Redouan El Yaakoubi speelt als profvoetballer in de Eredivisie voor Excelsior. Eind 2020 richtte El Yaakoubi de stichting Durf te Dromen op. Deze stichting zet zich met een groot aantal vrijwilligers in om kinderen uit de wijk Overvecht, maar inmiddels ook uit de rest van Utrecht, te helpen bij het ontwikkelen van hun talenten. Durf te Dromen doet dit onder andere door bijscholing en beroepskeuze te faciliteren en daarnaast op sociaal-maatschappelijk vlak ouderbetrokkenheid, diversiteit en inclusie te stimuleren. Dit jaar won de stichting tijdens de uitreiking van de Utrechtse Sportprijzen het Sportcompliment. Actueel Nieuws vroeg El Yaakoubi naar zijn werk voor de stichting en zijn plannen voor zijn verdere voetbalcarrière.
Je bent heel druk met zowel voetballen als het werk voor je stichting. Hoe combineer jij al je activiteiten?
“Het voetballen kost mij natuurlijk zeker ongeveer 40 uur per week, maar daarnaast hou ik me ook dagelijks bezig met de stichting. De ene dag is het wat drukker dan de andere dag. Dat combineer ik door eigenlijk gewoon een heel erg chaotisch leven te leiden. Ik plan wanneer ik kan plannen en ik probeer verder zo efficiënt mogelijk te werken, dus als ik voor een training moet wachten en nog een mail uit moet sturen, dan doe ik dat. Ik hou er niet van om niks te doen, dus dan ga ik nuttig werk proberen te leveren. Ook onderweg in de bus naar wedstrijden ben ik aan het werk voor de stichting in plaats van op mijn telefoon spelletjes te spelen of een filmpje te kijken. Maar ik doe ook wat ik leuk vind, dus eigenlijk voelt het voor mij niet als werk. Ik ben er wel veel tijd aan kwijt, ik werk soms ook tot laat in de avond, maar we zijn nu in ons derde jaar, ik kan nu wat meer op de achtergrond kijken naar dingen die echt belangrijk zijn voor de stichting en ik kan ook bepaalde zaken die voor mij wat minder belangrijk zijn om zelf te doen, delegeren aan een team. Ik heb een heel leuk team vrijwilligers, een groep leuke mensen.”
Je werkt met mensen die natuurlijk soms ook hun eigen gang gaan en hun eigen manier van werken hebben. Hoe ga je om met de druk die dat soms misschien met zich mee brengt?
“De druk is zeker hoog voor mij. Ik ben best prestatiegericht opgevoed, en de dingen die ik doe wil ik graag goed doen als ze belangrijk zijn. En soms is dat heel moeilijk omdat je niet altijd overal bij kunt zijn. Om een voorbeeld te geven, we hebben nu twee weekenden achter elkaar een wedstrijd gespeeld en dan zijn er dingen die voorbereid moeten worden, maar tegelijkertijd was er een leuke activiteit die ik daardoor niet kon meemaken. Dat vind ik heel vervelend, maar ik heb wel veel vertrouwen in mijn team. Ik krijg wel alles mee en soms erger ik me er dan aan dat dingen niet gaan zoals ik dacht dat ze zouden moeten gaan, maar dan evalueren we er over. Ik denk dat het ook heel belangrijk is om dingen los te laten omdat je daardoor ook andere mensen dwingt tot het leren van wat er verwacht wordt. En altijd alles zelf willen doen en overal zelf bij betrokken willen worden, is niet haalbaar meer als je een groeiende organisatie hebt. Groeien is alleen maar haalbaar op het moment dat je mensen fouten laat maken en durft te laten maken, en ze een positie durft te geven waarbij ze initiatief moeten nemen.”
In de media heb je wel eens verteld dat je in je schoolperiode – je hebt gymnasium gedaan – vaak veel tegenwerking hebt gehad, dat het een pittige weg voor je was met best veel uitdagingen. Hoe ging dat met de oprichting van de stichting?
