Na zijn studie Bestuursrecht aan de Universiteit van Groningen begon René Paas aan een zeer gevarieerde carrière. Hij werkte als onderzoeksmedewerker bij de universiteit, beleidsmedewerker bij de gemeente Roden, adviseur bij verschillende ondernemingen en voorzitter bij CNV en Divosa, waarna hij eerst raadslid en vervolgens wethouder van Groningen werd. In april 2016 werd René Paas voor zes jaar benoemd tot commissaris van de Koning in Groningen. In die hoedanigheid vertegenwoordigt hij de provincie en behartigt hij de belangen van Groningers. Eind vorig jaar werd bekend dat zijn benoeming voor zes jaar verlengd is. Actueel Nieuws vroeg hem naar zijn standpunt rondom de bevindingen van de Parlementaire Enquête Groningen gaswinning.
De parlementaire enquête Groningen gaswinning, u heeft daar ook aan deelgenomen. Wat zijn voor u de belangrijkste punten die uit de enquête zijn gekomen?
“Het belangrijkste vind ik zelf dat de parlementaire enquêtecommissie met al het gewicht dat zo’n commissie heeft en gestaafd met allerlei bewijzen tot de conclusie komt dat niet alleen de belangen van Groningen niet zijn meegewogen bij de besluitvorming over gaswinning, maar ook dat de belangen van Groningers op geen enkele manier recht is gedaan. Het ging alleen over geld. Zo’n parlementaire enquêtecommissie is het zwaarste geschut dat de Tweede Kamer heeft. Het is gereedschap waarin je mensen onder ede kunt horen. Met betrekking tot de gaswinning in Groningen heb ik geloof ik ergens gelezen dat de parlementaire enquêtecommissie met een enorme staf 26.000 documenten heeft geanalyseerd. Daaruit is ook nog iets anders naar voren gekomen, Groningen voelde zich niet alleen een wingewest, maar de feiten wijzen uit dat dit ook het geval was. Groningen was een ver weg gelegen provincie waar een bodemschat onder de bodem vandaan werd gehaald waarvan de opbrengst ergens anders heen ging. De commissie praat daarover in moreel geladen termen en spreekt over een ereschuld die ingelost moet worden. Ik vind het belangrijkste dat heel veel mensen die in deze provincie wonen, zich herkend en erkend voelen door de dingen die de commissie opschrijft. Wij kunnen het wel zeggen, maar het is van een ander gewicht als een parlementaire enquêtecommissie tot dezelfde conclusie komt.”
U noemde net het woord ereschuld. Kunt u dat misschien toelichten?
“Dat is niet een woord dat ik bedacht heb, het is een woord dat de parlementaire enquêtecommissie heeft gebruikt. Het komt er in het kort op neer dat je voor een vermogen uit de Groningse bodem haalt, namelijk ongeveer de helft van het bruto nationaal product, die orde van grootte. Er zijn jaren geweest, al zijn die schaars, waarin 20% van de inkomsten van de staat bestond uit de opbrengst van Gronings gas. Er is een tijdje gezegd, we zouden net als Noorwegen moeten investeren met de gasbaten. Dat heette het fonds voor de economische structuurversterking. Daarvan is later geïnventariseerd dat ongeveer 1% is gestoken in investeringen in Groningen, Friesland en Drenthe samen. Als je dan bedenkt dat in deze 3 provincies ongeveer 10% van de bevolking woont, dan zie je dat Groningen inderdaad een wingewest was. En wat is dan de ereschuld, dat je iets hebt recht te zetten. Zowel aan de mensen waarvan je met hun belangen onvoldoende rekening hebt gehouden, als in de richting van de regio waar je bodemschatten onder vandaan hebt gehaald en die je verder leeggezogen achterlaat. Zo’n ereschuld moet je inlossen door mensen veel beter te behandelen en ook te compenseren. Want ook als je schadeherstel en versterking beter organiseert, dan nog blijft het