Mr. Pepijn van der Vegt studeerde Rechtsgeleerdheid en Wijsbegeerte aan de Universiteit van Amsterdam en is sinds 2016 werkzaam bij Knoops’ advocaten in Amsterdam als strafrechtadvocaat. Vanuit deze functie behandelt hij zaken op het gebied van strafrecht, waaronder financieel economisch strafrecht, internationaal strafrecht, militair strafrecht en uit- en overleveringszaken. Met name procedures bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, de VN-mensenrechtenraad, het Hof van Justitie van de EU en andere internationale gerechtelijke instanties zijn onderdeel van zijn expertise.
Kunt u voor de lezers die u misschien nog niet kennen iets over uw achtergrond vertellen?
“Ik heb aan de Universiteit van Amsterdam rechten en filosofie gestudeerd. Gedurende mijn studies heb ik nog aan verschillende andere universiteiten vakken gevolgd, onder andere een jaar in Italië, waar ik me ook heb verdiept in het Italiaanse recht en de Italiaanse taal. In de laatste fase van mijn studie ben ik op het secretariaat van Knoops advocaten gaan werken, waar ik al gauw de kans kreeg om ook steeds meer inhoudelijk juridisch te assisteren. Deze vooropleiding heeft mij een meer praktisch inzicht gegeven in de strafrechtspleging, die ik tot dan toe voornamelijk uit de boeken kende. Door het internationale profiel van kantoor Knoops heb ik me daarna steeds meer kunnen specialiseren in internationaal recht.”
U bent ook nog verbonden geweest aan het War Reparations Centre. Kunt u daar iets over vertellen?
“Bij het War Reparations Centre heb ik onderzoek gedaan naar effectieve rechtsbescherming in verschillende jurisdicties. Daarbij heb ik mogen ondervinden hoe ingewikkeld en weinig effectief de toegang tot het recht op internationaal niveau is geregeld. Procedures bij internationale instanties zijn vaak ontoegankelijk, ingewikkeld en nemen ook veel tijd in beslag. Dit heb ik bij Knoops advocaten ook in de praktijk ondervonden: wij hebben cliënten die al meer dan tien jaar wachten op een uitspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Dit illustreert dat de toegang tot het recht, ook in Nederland en Europa, nog lang niet zo vanzelfsprekend is als we graag zouden zien.”
U doet ook uit- en overleveringszaken, zogenaamde WOTS en WETS zaken, komt u daarvoor ook veel in het buitenland om mensen bij te staan?
“Dat zou je misschien denken, maar zeker op het gebied van het internationaal recht zijn veel procedures schriftelijk. Mijn praktijk is niet zo heel glamourous. Vooral veel lezen en schrijven, veel papierwerk.”
Het Knoops’ Innocence Project is een bekend onderdeel van de praktijk Knoops’ advocaten, die zich daar als een van de weinigen in Nederland mee bezig houdt. Heeft u daar ook betrokkenheid bij?
“Het Innocence Project behandelt zaken van mensen die onherroepelijk zijn veroordeeld door de strafrechter en die bij de Hoge Raad een verzoek willen neerleggen tot herziening van die veroordeling. Het zijn langlopende en ingewikkelde zaken. Ik houd mij zelf ook bezig met een aantal zaken binnen het Knoops’ Innocence Project. Dat zijn zaken die mij niet onberoerd laten. Wij zijn soms het laatste houvast van een veroordeelde die volhardt in zijn of haar onschuld. De realiteit is wel dat de Hoge Raad de juridische lat voor een heropening zeer hoog legt, en het onderzoek dat nodig is om een herzieningsaanvraag te onderbouwen moet door de rechtzoekende zelf worden gefinancierd.”
U heeft ook eens een zaak gedaan die in de publiciteit is geweest, dat ging om een cliënt die ervan werd beschuldigd met de Koerden opgetrokken te hebben tegen IS, kunt u iets over deze zaak vertellen?
“Gelet op mijn geheimhouding kan ik daar niet veel over vertellen. Wat ik wel kan zeggen is waarom dit juridisch gezien een bijzondere zaak was. Het ging om een Nederlandse jongen die zich had aangesloten bij een Koerdische militie die deelnam aan de strijd tegen IS in Noord-Syrië. Ik heb het dan niet over de PKK en het was ook niet een zaak waarin terrorisme een rol speelde. Mijn cliënt nam niet zelf deel aan de strijd, maar bewaakte achter het front een militair veldhospitaal waar gewonden werden verpleegd.
Voor het treden in vreemde krijgsdienst kon hij niet worden vervolgd, omdat Nederland niet in conflict is met deze Koerdische milities – integendeel. Ook was er geen ander internationaal of militair delict van toepassing op die situatie. Toch heeft het OM deze jongen vervolgd en baseerde die vervolging op het gegeven dat hij in Syrië een wapen had gedragen bij de beveiliging van dat veldhospitaal, met als oogmerk om dat wapen zo nodig af te vuren. Dat kwalificeerde het OM – en uiteindelijk ook de rechtbank – naar Nederlands recht als ‘voorbereiding tot moord’. Een beter op dit soort situaties toegespitste strafbepaling is er simpelweg niet. Aangezien de internationale gemeenschap geen Koerdische staat erkent, kon mijn cliënt zich ook niet beroepen op zijn status als militair die een wapen móest dragen om zijn taak te vervullen.
Saillant was bovendien dat de groep waarvan mijn cliënt deel uitmaakte bij een belangrijk offensief tegen IS luchtsteun kreeg van de Amerikaanse luchtmacht: een Nederlandse bondgenoot. Wat je ook vindt van de problematiek van uitreizigers en hoe daar als samenleving mee om te gaan, deze zaak toont voor mij wel aan dat het uiteindelijk politieke keuzes zijn of je iemand voor dit soort zaken wil en kan vervolgen als maatschappij.”