“Nog steeds ervaar ik die tegenwerking wel, al is het op een hele andere manier dan voorheen. Ik krijg natuurlijk dingen makkelijker voor elkaar nu, omdat je een naam hebt, maar ook omdat je betrouwbaar bent. Ik denk dat het daar ook vaak om gaat, in hoeverre kan men erop vertrouwen dat je goed omgaat met gemeenschapsgeld, dat je in staat bent om de juiste dingen te doen met de juiste intentie. In het begin was het heel lastig want ik was nog niet bekend op dat terrein en ook niet per se heel erg bekend als voetballer, want laten we vooropstellen, ik heb bij Jong Utrecht en Telstar gespeeld. Nu speel ik natuurlijk op het allerhoogste niveau, daar kijken veel meer mensen naar, dus die herkennen je ook wat meer. De afgelopen twee jaar merk ik dus dat het wat makkelijker is geworden. Maar het stukje bureaucratie dat er heerst, dat je om dingen voor elkaar te krijgen heel veel moet aanleveren en verantwoorden, daar ben ik gewoon niet van. Ik ben veel meer van de inhoud, met mensen werken, de mouwen opstropen en aan de slag gaan. En dat is af en toe lastig, er is vaak sprake van situaties waarin mensen het je niet per se moeilijk willen maken, maar zo werkt nu eenmaal de wet en regelgeving, of het proces binnen zo’n gemeente.”
Je hebt in een podcast ook wel eens verteld dat sommige stichtingen die misschien niet zoveel bereiken, heel veel krijgen, terwijl een kleine stichting die relatief veel mensen bereikt minder krijgt. Wat is het meest bureaucratische wat je tot nu toe bent tegengekomen?
“Het is vaak ook gewoon een politiek spel. Ik denk dat het er uiteindelijk om gaat een netwerk te hebben en de juiste mensen te kennen op de juiste posities. Het is net zoals in de voetballerij, als je gepresteerd hebt voor een trainer en die wordt opeens trainer bij een grote club en herinnert zich jou als betrouwbare speler die gepresteerd heeft en waarmee het goed samenwerken was, dan is de kans aanwezig dat hij je misschien wel meeneemt. Dat geldt ook in het sociaal domein. Op het moment dat mensen goede herinneringen aan je hebben, dat je goed samenwerkt met mensen, dat je de juiste mensen kent op de juiste posities, dan krijg je dingen makkelijker voor elkaar. Maar dat neemt niet weg dat er ook veel initiatieven zijn van mensen in de buurt, in de wijk, in Utrecht zelf, die allemaal heel goed weten wat de wijk nodig heeft en wat de behoefte is hier in Utrecht, maar die niet worden erkend, niet gezien en die veel meer obstakels tegemoet gaan voordat ze iets voor elkaar krijgen. Dat is soms heel vermoeiend, dat het jou veel meer tijd en moeite kost om iets voor elkaar te krijgen, terwijl een andere partij, die veel minder presteert, minder het doel bereikt, minder resultaatgericht werkt, het makkelijker voor elkaar krijgt.”
Je stichting heeft hele mooie speerpunten, bijscholing, beroep- en sportoriëntatie, talentontwikkeling, diversiteit en inclusie, communityvorming, ouderbetrokkenheid. Wat zijn op dit moment de grootste uitdagingen waar jullie als stichting mee te maken hebben om mensen goed te kunnen helpen?
“Ik denk dat we 2 grote uitdagingen hebben. De eerste grote uitdaging, dat zijn wij zelf. We doen heel veel vrijwillig en op een gegeven moment krijg je dan een organisatie die zoveel mensen bij elkaar betrekt, dat het heel moeilijk te organiseren valt op het moment dat je niet mensen echt een functie geeft binnen de organisatie. Een klein deel van de groep moet op een gegeven moment een betaalde functie krijgen om al die randzaken voor elkaar te krijgen, zodat de organisatie kan blijven groeien. De grootste uitdaging is dus, denk ik, hoe zorg ik ervoor dat mensen die nu natuurlijk al ergens anders fulltime werken, dat die gaan werken voor de stichting en dat we die kwaliteit behouden voor de stichting. De tweede uitdaging hangt daarmee samen, dat is hoe kunnen we ervoor zorgen dat we zoveel mogelijk financiën genereren, zodat we ook al deze functies kunnen bekostigen?”
