Na zijn middelbare school studeerde Onno de Jong rechten aan de Universiteit van Utrecht. Vanaf 1988 is hij werkzaam als advocaat. Eerst bij Ausma De Jong Advocaten in Utrecht. In 2019 verliet hij dat kantoor en richtte hij samen met Hans Jan Bussink in Den Haag ICE Advocaten op. Onno de Jong heeft zich gespecialiseerd in het bijstaan van kroongetuigen en is bekend van grote processen met veel media-aandacht, wat er ook toe heeft geleid dat hij vanwege ernstige bedreigingen persoonsbeveiliging nodig heeft. De Jong stond Fred R. bij in het Passageproces, destijds het grootste liquidatieproces in de geschiedenis van het Nederlandse strafrecht, Tony de G. in het Eris-proces en Nabil B. in het Marengo-proces, nu het grootste strafproces ooit in de geschiedenis van het Nederlandse strafrecht. Actueelnieuws vroeg hem naar de status van dit laatste, nog lopende proces en zijn mening over het fenomeen van kroongetuigen.
Wat vindt u van het anoniem bijstaan van cliënten?
“Ik vind dat je dan als advocaat niet voluit je werk kunt doen. Het feit dat je altijd in je achterhoofd hebt dat je naam niet bekend moet worden, remt je in de acties die je onderneemt. Ten tweede vind ik het ook lastig omdat je soms wel eens in de media moet reageren, wat niet kan als je anoniem bent. En ik vind het ten derde heel vervelend omdat je ook niet aangesproken kunt worden, omdat niemand weet dat jij dat doet. En vaak lekt het toch uit, wat dan tot veel commotie leidt.”
U bent begonnen met het bijstaan van kroongetuigen met Fred Ros?
“Ik ben inderdaad begonnen met het bijstaan van Ros in Passage, toen hij kroongetuige werd. Peter Plasman stond Ros als eerste bij en op het moment dat Ros aan zijn raadsman kenbaar maakte dat hij een kroongetuigedeal wilde gaan sluiten heeft hij hem aan mij overgedragen. Ik heb het verder alleen gedaan, de strafdeal en de bijstand ter zitting als verdachte en als getuige. Dat was natuurlijk een hele andere tijd, van 2013 tot 2017. Ook toen waren er wel eens incidenten, strubbelingen, boze of agressieve mailtjes, soms wel eens een telefoontje of een scheldpartij, maar het was een heel ander tijdsgewricht en het ging ook om een ander type verdachten. Daarna heb ik nog een paar kroongetuigen bijgestaan in zaken die geen landelijke impact hadden. Toen kwam Tony de G, de kroongetuige in het ERIS proces en daarna Nabil B de kroongetuige in Marengo.”
Daarmee bent u op dit moment toch wel in een unieke positie, er zijn meer dan 1000 strafrechtadvocaten in Nederland en u bent een van de weinige kroongetuigenadvocaten?
“Op dit moment zijn er naast Peter Schouten en ik geen andere advocaten die kroongetuigen bijstaan. Althans voorzover mij bekend. Het letterlijke begrip kroongetuige dat kent de wet niet, maar er is heel specifiek omschreven waaraan een getuige moet voldoen. Het gaat om een getuige met wie een deal is gesloten op grond van artikel 226g Wetboek van Strafvordering, waarbij wordt afgesproken dat die getuige, die tevens verdachte is – of veroordeelde, dat kan ook – verklaringen gaat afleggen en in ruil daarvoor een lagere strafeis van het Openbaar Ministerie tegemoet kan zien. Het is natuurlijk altijd de rechter die het laatste woord heeft. Het kan daarnaast ook zo zijn, als het gaat om een veroordeelde, dat er een stuk van zijn straf – ten hoogste 50%, dat is het maximum in Nederland – wordt gegratieëerd. Vervolgens is zo’n traject aan hele strikte regels gebonden. Voordat iemand als kroongetuige wordt gepresenteerd worden zijn verklaringen door het OM onderzocht, het zogenaamde verificatie- en falsificatieproces. Daarna moeten er nog heel veel mensen hun toestemming geven, waaronder het College van PG’s. Als dat allemaal in orde is moet de rechter commissaris nog een oordeel uitspreken over de rechtmatigheid van de overeenkomst en de betrouwbaarheid van de getuige/verklaringen.”