Is Nederland qua rechtssysteem volgens u een voorloper op andere landen, of kan er nog veel verbeterd worden?
Natuurlijk is het in veel andere landen slechter gesteld met de rechtsstaat, maar voorloper zou ik niet zeggen. We nemen die rechtsstaat misschien te snel voor lief. Historisch gezien lijkt het mij eerder de uitzondering dan de regel dat een samenleving gerechtigheid voor haar burgers kan waarborgen. De rechtsstaat is een fragiel systeem dat voortdurend in stand moet worden gehouden. Wij zien dagelijks voorbeelden voorbij komen waar ons systeem verre van perfect functioneert.
Anderzijds vind ik het te gemakkelijk om de ernstige gebreken aan de rechtstaat in andere landen te relativeren door te stellen dat Nederland ook niet perfect is. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de huidige situatie in Polen en Hongarije, of aan de vele advocaten die wereldwijd onder zeer moeilijke omstandigheden hun werk moeten doen, zoals de advocaten die onlangs weer in Egypte zijn gearresteerd.
Er is sprake van steeds grotere samenwerking tussen landen, bijvoorbeeld in Europa, wat vindt u daarvan?
“Ik denk dat Europese samenwerking onvermijdelijk is en ik zie ook veel positieve ontwikkelingen. Maar ik zie ook een keerzijde van toenemende Europese samenwerking. Individuele verdachten kunnen tussen wal en schip raken als gevolg van het verregaande vertrouwen in elkaars rechtssysteem dat de EU van lidstaten verlangt. Verdachten kunnen op basis van dat vertrouwensbeginsel bijna moeiteloos worden overgeleverd naar een andere lidstaat, zonder dat de rechter veel ruimte heeft om te treden in de rechtmatigheid of proportionaliteit van de verzochte overlevering. Die rechter is namelijk verplicht om te vertrouwen op de door de uitvaardigende staat verstrekte informatie. Dat vind ik wel een zorgelijke ontwikkeling die ook steeds verder wordt doorgezet.
Een ander voorbeeld van de keerzijde van Europese invloed, is dat bijvoorbeeld in Nederland het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens steeds meer als uitgangspunt wordt genomen van mensenrechtenbescherming in ons nationale recht. De vraag wat een eerlijk proces is wordt niet primair beheerst door het nationale recht, maar wordt beoordeeld aan de hand van de eisen die het Europees Hof voor de Rechten van de Mens aan een eerlijk proces stelt. In mijn optiek zouden die eisen een absolute ondergrens moeten zijn en niet de standaard. Wanneer we als Nederlands rechtssysteem met de hakken over de sloot voldoen aan wat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens een eerlijk proces noemt, vind ik dat we niet bepaald onze uiterste best doen om zo’n eerlijk proces te waarborgen.”
Uit een onderzoek van het Verwey Jonker Instituut is gebleken dat een kwart van de Nederlanders geen vertrouwen heeft in het rechtssysteem. Hoe denkt u dat dat vertrouwen weer kan toenemen?
“Ik heb daar zelf geen studie naar gedaan. Maar wat volgens mij niet helpt, is dat de politiek naar mijn smaak, zeker op het gebied van het strafrecht, te snel op incidenten wil reageren door de wet aan te passen. Dat resulteert soms in slordige initiatiefwetten die de rechtspositie van de verdachte verder afzwakken en waardoor dat fragiele evenwicht van het rechtssysteem zoek kan raken. Wat ik zou hopen is dat meer maatschappelijk begrip ontstaat voor de verschillende actoren in de rechtspleging, en dat meer zichtbaar wordt dat het eenieders zorg en in ieders belang is dat we dat systeem beschermen en in stand houden. Als dat meer een breed gedragen gedachte wordt, zal dat misschien ook meer vertrouwen in het recht bewerkstelligen.”
Zijn er nog meer factoren waardoor politici een steentje kunnen bijdragen?
“Ik denk dat het belangrijk is om te beseffen dat met wetgeving niet altijd ieder maatschappelijk probleem kan worden opgelost. Opmerkelijk vind ik dat de Nederlandse en de Italiaanse wetgeving bijvoorbeeld op veel punten sterk op elkaar lijken, ook op detailniveau. Het recht is niet alleen wat er in de wet staat, maar ook hoe daaraan in de praktijk gestalte wordt gegeven. Het is toch een menselijk systeem.”
Er is de laatste jaren regelmatig een roep om verzwaring van het strafklimaat. Is Nederland qua strafklimaat te vergelijken met andere landen, waarmee u te maken heeft?
“Volgens mij is Nederland inmiddels een van de zwaarst straffende landen is van Europa. Terwijl onderzoek na onderzoek uitwijst dat dat geen effect heeft op het terugdringen van de meeste vormen van criminaliteit en soms juist recidiveverhogend werkt. Zeker de regels voor voorwaardelijke invrijheidstelling zijn in Nederland onvergelijkbaar streng, wat allerlei onzekerheden tot gevolg heeft voor verdachten die in Nederland een in het buitenland opgelegde straf moeten ondergaan.”
Heeft u tot slot nog een boodschap voor de lezers van het interview?
“Neem vooral het rechtssysteem niet te snel voor lief. Het is een zorgvuldig uitgebalanceerd systeem, waarmee we behoedzaam moeten omspringen. Ik denk dat als daar meer begrip voor ontstaat, dat dat een goede ontwikkeling zou zijn.”
Eén reactie
omg ik kom uit pi hhw en pepijn van der vegt is echt 😍