen houden met een taakstraf. Dat gebeurt ook.”

Doet u ook piketzaken?

“Iedereen bij ons op kantoor doet ook piketzaken, gewoon omdat wij het belangrijk vinden dat het recht laagdrempelig blijft. Ik vind het heel belangrijk om ook mensen die geen eigen advocaat hebben te helpen, want dat zijn vaak de mensen die nooit met het strafrecht in aanraking zijn geweest. Ook niet altijd, er zijn ook mensen met een strafblad die in de piketdienst bij mij uitkomen, omdat ze geen voorkeur hebben opgegeven voor een advocaat. Maar meestal zijn het de mensen die juist eenmalig met strafrecht in aanraking komen en helemaal niet weten wat ze te wachten staat. En ik vind het belangrijk dat die mensen geholpen worden door een gespecialiseerde strafrechtadvocaat.”

Toen u aan uw studie rechtsgeleerdheid begon, wist u toen al dat u zich in strafrecht wilde specialiseren, of is dat later pas gekomen?

“Dat gebeurde al redelijk snel. Ik meen me te herinneren dat ik in mijn eerste jaar, bij ‘Inleiding in het strafrecht’ eigenlijk meteen gegrepen werd door fascinatie voor het strafrecht. Ik wist op de middelbare school al dat ik advocaat wilde worden, maar ik wist toen nog niet zeker of ik strafrecht wilde doen. Tijdens mijn bachelor ben ik me bij keuzevakken en bij het schrijven van mijn bachelorscriptie al meteen op het strafrecht gaan richten. Want het is wel zo handig – op het moment dat je weet dat je het strafrecht in wil – om daar dan al in een vroeg stadium zoveel mogelijk je pijlen op te richten.”

Waarom was u zo gegrepen door het strafrecht?

“Met name natuurlijk absoluut om op te komen voor de underdog. Er moeten mensen zijn – en het liefst goede mensen – die dat grondig doen en die politie en justitie controleren. Daar sta ik echt voor. Daarmee hebben wij als advocaten een belangrijke taak. Een niet altijd even dankbare taak, maar het is mooi om daarin iets te bereiken. Maar daarnaast vind ik de spanning en de dynamiek in het strafrecht ook heel mooi. Je doet echt iets wat ertoe doet. Ik ben niet jarenlang aan het procederen om uiteindelijk in een schikking te eindigen, waarbij ik niet eens in de zittingszaal heb gestaan. Wat in andere rechtsgebieden toch vaker wel zo is.

‘When the shit hits the fan’ ben jij daar. Als mensen net aangehouden zijn en in alle beperkingen zitten, wat inhoudt dat zij met niemand anders mogen communiceren dan met hun advocaat, ben jij de enige met wie ze mogen praten. Je moet belangrijke beslissingen nemen op belangrijke momenten. Het gaat echt om leven en dood, om liefde, verdriet, angst, verslavingen. De problemen van de maatschappij komen allemaal samen met het strafrecht. En dat maakt het ontzettend leuk om in te werken. Ik ben advocaat in hart en nieren en ik zie mezelf ook niets anders doen.”

Soms maken vakgenoten van u de overstap naar een functie als officier van justitie of rechter. Ben u daar wel eens verbaasd over, of is dat in uw ogen een normale carrièrestap?

“Er zijn een aantal kantoorgenoten officier van justitie geworden en recentelijk ook eentje rechter. En ik snap dat heel goed, want op een gegeven moment, als je genoeg hebt van de advocatuur, zijn er in dezelfde keten hele mooie andere functies. Het is een mooi vak met meerdere rollen binnen de zittingszaal. Ik kan me voorstellen, als je bijvoorbeeld tientallen jaren advocaat bent geweest, dat je dan op een gegeven moment toe bent aan iets nieuws. Niet alles wat wij doen is natuurlijk even leuk. Sommige mensen krijgen veel energie van piketten op zaterdagochtend om 7 uur, maar als je op een gegeven moment een gezin krijgt of wat ouder wordt, dan kan ik me ook best voorstellen dat je dat aspect van je vak niet zo leuk meer vind en kiest voor een functie die in de avond en weekenden wat minder van je vraagt.”

U werkt sinds 2013 bij Weening strafrechtadvocaten, hoe bent u bij dit kantoor terechtgekomen?