U staat ook de kroongetuige bij in het Marengo proces, kunt u iets vertellen over het verloop van die zaak?
“Het enige wat ik daarover kan en wil zeggen, is dat bij verschillende mensen bekend was dat ik kroongetuigen bijsta. Op een gegeven moment wilde de kroongetuige in Marengo met Peter R de. Vries in zee gaan als vertrouwenspersoon. Peter R. heeft toen Peter Schouten erbij gevraagd en op een gegeven moment hebben zij besloten mij er ook bij te vragen. De bijstand door Peter R. en Peter Schouten kreeg zijn beslag zo rond april, mei 2020 en ik ben erbij gekomen begin juli 2020.
Peter Schouten kende ik daarvoor nog niet, Peter R. alleen oppervlakkig. Ik was wel eens bij hem in de uitzending geweest toen hij nog als misdaadjournalist een programma op tv deed en ik had hem wel eens in de wandelgangen gesproken bij het Passageproces. De anderhalf jaar met zijn vieren, was een periode waarin we heel intensief samenwerkten en elkaar vaak spraken en zagen. Je kunt je voorstellen, even los van de desastreuze impact op de nabestaanden en de familie, wat een enorme klap het is geweest voor ons verdedigingsteam dat Peter R. werd vermoord.”
Dit vak en de wijze waarop u het beoefent vergt meer dan 100% inzet, het zet niet alleen uw hele leven, maar ook dat van uw omgeving op zijn kop. Denkt u wel eens terug dat het een hele ingrijpende weg is die u bent ingegaan en vraagt u zich dan wel eens af of u er ook zo volmondig voor had gekozen als u vantevoren had geweten hoe dit zou lopen?
“Natuurlijk is het intensief, maar dat is het altijd. Ook als ik geen kroongetuigen zou bijstaan en ik niet in deze situatie zou zitten, dan zou ik mijn werk ook op een intensieve manier doen. Ik doe dat nooit oppervlakkig of rustig, dat kan ik niet en dat wil ik niet. Ik ben er natuurlijk ingerold, dus er is geen weg terug meer. Ik heb op een gegeven moment ervoor gekozen om een kroongetuige te gaan bijstaan en daarmee is alles begonnen. Terugkijken in de zin van als ik dat van tevoren had geweten, is zinloos.”
Hoe kijkt u naar de toekomst van dit proces?
“We hebben in Marengo al requisitoir – eis – gehad, we zitten nu in de fase dat de advocaten aan het pleiten zijn, dus iedereen komt aan de beurt, maar ondertussen is dat proces eigenlijk nog volop in ontwikkeling. Er zijn nog steeds aanvullingen op het dossier op grond waarvan er bijvoorbeeld weer nieuwe onderzoekswensen worden gedaan door de advocaten. Dan komt er weer een regiezitting van de rechtbank en dan wordt de rechter commissaris weer ingeschakeld. De verwachting is dat eind december, begin januari iedereen heeft gepleit en dan zullen we ongetwijfeld nog een ronde krijgen van narequireren en napleiten omdat er in de tussentijd nog een aantal onderzoekshandelingen, hetzij door de rechter commissaris, hetzij door de rechtbank heeft plaatsgevonden. Pas daarna krijgen we dan repliek/dupliek en laatste woord van de verdachte zelf, dan zitten we, denk ik, al over de zomer van 2023 heen. Dan moet de rechtbank natuurlijk nog een vonnis gaan schrijven. Dat is een hels karwei, dus daar zullen ze wel tijd voor nodig hebben. Het vonnis in eerste aanleg verwacht ik daarom niet voor het laatste kwartaal van 2023.”
In de zaak Marengo zijn er eerder forse aantijgingen geweest, bijvoorbeeld richting advocaten. Wat vindt u daarvan?
