Interview met Serge Weening
“ Het gaat mij niet om wat u heeft gedaan, maar of het bewezen kan worden. ”
Vandaag in onze serie interviews met interessante mensen spreken we Serge Weening. Na het succesvol afronden van zijn studie in 2003, begon hij zijn carrière bij mr. Max Moszkowicz sr. Daar leerde hij de fijne kneepjes van het vak. Jarenlang deed hij ervaring op in een divers aantal strafzaken, waarna hij in 2010 zijn kennis verbreedde door het volgen van de specialisatieopleiding strafrecht.
Mr. Weening is als strafrechtadvocaat betrokken geweest bij veel grote strafzaken door heel Nederland. Hij heeft ervaring met het verdedigen van verdachten in moordzaken en heeft expertise op het gebied van terrorisme. Zijn kantoor heeft diverse terugkerende Syriëgangers bijgestaan. Tevens heeft hij affiniteit met vastgoed- en ondernemingsstrafrecht. Regelmatig heeft hij opgetreden voor ondernemers in fraudezaken en ambtenaren die verdacht werden van corruptie. Omdat hij veel waarde hecht aan juridische diepgang, volgde hij in 2018 de Leergang Financieel en Economisch Strafrecht aan de Vrije Universiteit te Amsterdam.
Ondertussen werd hij eigenaar van een advocatenkantoor, dat zich uitsluitend bezighoudt met strafzaken. Momenteel maken 9 advocaten deel uit van het in strafrecht gespecialiseerde advocatenkantoor Weening Strafrechtadvocaten. Om de beste juridische diepgang te kunnen leveren, bestaat het team uit specialisten op verschillende strafrechtelijke expertises. Daarnaast staan de kenmerken kennis, gedrevenheid en passie bij het kantoor hoog in het vaandel.
In dit interview spreekt Mr. Weening over zijn vakgebied, de coronacrisis en de invloed daarvan op zijn werk, over zaken die hij heeft verdedigd en zijn kijk tegen relevante ontwikkelingen in het vakgebied.
U houdt zich ook bezig met terrorisme zaken. Hoe bent u daarin terecht gekomen?
“We hadden ooit een cliënt die ervan werd verdacht dat hij met terroristische plannen wilde afreizen naar Syrië. Destijds was dat de eerste Syriëganger die ooit terecht had gestaan en er werd ook meteen een nieuw artikel gebruikt uit het Wetboek van Strafrecht. Als kantoor hebben we veel tijd gestoken in de voorbereiding van die zaak. De rechtbank volgde ons verweer. De volgende verdachten die werden aangehouden, omdat zij van plan waren om naar Syrië uit te reizen, kwamen zo bij ons terecht. Sindsdien hebben wij veel terrorismeverdachten bijgestaan. Ook mensen die ervan verdacht werden dat ze een aanslag in Nederland wilden plegen.”
Heeft de coronacrisis uw werk beïnvloed?
“Tijdens de eerste golf waren de rechtbanken dicht en gingen alleen noodzakelijke zittingen door. Toen hadden we het even wat minder druk. Ondertussen is de rechtbank zo uitgerust dat de zittingen weer doorgaan. Natuurlijk merken we wel beperkingen door de coronamaatregelen. Bijvoorbeeld in dat we geen handen meer schudden en tijdens bezoeken achter glas zitten. Er is minder direct contact mogelijk.”
U verdedigt de zaak van Thijs H. Hoe kijkt u daar tegen aan?
“We zijn in hoger beroep gegaan tegen het vonnis van de rechtbank Maastricht. Het Pieter Baan Centrum heeft na uitgebreid en zorgvuldig onderzoek namelijk geconcludeerd dat Thijs H. volledig handelde onder invloed van een ernstige psychose. Thijs was daarom volledig ontoerekeningsvatbaar. Het vonnis van de rechtbank doet geen recht aan de omstandigheden waaronder Thijs tot zijn handelingen kwam. Ik heb er vertrouwen in dat de rechter dat in hoger beroep wel zal doen.”
Het Openbaar Ministerie vindt dat u bepaalde instructies heeft gegeven. Wat vindt u daarvan?
“Interessant, want dat heeft het Openbaar Ministerie niet gezegd, maar dat heeft het OM gesuggereerd. De media – en dat neem ik ze niet kwalijk want zo gaat dat eenmaal – heeft geïnterpreteerd alsof er daadwerkelijk sprake is van instructies. Ik wil benadrukken dat ik mijn cliënt geen instructies heb gegeven.”
Heeft u wel eens een gerechtelijke dwaling meegemaakt in uw praktijk?
“Ik kan hier niet te veel over loslaten. Waar het op neerkomt is dat een medeverdachte van mijn cliënt een zeer lange gevangenisstraf heeft gekregen terwijl ik door mijn cliënt weet dat die medeverdachte onschuldig was.”
Hoe denkt u over gefinancierde rechtsbijstand?
“De politiek moet naar mijn mening eens goed kijken naar het systeem waarin advocaten werken. De buitenwereld denkt dat advocaten heel veel geld verdienen, maar dat is absoluut niet het geval. Dat blijkt onder meer uit een door de minister ingestelde commissie. Die heeft vastgesteld dat er veel geld bij moet komen, anders krijgt de samenleving geen goede rechtsbijstand meer. Dat leidt tot meer rechtelijke dwalingen en dat willen wij niet met z’n allen.”
Heeft u nog andere passies die u met ons wil delen?
“Ik hou veel van sporten en om daarin mijn grenzen op te zoeken. Als jongetje van ongeveer één jaar of vijf ben ik begonnen met judo. Dat heb ik een aantal jaar gedaan en sindsdien heb ik allerlei vechtsporten gedaan. Op dit moment doe ik Wing Chun. Een traditionele Oosterse vechtsport, waarbij veel dingen samenkomen. Het is niet alleen effectief, maar ook spiritueel. ”
Ten slotte, de laatste vraag van het interview. Wat is uw boodschap aan de lezers?
“Ik denk dat we met z’n allen meer de waarde moeten onderkennen van de rol van rechters in onze rechtstaat. In de eerste plaats zouden meer rechters dat zelf moeten doen. Zij zijn er ook om burgers te beschermen tegen de almachtige overheid. Daar hoort bij dat je die overheid ter verantwoording roept en kritisch kijkt naar de rechtmatigheid van overheidsoptreden. Het lijkt te vaak alsof de rechter denkt dat het allemaal wel goed zal zijn wat de overheid doet. Dat gebeurt mede onder druk van de publieke opinie, denk ik.
Als rechters meer transparantie zouden eisen van de overheid en mensen zouden kunnen zien wat de overheid allemaal verkeerd doet, dan zou de publieke opinie weleens de andere kant op kunnen bewegen. Er zijn strafzaken waarin de overheid dingen heeft gedaan, die mensen nooit zouden accepteren als ze het wisten. Het gaat niet om strafrecht, maar de kindertoeslagaffaire is wel een voorbeeld waarin de overheid dingen fout deed en waar we alleen achter zijn gekomen doordat transparantie werd afgedwongen. De instantie die transparantie bij uitstek kan afdwingen, is de rechter.”