leed. Dan heb je alleen de hoeveelheid leed beperkt. Er zijn veel mensen die echt lijden onder het besef dat hun huis waarschijnlijk niet veilig is. Ik vind dat daar iets tegenover moet wordt gesteld. Groningen is sociaal economisch achtergesteld gebied, dat had niet zo hoeven zijn als Groningen gelijkelijk had gedeeld in de opbrengsten van de aardgaswinning. Of wie weet een beetje meer had gekregen, omdat het hier allemaal vandaan komt. In het sociaal domein of in de opleiding en scholing van kinderen, in voorzieningen voor cultuur, voorzieningen voor sport, maar ook in het creëren van werkgelegenheid, heeft de staat in Groningen lang niet gedaan wat in de rest van het land gebruikelijk was. Dus dit is een regio die het verdient om een tijdje vooraan te staan in de prioriteit van het rijk. Om je een voorbeeld te geven, in november was het zogeheten bestuurlijk overleg MIRT, dat gaat over de infrastructuur. Het kabinet had 7,5 miljard te verdelen in deze kabinetsperiode. Er werd daarom met 4 verschillende regio’s gesproken. In mijn hoedanigheid als voorzitter van SNN (Samenwerkingsverband Noord-Nederland, red.) was ik delegatieleider. Toen de buit verdeeld was, bleek dat meer dan de helft van het budget verdween in de zuidelijke ringweg van Amsterdam en het Zuidasdok. Onder het motto, dat is nou eenmaal nodig. Hoezo, is dat nou eenmaal nodig? Als je dat afzet tegen het gepeuter over de Lelylijn en over versterking op een bestaand spoor of de N33 die maar niet verdubbeld wil worden, of als je kijkt naar de wind op zee en de aanlanding daarvan in de Eemshaven, dan zie je dat al die kavels en al die aanlandingen elders in Nederland in een hoger tempo gaan dan hier. Dus wij verdienen meer prioriteit dan we krijgen en dat is allemaal de inlossing van een ereschuld. Hier wonen Nederlanders en die horen in gelijke mate mee te profiteren van de maatschappelijke baten. Zeker als je ervan uitgaat dat het nota bene hier vandaan is gekomen. En als je dat in de loop van 60 jaar hebt laten scheef groeien, dan heb je de komende decennia wat recht te zetten.”
Er is natuurlijk in Groningen een heel sterk belang voor dat het weer goed gaat met Groningen en dat de provincie zich weer kan ontwikkelen. Hoe denkt u dat Den Haag hierover denkt?
“Er is nog weinig reactie op de conclusies van de parlementaire enquêtecommissie. Dat is aan de ene kant logisch, want de Kamer moet eerst debatteren met de parlementaire enquêtecommissie zelf. Dat staat geloof ik inmiddels gepland. Daarna zal de Kamer aan de regering de opdracht geven om te reageren op het rapport van de commissie. Dat is de normale gang van zaken. Maar ik ben wel bezorgd, want Den Haag is de stad waar ze een soort van abonnement hebben op de hypes van één dag. Iedereen was in grote opwinding toen het rapport van de parlementaire enquêtecommissie werd aangeboden. De week daarop waren ze in grote opwinding over een kritisch rapport over het Openbaar Ministerie over de tekortschietende beveiliging van Peter R. De Vries. En de week daarna was er een verontrustend klimaatrapport en daarna waren de verkiezingen waarin de Boerburgerbeweging nogal won. Elke week is er wel iets anders in Den Haag. Voor je het weet zak je gewoon helemaal weg in de aandacht. Dan ligt Groningen ineens weer ver weg en verdwijnt die ereschuld die moet worden ingelost naar de achtergrond. Het is echt best moeilijk om langer dan een week de aandacht van Den Haag vast te houden.”
Voor de verkiezingen is er een onderzoeksrapport uitgekomen dat stelde dat het vertrouwen dat mensen in de overheid hebben echt historisch laag is. Wat vind u daarvan?