“Ik kan daar heel weinig over zeggen. Ik kan mij wel voorstellen dat het voor de betreffende advocaten heel naar is als je dit soort aantijgingen krijgt. Wat ik ervan heb meegekregen, is dat er tot nu toe nog geen substantiële bewijzen boven tafel zijn gekomen dat die aantijgingen op waarheid zouden berusten en dan vind ik het onjuist als je op die manier mensen bejegent en je presenteert niet de bewijzen. En dat verwijt ik niet eens zozeer die advocaat, ik weet het niet, misschien heeft het OM andere informatie, maar dan denk ik, zeg het.”
Een tijd geleden was u te gast in een podcast, waarin u aangaf dat u voorstander zou zijn van de verruiming van de kroongetuigenregeling, dat kroongetuigen bijvoorbeeld geen straf hoeven te krijgen of misschien een ruimere beloning. Kunt u voor de lezer kort toelichten welke mogelijkheden u ziet tot verbetering van de kroongetuigenregeling?
“Op dit moment is het zo dat een kroongetuige als tegenprestatie voor zijn verklaringen – laat ik het zo maar even noemen – maximaal een strafkorting van 50% toegezegd kan worden. Dat betekent dat het principe waarvoor die hele regeling bedoeld was, met kleine vissen vang je grote vissen, eigenlijk niet meer van toepassing is, want het gaat meestal om mensen die van zware feiten worden verdacht. Daar zou je dus in de wet iets aan moeten doen.
Wat ook volgens mij een verbetering zou zijn, is de mogelijkheid om bijvoorbeeld iemand immuniteit te kunnen toezeggen. Stel je hebt iemand die een klein radertje is in een criminele organisatie, maar ontzettend veel informatie heeft, zo iemand zou ik op dit moment nooit adviseren om kroongetuige te worden. Het veiligheidsrisico, als je dat afweegt tegen wat hij toegezegd kan krijgen, weegt namelijk niet tegen elkaar op. Als het Openbaar Ministerie tegen zo iemand bijvoorbeeld 2, 3, 4 jaar gevangenisstraf gaat eisen, dan kan hij hooguit een korting krijgen van twee jaar en moet hij verder zijn hele leven achterom kijken. Zo iemand zou je moeten kunnen toezeggen dat hij verder niet wordt vervolgd, waardoor verklaren veel aantrekkelijker zou worden.
Verder is het natuurlijk ook van belang dat je probeert om de regeling wat makkelijker aanvaardbaar te maken voor de maatschappij. Nu bestaat de kroongetuigenregeling uit twee trajecten, een straftraject en een beschermingstraject. Het strafdeel is openbaar, het beschermingstraject is helemaal geheim, dat wordt gedaan door een andere advocaat samen met die kroongetuige. Die advocaat doet dat anoniem, niemand weet wie dat is. Dus als je de strafadvocaat die in het openbaar opereert, vraagt waar die kroongetuige na het strafproces naar toe is gegaan, dan kan hij jou dat niet vertellen, want hij weet dat niet. In de rechtszaal leeft zo’n kroongetuigendeal heel erg, iedereen heeft daar vragen over. Wat is die kroongetuige toegezegd? Heeft hij geld toegezegd gekregen, heeft hij andere toezeggingen gekregen die misschien niet mogen? Dat is allemaal geheim in die overeenkomst, terwijl de rechter dat eigenlijk zou moeten kunnen toetsen. Daar zou je een protocol voor kunnen maken. Je zou bijvoorbeeld kunnen zeggen, een rechter commissaris gaat dat toetsen en die geeft een verklaring af dat hij dat heeft onderzocht en dat het allemaal rechtmatig is, of hij zegt juist dat het niet rechtmatig is, dat kan ook. Dan is in ieder geval de schijn van geheimzinnigheid en achterkamertjes weg, of althans, voor een groot deel.”
Het is natuurlijk zo dat een kroongetuige heel belangrijk kan zijn om een zaak rond te krijgen, wat voor de nabestaanden en voor de maatschappij een enorme meerwaarde biedt, maar kunt u zich ook de scepsis voorstellen bij strafrechtadvocaten over de betrouwbaarheid van een verklaring of het motief van verklaren?