“Ik wilde tijdens mijn studie stage lopen omdat ik denk dat dat de manier is om erachter te komen hoe de strafrechtadvocatuur in de praktijk werkt. Je kunt daar een beeld van hebben als student, maar dan is het heel moeilijk om te bepalen of dat beeld klopt, daar kom je maar op een manier achter en dat is stage lopen. En dat is ook meteen de goede manier om ergens binnen te komen. Ik ben dus gaan solliciteren, onder andere bij Weening Strafrechtadvocaten en ook nog bij een ander kantoor. Ik werd bij beide aangenomen als student-stagiaire en zou eigenlijk twee stages achter elkaar gaan doen, maar ik mocht bij mijn eerste stage blijven als juridisch medewerker, dat was Weening. Toen had ik daar dus een voet tussen de deur, want het was toen en is nu nog steeds, heel moeilijk om ergens binnen te komen. Mij werd letterlijk tijdens een sollicitatiegesprek gevraagd wat ik kwam doen. Min of meer om me uit de tent te lokken werd gevraagd “Waarom denk je dat jij het wél gaat maken?” Het klikte, ik mocht blijven en ik ben niet meer weggegaan.”

Moest u tijdens dat gesprek ook vragen beantwoorden over wat u zou doen in een bepaalde situatie, of was het een redelijk algemeen gesprek?

“Ik denk dat Serge (Weening, red.), die toen mijn patroon werd, vooral bezig was met te bekijken of het klikte. Ik doe nu de sollicitaties samen met hem, zowel van student-stagiaires, als ook van juridisch medewerkers. Dat vind ik heel leuk om te doen. Ik bereid altijd vragen voor aan de hand van het cv en de sollicitatiebrief en de motivatie, maar het gaat er in eerste gesprekken vooral om te bekijken of het klikt, of we iets in iemand zien en of wij denken dat iemand geschikt zou zijn voor het vak en bij ons kantoor zou kunnen passen. De rest moet je later als iemand aan het werk is allemaal ervaren. We hebben wel een paar standaardvragen om een beetje beeld te vormen van hoe iemand in elkaar steekt, maar we hebben niet een heel uitgewerkt sollicitatieplan.”

Kunt u voorbeelden geven van vragen die u wel eens heeft gesteld?

“We hebben meerdere gespreksrondes. Een vraag die we eigenlijk altijd wel stellen in het eerste gesprek om te kijken hoe iemand erop reageert, is de vraag: “Je hebt de keus tussen 2 casussen: de eerste is een juridisch verweer, helemaal door jou gevonden, bedacht, uitgewerkt, waar je een nacht lang aan hebt doorgewerkt en dat uiteindelijk leidt tot een niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie. De tweede casus is een moordzaak, de eis is 20 jaar en je cliënt wordt vrijgesproken. Wat zou je liever willen?’ In de eerste casus betekent de niet-ontvankelijkheid dat die zaak in principe de prullenbak in gaat als het Openbaar Ministerie er niet voor kiest om opnieuw te dagvaarden. Voor een jurist is dat natuurlijk een van de hoogst haalbare dingen, op het moment dat je iets juridisch hebt gevonden wat anderen niet gezien hebben en waar jij dan als het ware mee scoort. Er is bij deze vraag geen goed of fout, maar het antwoord dat iemand kiest, zegt wel iets over hoe je als jurist, als mens, als toekomstig advocaat in elkaar zit. De tweede gespreksronde is daarna een juridische toets en dan komt er nog een derde ronde.”

Hoe zou u zelf die vraag beantwoorden?

“Ik zou kiezen voor de tweede casus. Het gaat mij namelijk om de cliënt. Ik vind het allerbelangrijkste in mijn vak dat ik mijn cliënten zo goed mogelijk help en dat kan op allerlei verschillende manieren. Soms kan dat ook juist iets zijn waar mijn cliënt anders over denkt. Dat hij of zij in eerste instantie denkt, ik wil het anders, en dat ik dan iemand moet overtuigen van het feit dat mijn optie beter voor hem is. Het kan soms ook bekennen zijn en gaan voor behandeling, omdat ik oprecht van mening ben dat dat sommige cliënten verder kan helpen. Maar voor een cliënt is vrijspraak natuurlijk ultiem. Op het moment dat je 20 jaar tegen je geëist krijgt, ziet een cliënt zijn hele leven in elkaar storten, want 20 jaar zitten is lang. Als ik dan met wat ik in mijn verweren naar voren heb gebracht uiteindelijk de rechtbank kan overtuigen tot een vrijspraak, dan vind ik, dat ik voor mijn cliënt het hoogst haalbare heb bereikt. En dat zal mij, denk ik, meer energie geven dan een juridisch goed verweer. De eerste casus streelt je ego, dan heb jij iets geniaals ontdekt wat een ander niet ziet en daarvoor heb je gestudeerd. Dan voel je je slim, maar voor je cliënt heb je niet per se iets bereikt, het is meer voor jezelf. Ik ben meer op mijn cliënten gericht. Ik ga voor mijn cliënten door het vuur en ben heel betrokken bij mijn zaken. Dat vind ik belangrijk.”