“Daar is veel over te zeggen. Er zijn twee dingen tegelijk waar. Er is groot ongenoegen en er is zeker een dalend vertrouwen. En dan heb je ook weer verschillende soorten vertrouwen. Je hebt het vertrouwen in de democratie en in de overheid, wat altijd veel hoger is dan het vertrouwen in politici, maar die 2 soorten vertrouwen hebben wel met elkaar te maken. Als je een democratie bent, dan heb je ook politici, die heb je nodig, die horen erbij. Ondertussen moet je nooit vergeten dat de discussies die wij hier voeren, dat die gaan over toestanden in een land dat een welvarend land is als je het afzet tegen de rest van Europa, wat een welvarend continent is als je het afzet tegen de rest van de wereld. Nederlanders horen bij de top 10 van de gelukkigste landen. Nederland heeft een overheid die altijd in de top 10 van de meest betrouwbare en transparante overheden zit. Ook in de democratie-index zijn er weinig landen op de wereld waar je als Nederlander op goede gronden mee zou willen ruilen. Dat is allemaal tegelijk waar. Maar ondertussen zijn er hier in Groningen en ook met de toeslagenaffaire een paar dingen heel ernstig misgegaan. En dan zie je dat de overheid op de een of andere manier niet goed in staat is om dat recht te zetten. En ik denk dat de kracht van de parlementaire enquête zou kunnen zijn – en ik hoop ook dat het gebeurt – dat de staat zowel in de richting van de bevolking, als in de richting van het gebied en de ontwikkeling daarvan kan zeggen, er is iets groots verkeerd gegaan en we zetten daar ook iets substantieels tegenover om het weer recht te zetten.”
Welke kansen ziet u voor Groningen op dit moment?
“Ondanks de deprimerende verhalen is het hier prachtig. Groningen heeft een aantal eigenschappen die uniek zijn in Nederland. Ruimte is er één van, een eeuwenoud cultuurhistorisch landschap is een andere. Dus het is waanzinnig mooi – gesteld dat je huis heel blijft – om in Groningen te mogen wonen in een landschap met een fantastische dynamische stad in het hart van de provincie en veel mooie dorpen en wat grotere kernen daar omheen.
Er is hier ook op de mondiale schaal indrukwekkende kennis. We hebben hier verstand van energie. Dat komt onder andere door de gaswinning, dat heeft ook voordelen gehad. We hebben hier een infrastructuur die is neergelegd en nog wordt gebruikt voor het distribueren van gas. Dat is een zogeheten gasrotonde met opslagmogelijkheden en alle buizen die hier al in de grond liggen. Wat je gebruikt voor het ene gas, dat kun je ook heel goed gebruiken voor het andere gas. Als onze toekomst in Nederland voor een deel met waterstof wordt gemaakt, dan is Groningen een voor de hand liggende plek om die toekomst te laten beginnen. Van Delfzijl tot ongeveer Emmen zijn chemische industrieën gevestigd, dat is het tweede chemische cluster van Nederland. Die industrieën zitten daar niet voor niets, die zitten daar omdat er vlak in de buurt aardgas werd gewonnen. Dat kun je natuurlijk gebruiken om je installatie mee te verwarmen, maar ze gebruiken dat vooral omdat je van aardgas heel makkelijk waterstof kunt maken wat een belangrijke grondstof in de industrie is. Waterstof gemaakt van aardgas is zogeheten grijze waterstof, daar komt CO2 bij vrij. Je kunt ook zeggen, dat is de fossiele werkelijkheid, waar we niet meer in willen leven. Dus die industrieën schakelen over op groen waterstof, waterstof gemaakt door elektrolyse van water. Daar heb je groene stroom voor nodig, dat hier fantastisch kan worden opgewekt, de mogelijkheden daarvoor hier zijn heel groot. En ik zie