“Ik kan me die scepsis niet voorstellen. Advocaten roepen van alles, van kroonleugenaar tot koopgetuige, van die leuke woordspelingen. Dat is allemaal volstrekte onzin, want je moet de volgorde der dingen goed in de gaten houden. Er is een feitencomplex, er is een verdachte die zegt, ik wil eruit, maar durft dat niet tegen zijn medeverdachten te zeggen, want dan is hij bang dat hem wat overkomt. Hij gaat naar het Openbaar Ministerie of naar een advocaat. Dan wordt er heel globaal gesproken over wat hij kan verklaren. Er wordt op een gegeven moment door het Openbaar Ministerie beslist, we willen daar wel of we willen daar niet mee door. Dan gaat zo’n potentiële getuige, verdachte, verklaringen afleggen, zogenaamde kluisverklaringen. Deze verklaringen blijven in de kluis tot het moment dat die verdachte en het Openbaar Ministerie het eens zijn geworden over de voorwaarden waaronder die verklaringen naar buiten mogen komen. En dan hebben we het over de strafdeal, dus waar ga je over verklaren en wat voor strafkorting vindt het OM dat waard? En ook: wat vinden cliënt en zijn advocaat? Het Openbaar Ministerie gaat dan naar de toetsingscommissie, naar het College van PG’s (College van procureurs-generaal, red.), enzovoort. Ondertussen verblijft die potentiële kroongetuige nog steeds in onzekerheid. Stel, ze worden het eens, dan wordt de deal gemaakt in concept en gaat dan naar de rechter commissaris om te worden getoetst. De rechter commissaris vindt het rechtmatig of niet en vindt de kroongetuige vooralsnog betrouwbaar of niet betrouwbaar, hij velt een voorlopig betrouwbaarheidsoordeel. Stel dat dat allemaal positief verloopt, dan pas komt de deal tot stand en wordt de deal ondertekend. Daarna gaat het Openbaar ministerie dit alles naar buiten brengen. Dan is er nog niets besproken over de beschermingsdeal. Er is nog niet toegezegd wat voor faciliteiten het OM de kroongetuige kan bieden om straks nadat hij zijn straf heeft uitgezeten, een veilig leven te kunnen leiden, maar die verklaringen, die liggen er al.
Die beschermingsafspraken, de civiele overeenkomst dus, hebben dus geen enkele invloed op de inhoud van die verklaringen, en de bewering dat een kroongetuige een koopgetuige is, omdat hij geld krijgt toegezegd is daarom volstrekte onzin. Het kan namelijk ook nog eens zo zijn dat je in die beschermingsdeal geen overeenstemming bereikt, dat het Openbaar Ministerie iets heel anders voor jou in gedachten heeft dan jij wil. Maar ondertussen liggen die kluisverklaringen er wel en zijn dan vaak al in de openbaarheid, dus je kunt ook niet meer terug, want iedereen weet al dat je kroongetuige bent geworden.”
Bij het werken met kroongetuigen kunnen wel kanttekeningen worden geplaatst, ook rondom de veiligheid, er lekken soms zaken uit en er kan in het proces van alles misgaan. Los van het financiële motief kan het daardoor toch best een gevaarlijke afspraak zijn?
“Maar dat is een heel ander deel van het verhaal, dat is een kwestie van veiligheid. Alle partijen die daarbij betrokken zijn moeten zich bewust zijn van de gevaren die een kroongetuigedeal mogelijk met zich mee kan brengen en daar voorzichtig in opereren. Alleen dat is nog geen reden om het niet te doen. Je moet zorgen als Staat, als overheid, dat je pal staat voor mensen die dit risico willen nemen. Je moet daarmee niet schipperen en zeggen, zo gaan we het regelen. We regelen de veiligheid vooraf en niet achteraf. En we zorgen ervoor dat we op een hele verantwoorde manier en heel professioneel dreigingsinschattingen kunnen maken, veiligheidsrisico’s kunnen analyseren en daar bouwen we de veiligheidsmaatregelen op. Daar heb je veel en goede mensen voor nodig en dat kost veel geld. En als je die niet hebt, dan is het een heilloze weg natuurlijk.”