Wat zijn dan bepaalde financiële mogelijkheden waarvan je zegt die zou ik toch nog wel graag willen genereren en hebben we nog niet kunnen benutten?
“We hebben in principe één keer een opstartsubsidie gehad, in 2020. Dat ligt ook deels aan onszelf, want wij moeten natuurlijk, wat ik eerder al zei, de verantwoording en het plan goed op papier zetten. Sinds die eerste subsidie heb ik altijd alles zelf bekostigd, maar ik denk dat als het gaat om fondsenwerving, als het gaat om commerciële partijen die een social return hebben, als het gaat om de gemeente, dat er zeker nog wel wat te verbeteren valt. Ik denk dat als er 10, 15 bedrijven een kleine bijdrage doen, dat we dan echt een begroting kunnen maken om mensen in hun kracht en kwaliteit te zetten.”
Heb je qua profvoetbalcarrière nog bepaalde ambities die je wilt waar maken?
“Zeker. Ik heb natuurlijk nu mijn eerste jaar eredivisie gespeeld, dat was ook een beetje aankijken wat gaat er gebeuren en wat wordt er gevraagd op dit niveau. Ik denk dat ik me het afgelopen half jaar wel bewezen heb, dus voor mij is het belangrijk dat ik na dit jaar een goede stap maak naar een top 6 ploeg om me daar verder te ontwikkelen. Ik denk namelijk dat ik me nu bij Excelsior zover als mogelijk heb ontwikkeld en dat ik hier al voorbij mijn plafond ben. Het is nu nodig dat ik in een beter elftal speel om nog meer van mijn kwaliteiten te kunnen laten zien en ik moet nu ook nog meer uitgedaagd worden om beter te presteren. Nu ben ik eigenlijk continu mensen aan het uitdagen, maar andersom gebeurt het te weinig. Ik wil dus heel graag een volgende stap maken, het liefst in de eredivisie naar een top 6 ploeg en als dat niet lukt misschien wel in het buitenland, maar dat weet ik nu nog niet.”
Je bent best veel in de media geweest en je hebt ook best veel meegemaakt met de media. Denk je dat je inmiddels een weg daarin hebt gevonden of blijft dat een leerproces?
“Media blijft media dus ze zullen altijd het een en ander over je schrijven, en of dat nu negatief of positief is, het zal altijd zo sensationeel mogelijk in de media komen. Ik probeer altijd bij de feiten te blijven en de werkelijkheid zo realistisch mogelijk en zo puur mogelijk te laten zien, want uiteindelijk gaat het om het stukje eerlijkheid en rechtvaardigheid. Dat de media een keertje meezit en af en toe tegenzit, daar heeft denk ik elke speler wel mee te maken, maar media heb je ook nodig om iets voor elkaar te krijgen. Hoe meer media post dat ik goed speel, dat ik toe ben aan de volgende stap, hoe beter dat is voor mij. Dat werkt vice versa en ik weet dat het zo zit en dat maakt het ook wel mooi denk ik.”
Jij hebt dus een topsportcarrière en je hebt daarnaast deze stichting opgezet. Is er iets dat je jonge mensen die nog worstelen met hun carrière graag mee wil geven?
“Ik geef altijd mee dat het belangrijk is dat je vooral in jezelf gelooft. Vaak zijn mensen heel erg geneigd om gemotiveerd te worden door anderen, maar om dat voor elkaar te kunnen krijgen, moet je eerst in jezelf geloven. Op het moment dat je in jezelf gelooft, en anderen dat nog niet doen, dan heb je in ieder geval een drijfveer om gas te geven om ervoor te zorgen dat je je doelen kunt bereiken. Dus geloof in jezelf en werk hard. Dan zal er altijd wel iemand in je leven komen die jou wel vertrouwt, of in je zou willen investeren. Dat is het allerbelangrijkste en dan komt de rest vanzelf. En ik denk ook dat het heel belangrijk is om te weten wat je kwaliteiten zijn. Iedereen heeft natuurlijk een bepaalde droom, maar niet alles is realistisch. Dus ga op zoek naar je talenten en je kwaliteiten en investeer daar in. En maak vooral van goed goud. Als je eerlijk en rechtvaardig blijft en hard blijft werken zal er dan altijd wel iets op moois op je pad komen.”