Kunt u iets vertellen over de professionele afstand qua contact met de cliënt?

“Ik vind het belangrijk om mijn cliënten te laten voelen dat ik er voor ze ben, dat als ze een strafrechtelijk probleem hebben ik voor ze klaar sta. Voor spoed- of noodgevallen bellen mijn cliënten mij ook echt wel ‘s avonds of in het weekend, maar dan zeg ik er altijd duidelijk bij als het geen spoed is, dan gewoon maandagochtend. Soms vervagen die grenzen op het moment dat cliënten je ‘s avonds gaan appen. Op zichzelf vind ik dat niet heel problematisch, tenzij het echt de spuigaten uitloopt. Ze moeten mij niet als een vriendin gaan zien, want dat ben ik niet, ik ben hun advocaat. Ik vertel ook eigenlijk niets over mijn privéleven aan mijn cliënten. We hebben het over de zaak en over de problemen die de cliënt heeft.”

Sommige advocaten bezoeken hun lang gestrafte cliënten af en toe in de gevangenis. Heeft u nog wel eens contact met de cliënt als de zaak erop zit?

“In principe heb ik niet vaak contact meer met cliënten die afgestraft zijn en verder niets meer van mij nodig hebben, maar ik doe ook wel penitentiaire rechtelijke zaken. Op die manier heb je met mensen die lang vast blijven zitten toch wel regelmatig contact, al is het maar dat ze af en toe advies over iets willen of een beklagzaak hebben. Uitzonderingen misschien daargelaten ga ik niet op bezoek bij mensen wiens zaak af is gedaan. Dat zou dan namelijk toch neerkomen op een vriendschappelijke band en ik zie de band met mijn cliënten niet als zodanig.”

Op dit moment bent u betrokken bij de zaak van Donny M. Heeft u toen bekend werd dat u die zaak ging doen berichten gekregen van voor u onbekende mensen die er een mening over hadden?

“Dat is in deze zaak inderdaad – vooral in het begin – best heftig geweest. Tot een bepaalde hoogte begrijp ik echt de emotie van de mensen in het land, er is een negenjarig jongetje overleden en dat is verschrikkelijk. Dat vind ik net zo erg als ieder ander, maar dat staat voor mij compleet los van het vak dat ik uitoefen. Deze verdachte heeft gewoon recht op de beste verdediging, en ik ben advocaat en ga voor hem door het vuur net als voor ieder ander. Er zijn alleen helaas veel mensen in het land die dat niet begrijpen en die de noodzaak voelen om zich te richten tegen mij als advocaat. Misschien zijn ze zo geëmotioneerd of geraakt door wat ze zien op het nieuws dat ze denken er iets mee te moeten en Donny M. kunnen ze niet aanvallen want die zit vast. Maar soms vergeten mensen dat ik ook gewoon een mens ben en dat ik die berichten lees. Die mensen moeten gewoon begrijpen dat ik niets meer en niets minder dan mijn werk doe. Ik vereenzelvig me niet met de daden van mijn cliënten. En ik denk dat het heel belangrijk werk is wat ik doe, ook voor deze verdachte. Uiteindelijk moet er een proces zijn, met alle respect voor alle mensen, vooral ook de nabestaanden, waarin zo’n zaak wordt afgewikkeld, zodat er een vonnis komt. Maar zo’n vonnis is pas wat waard als er een eerlijk proces is geweest en ik als advocaat waarborg mede dat eerlijke proces, samen met de rechtbank en de officier en iedereen die daarbij betrokken is. Ik hoop eigenlijk nog steeds ergens – maar ik weet dat het ijdele hoop is – dat er een dag komt dat iedereen in Nederland dat begrijpt en zich daarbij neerlegt en niet mij en mijn vakgenoten bestookt met telefoontjes en dreigberichten. Mijn contactgegevens staan namelijk op de website omdat dit belangrijk is voor de bereikbaarheid, maar dat heeft dus zeker ook nadelen.”

Veel advocaten hebben een mening over het slachtofferspreekrecht. Hoe gaat u als advocaat van de verdachte om met de wederpartij en hun advocaat of advocaten?