ook gebeuren dat mijn investeringen die daarmee te maken hebben ook voor veel Groningers en hun kinderen aan het werk gaan. Je ziet nu in sommige delen van de provincie dat hoewel mensen enorm houden van de omgeving waarin ze zijn opgegroeid, dat jonge mensen vertrekken omdat er voor hen geen werk is dat past bij hun opleiding en hun ambitie. Dat is een wereld waarvan ik zou zeggen, laten we die omkeren en daarom is die infrastructuur ook zo belangrijk. De aanleg van de Lelylijn, een hogesnelheidsverbinding tussen Groningen en Amsterdam, is daarvan een markant voorbeeld. En dan heb ik het nog niet eens over Hamburg. Je kunt de lijnen natuurlijk ook doortrekken en daarmee iets doen aan al die vliegtuigtochtjes op de korte afstand. Als je dat doet, dan verander je de reistijdenkaart van Nederland. Dan ligt Groningen dus in een keer niet meer ver weg, dan ben je vanuit Amsterdam in een uurtje in Groningen. Nederland knapt dan aan twee kanten van die lijn enorm op, want in de Randstad is het te druk en in onze provincie en in onze hele regio kunnen we wel een klein beetje extra drukte gebruiken.
Ook niet meer dan zo’n lijn aankan, dus je hoeft niet bang te zijn dat het dan hier ineens ook Randstad wordt. Maar dat kan net genoeg zijn om dorpen waar geen supermarkt meer is en scholen waar niet genoeg kinderen meer voor zijn overeind te houden. Daarmee investeer je in de toekomst van Groningen. Mensen die werk hebben zijn zelf de belangrijkste impuls voor de leefbaarheid van hun omgeving. Ik denk dat het allemaal scheelt. En ik zie dus eigenlijk de verdere toekomst van Groningen zonnig in. Maar dat is wel onder voorwaarde dat de staat zegt wij hebben in Groningen een paar steken laten vallen. We zijn er heel erg rijk van geworden, maar Groningen heeft er onvoldoende van geprofiteerd. Dat gaan we de komende 30 jaar rechtzetten.”
Hoe ziet u de kloof tussen stad en platteland?
“Je moet ook niet overdrijven. Er wonen natuurlijk op het platteland heel veel mensen die werken in de stad, dus uiteindelijk zijn stad en ommeland zoals we dat hier noemen, ontzettend aan elkaar verbonden. We hebben hier een duur, maar ook hartstikke goed openbaar vervoersysteem, dat ervoor zorgt dat de stad Groningen overdag twee keer zoveel inwoners heeft als ‘s nachts. Al die mensen komen naar de stad, die redelijk moeiteloos al die forenzen absorbeert en die mensen komen niet alleen uit Groningen, maar ook uit Drenthe en Friesland. Er zijn ontzettend veel mensen die dagelijks zijn aangewezen op de stad. Dus ik geloof niet in de romantische tegenstelling tussen het platteland en de stad. We moeten heel goed kijken naar wat er nodig is om dorpen vitaal te houden en niet onder een soort van kritische waarde te laten zakken. Dan gaat het over de laatste school en de laatste supermarkt en winkelvoorzieningen in de wat grotere kernen. Maar dat is een probleem dat niet alleen in Groningen speelt.”
Heeft u tot slot nog een boodschap voor de lezers van het interview?
“Ik zou zeggen, het is heel belangrijk om onder alle omstandigheden gewoon je werk te blijven doen. Dat geldt voor de overheid, dat geldt ook voor mensen die andere soorten werk hebben. We vormen met elkaar de samenleving. Maar daar heeft iedereen zijn rol te spelen en ook als er onvrede is wordt dat daardoor niet wezenlijk anders. Dus laten we er vooral met zijn allen het beste van maken.”
Eén reactie
Mooi interview waarin de CDK zich uitspreekt over de toekomst van Groningen.
Hopelijk luistert Den Haag naar de nood van Groningen en investeert in zowel economie als mensen.