Het blijft natuurlijk de vraag hoe de ‘war on drugs’ aangepakt kan worden, omdat de vraag naar drugs altijd zal blijven bestaan?
“Ik begrijp wel dat heel veel van die criminaliteit drugsgerelateerd is, maar met de war on drugs heb ik niets van doen. Ik ben advocaat, ik sta een cliënt bij die iets wil en daar help ik hem in. Ik ben geen crimefighter, ik ben het OM niet, ik ben de rechter niet. Het OM moet maar opsporen en vervolgen en dan zorgen dat ze hun bewijs rond krijgen en die rechter moet maar een beslissing nemen. Ik sta mijn cliënt bij en ik probeer voor hem het optimale resultaat eruit te halen en de war on drugs is mij een stap te ver. Ik sta voor het belang van mijn cliënt, mijn individuele cliënt. Er wordt ons vaak verweten dat we een soort helpers van het OM zijn, maar dat zijn we dus niet. Wij vechten onze hardste gevechten uit met het OM en niet met de (verdediging van de) medeverdachten. Ik doe niets anders dan wat andere advocaten ook doen, namelijk mijn cliënt bijstaan. Die kroongetuige is gewoon een verdachte die een heel groot risico neemt. En natuurlijk, niets menselijks is een kroongetuige vreemd, dus er zal altijd een stuk opportunisme, een stuk eigenbelang bij zitten.”
Er wordt nu vaak gezegd dat advocaten strenger gecontroleerd moeten worden, bijvoorbeeld met visueel toezicht in de ebi. Wat vindt u daarvan?
“Dat visuele toezicht, dat raakt mij als advocaat, ik ben daar geen voorstander van. Ik vind dat de minister daarin doorslaat. Ik denk dat je met de controlemaatregelen die er nu zijn in die inrichting al een heel eind komt. Aangevuld met het zware regime in die inrichting denk ik, dat een maatregel als visueel toezicht overbodig en disproportioneel is. Ik zou er grote moeite mee hebben, om maar niet te zeggen dat ik denk dat ik geen gesprek zou voeren met een cliënt terwijl ik onder visueel toezicht sta. Want wat gebeurt er met die opnamen? Wie bekijkt dat? Wie kijkt er mee? Misschien zetten ze er wel een liplezer op die zo kan zien wat ik tegen mijn cliënt zeg en wat mijn cliënt tegen mij zegt. Dat is onaanvaardbaar! Het recht van een verdachte om vrijelijk en in vertrouwen met zijn advocaat te kunnen spreken, is zo’n groot goed, als je dat gaat wegnemen of inperken, dan zet je een heel groot en belangrijk deel van het strafproces op de helling. Dat moet je niet doen, dat is niet goed en dat is nergens voor nodig.”
Ik heb het er gedurende mijn interviewserie met verschillende vakgenoten van u over gehad, dat zij vermoeden afgeluisterd te worden tijdens hun cliëntbesprekingen en daar altijd rekening mee houden.
“Ik weet niet of dat zo is, maar ik moet je eerlijk zeggen dat er ook in andere gevangenissen wel eens vreemde dingen voorkomen. Dat er bijvoorbeeld wordt gezegd, we hebben die ruimte voor u gereserveerd, en als je die dan wil binnengaan wordt je met een raar excuus ineens ergens anders heen gestuurd. Dan gaan mijn haren recht overeind staan en dan heb ik geen goed gesprek meer met de cliënt. Dan zeg ik tegen hem mond dicht, ik kom volgende keer wel terug. Ik hou daar dus ook rekening mee. En het is heel ernstig dat je daar rekening mee moet houden, maar je kunt wat dat betreft de overheid niet vertrouwen en daarom vertrouw ik ze zeker het toezicht op advocaten niet toe.”
Is er tot slot nog iets wat u met de lezers wilt delen?
“Ik denk dat we ervoor moeten waken, dat we door onze angst voor criminaliteit of door de maatregelen die de politiek wil nemen, de rechten en verworvenheden van de verdachte en ook van slachtoffers en andere betrokkenen bij het strafproces gaan inperken, want anders krijgen we straks een wetboek van strafvordering en misschien wel een wetboek van strafrecht, dat compleet uit het lood is.”