“Over het algemeen goed. Gemoedelijk, wil ik bijna zeggen. Iedereen heeft zijn rol binnen het proces en ik heb respect voor ieders rol. Mijn cliënt kan heel veel ruzie maken met een aangever of aangeefster in een zaak of andersom, waardoor de verhoudingen op spanning staan, maar dat wil niet zeggen dat ik als advocaat vervolgens ook een gespannen verstandhouding moet hebben met de advocaat van die aangever of aangeefster. We zijn allemaal professioneel genoeg, tenminste de meeste mensen wel, om dat ook professioneel aan te vliegen. Daar waar het kan probeer ik soms ook een brug te slaan. Ik heb bijvoorbeeld ooit een keer een liquidatiezaak in Enschede gedaan, waarbij mijn cliënte ervan verdacht werd dat zij iets te maken had met het om het leven brengen van het slachtoffer. Voorafgaand aan de inhoudelijke behandeling heb ik de handen geschud van de nabestaanden om ze sterkte te wensen. Als ik het idee heb dat het niet kan en dat er heel veel wrok verdriet en boosheid zit, ook richting mij, dan doe ik dat niet. Dan snap ik dat dat verdriet veel belangrijker is dan dat ik die mensen hun handen wil schudden. Maar ik wil die mensen ook mijn medeleven betuigen en sterkte wensen, want zo’n strafzaak is voor slachtoffers en nabestaanden heel zwaar. Daar heb ik begrip voor. In die zaak werd gezegd, netjes dat u dat doet, en toen kwam er ook uit, wij verwijten uw cliënte niets. Uiteindelijk werd die cliënte ook vrijgesproken. Zo kun je soms mensen ook een soort van dichter bij elkaar brengen. Als die ruimte er is, dan zie ik niet in waarom ik dat niet zou kunnen doen. Het is niet de gemakkelijkste route die ik dan neem, want het vraagt wel wat. Ook mediation, eigenlijk een gesprek voorafgaand aan de zitting tussen cliënt en aangever, kan soms heel goed werken. In verkeerszaken zie je dat ook wel, dat mensen kunnen uitspreken wat voor impact het op hun leven heeft gehad en dat mijn cliënt excuses kan maken. Het kan al heel veel schelen qua emotie en lading die dan in zo’n strafzaak zit.

Als advocaten onderling zijn wij over het algemeen wel oké met elkaar. Ik vind het heel goed dat er slachtofferadvocaten zijn die zich daar ook in specialiseren en aangevers bijstaan. Ik doe dat zelf niet, bewust niet. Ik vind dat ik als het ware een kant moet kiezen. Je kunt niet de ene week een aangever bijstaan en de week daarop een verdachte. Dat zijn misschien mensen die ruzie met elkaar hebben, want de wereld is klein in sommige milieus.”

Soms zie je in zaken wel eens dat nabestaanden heftige dingen tegen de verdachte zeggen en dat de slachtofferadvocaat kritiek krijgt dat hij dat laat gebeuren. Wat vindt u van dat soort emotionele uitbarstingen tijdens zittingen?

“Ik vind het lastig om te zien als nabestaanden of slachtoffers tekeer gaan tegen mijn cliënt. Met name ook omdat mijn cliënt nog niet veroordeeld is. Je zit in het strafproces waar het vonnis nog gewezen moet worden en de schuldvraag nog niet beantwoord is, en dan gaat er iemand tegenover mijn cliënt zitten en zegt, jij bent een monster, je hebt ons leven kapotgemaakt. Dat is eigenlijk een heel groot nadeel aan ons strafproces. Of een slachtofferadvocaat daar echt iets aan kan doen, dat weet ik niet, maar ik zie het gebeuren en het stoort mij ook. Maar dat is niet zozeer de schuld van die nabestaanden of van die slachtofferadvocaten, tenzij die het hebben aangewakkerd. Ik denk dat het systeem zoals we dat hebben op dat gebied niet goed is.”

Heeft u een aanbeveling qua systeem?

“Je zou eigenlijk naar een gesplist systeem toe moeten waarbij eerst de schuldvraag wordt beantwoord door de rechtbank, dan is iemand eigenlijk pas veroordeeld. Daarna zou dan gelegenheid moeten komen voor de slachtoffers om hun spreekrecht uit te mogen oefenen. Het is natuurlijk voor een rechter ook lastig, denk ik, ze moeten onafhankelijk blijven en proberen zonder emotie naar een zaak te kijken, maar doe dat maar eens op het moment dat jij net zo’n emotioneel betoog hebt aangehoord. In het eerste deel van zo’n proces zouden dan de feiten moeten worden behandeld, wordt gekeken naar de schuldvraag en of tot een bewezenverklaring en een kwalificatie kan worden gekomen. Ik denk dat je daarin dan ook de vraag mee moet nemen of de verdachte strafbaar is. Vraag één is namelijk altijd kan het feit bewezen worden en vraag twee is, is het feit strafbaar. Vraag 3 is vervolgens, is de verdachte strafbaar. Als je op deze manier de eerste 3 vragen zou loskoppelen van de laatste vraag – welke straf moet er worden opgelegd – kun je een tweede deel van de zaak inplannen voor het gedeelte met de slachtoffers, nabestaanden, vorderingen, benadeelde partij en de strafbepaling. Dat zou in mijn ogen beter werken.”

Toezicht op advocaten is naar aanleiding van de zaak Marengo ook veel in het nieuws geweest, u bent geen advocaat in die zaak, maar ik ben wel benieuwd hoe u daartegen aankijkt?

“Aan de ene kant vind ik het uiteraard heel belangrijk dat een cliënt en een advocaat zonder dat er wordt meegekeken, vertrouwelijk kunnen communiceren met elkaar. Als ze continu het gevoel hebben te worden afgeluisterd, dan gaan cliënten mij niet de waarheid vertellen en dat is wel nodig en belangrijk voor het vak dat wij uitoefenen. Dat vind ik een groot goed en ik vind eigenlijk ook dat ervan uitgaande dat er geen rotte appels in onze beroepsgroep zitten, dat je dat vertrouwen aan advocaten moet kunnen geven. Helaas zitten er echter in iedere vakgroep mensen die niet zo integer hun vak uitoefenen en die spoor je misschien alleen maar op, op het moment dat je dat toezicht verscherpt. Daar zit een spanningsveld.”

Soms worden mensen tot dingen gedwongen of onder zware druk gezet. Een advocaat moet natuurlijk weerbaar zijn, maar is ook maar een mens en er kunnen zich situaties voordoen waarin een advocaat door een cliënt onder druk wordt gezet. Maakt u zich in dat kader zorgen over de rechten van de advocaat?

“Ik vind dat een lastige vraag. Als ik over de zaak van Inez Weski nadenk, dan heeft iedereen daar een bepaald beeld bij, maar we weten eigenlijk helemaal niet wat daar gebeurd is. Er wordt al heel snel naar aanleiding van die zaak breed in de media uitgemeten dat wij gevaar lopen als beroepsgroep. Het zou kunnen dat we een kwetsbare groep zijn, maar ik vind het ook lastig om dan maar op basis daarvan te zeggen dat er meer toezicht moet komen. Nogmaals, ik vind in de kern dat wij vertrouwen moeten krijgen, maar op het moment dat we niet veilig zijn, moeten we aan de bel kunnen trekken. Wij hebben op kantoor recentelijk een bijzonder interessante weerbaarheidstraining gevolgd van Sanne Schuurman – die ik overigens ieder advocatenkantoor hartelijk kan aanbevelen. Ik denk dat het daar meer in ligt. Wees je bewust van bepaalde risico’s en zorg dat je niet in de positie komt dat je gechanteerd of bedreigd kunt worden. Het is natuurlijk een utopie om te denken dat je alles kunt voorkomen, maar ik denk dat daar meer winst te behalen is dan met strenger toezicht. Ik weet ook niet zo goed hoe je dat zou moeten inrichten. Moet je dan gaan tappen om te controleren wat er allemaal gezegd wordt over de lijn? Dat zou de kern raken van onze vertrouwelijkheid met onze cliënten, dus dat is niet te doen omdat we daardoor ons werk niet meer kunnen doen en dat zou de rechtsstaat schaden. De oplossing ligt in mijn ogen dus in ieder geval niet in het inperken van de rechten van een advocaat. ”

Dan mijn laatste vraag, heeft u nog een boodschap voor de lezers van het interview?

“Ik denk dat mijn belangrijkste boodschap voor lezers is: Denk na voordat je iets op internet zet of een mening hebt over een verdachte, want iedereen kan morgen verdachte zijn. Overal zit een verhaal achter en dingen zijn niet altijd zoals ze lijken. Een mening is snel gevormd, probeer daarom altijd eerst even goed na te denken. Let op wat je ermee bereikt, want dat is niet altijd terecht.”

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Copyright 2020-2021 © actueelnieuws.org

logo

Tip de redactie!

Actueelnieuws.org werkt graag met jou samen aan mooie interviews en prikkelende artikelen. Heb je een tip of idee? Meld deze dan bij onze redactie.