Interview met Michael Ruperti “Op basis van één zaak’, één persoon, één verdachte worden allerlei nieuwe regels voor ons als advocaten gemaakt.”

Michael Ruperti

Michael Ruperti studeerde strafrecht aan de VU in Amsterdam. Na zijn studie begon hij zijn carrière bij de Militaire Juridische Dienst van Defensie, waar hij veel ervaring opdeed in militair strafrecht en militair ambtenarenrecht. Momenteel is mr. Ruperti als samenwerkend partner verbonden aan advocatenkantoor Karakaya. In zijn carrière stond mr. Ruperti vaak succesvol cliënten bij, zowel in commune als militaire strafrechtzaken, veel daarvan zijn spraakmakend, zoals onder andere de zaken van kolonel Karremans en meer recentelijk Willem Engel. In 2021 poogde hij tevergeefs bij de verkiezingen als fractievoorzitter van de partij Oprecht een zetel te bemachtigen in de Tweede Kamer. Actueel Nieuws vroeg Michael Ruperti naar de ontwikkelingen in de zaak Marengo, waarin hij Ridouan Taghi bijstaat en naar zijn plannen in de politiek.

Toen ik u de laatste keer interviewde, was u verbonden aan Cleerdin en Hamer. Inmiddels bent u verbonden aan een nieuwe praktijk. Kunt u iets vertellen over de overstap?

“Ik had het besluit genomen dat ik er per 1 januari 2024 mee zou gaan stoppen en dat had ik bekend gemaakt bij het vorige kantoor. Ik heb namelijk al langer de wens om eens een keer wat anders te doen. Niet dat ik advocatenwerk niet meer leuk vind, maar gezien mijn leeftijd en de carrière die ik heb opgebouwd, alle zaken die ik heb gedaan, dacht ik, ik zit al een aantal jaren op mijn top en misschien zou het wel goed zijn om daar te stoppen en te gaan kijken wat er nog meer is in het leven qua werk en andere zaken. Ik wist nog niet wat ik wilde gaan doen, dat vond ik ook het fijne ervan, maar ik wilde gewoon ruim de tijd nemen om te stoppen. Natuurlijk wilde ik ook de militaire praktijk goed overdragen en daarvoor had ik afspraken gemaakt met het kantoor van Karakaya, hij is een goed bevriende advocaat. Bij hem op kantoor werkt een andere advocaat, Mischa van den Hoonaard, die heeft bij mij stage gelopen in de militaire praktijk, heeft later bij Dolderman letselschade gezeten voor militaire praktijk en doet nu militaire strafzaken. De bedoeling was dat ik per 1 juli bij Karakaya samen met Mischa de militaire zaken zou gaan doen in die laatste periode. Toen kwam Taghi en zijn de plannen om te stoppen veranderd. Ik heb wel de plannen doorgezet om naar Karakaya te gaan, we hebben het nu zo georganiseerd dat ik naast mijn werk voor Marengo dus samen met Misha de militaire zaken blijf doen. Met zijn tweeën kunnen we dat goed opvangen.”

Het is dus niet zo dat u alleen met de zaak van Taghi bezig bent?

“Nee zeker niet, dat zou ik ook niet willen. Het is natuurlijk een hele grote zaak en ik heb vanaf het begin met de cliënt besproken dat dit geen zaak is om in je eentje te doen. Weski deed in feite deze zaak ook met ondersteuning van het advocatenkantoor, die ook bijna volledig aan de zaak werkten. Ik heb gelukkig twee goede ervaren collega’s gevonden om mee samen te werken. Dat maakt dus ook dat ik de tijd heb om de militaire praktijk – wat toch ook wel mijn dingetje is – gewoon voort te zetten. En het werkt tot nu toe prima moet ik zeggen.”

Kunt u misschien iets over die militaire praktijk vertellen voor de lezers die niet zo bekend zijn met militair recht? Om wat voor zaken gaat het in grote lijnen?

“Het grootste deel van de zaken is gewoon commuun strafrecht, dat gaat dus om militairen die worden verdacht van delicten die in het wetboek van strafrecht staan. Zoals elke burger verdacht kan worden van mishandeling of iets met drugs of diefstal, de wegenverkeerswet, met drank op rijden, vernieling, van alles. Voor militairen is er echter – omdat ze die militaire status hebben – een apart wetboek van militair strafrecht waarin wordt geregeld dat zij een bijzondere positie hebben in het recht en voornamelijk in Arnhem worden berecht. Naast de gewone wetgeving die op hun van toepassing is, zijn er specifiek militaire delicten die staan beschreven in het wetboek van militair strafrecht, dan heb je het bijvoorbeeld over in slaap vallen tijdens de wacht of over schietincidenten waarbij je je niet aan de voorschriften houdt, waardoor mensen gewond raken of gevaar lopen, of zelfs overlijden.

In het militair recht worden soms ook uitspraken gedaan die van invloed zijn op het hele strafrecht. Om daarvan een goed voorbeeld te geven, de Hoge Raad is een aantal jaren geleden omgegaan als het gaat over voorbedachte raad. Voor die tijd was daarvan vooral sprake met betrekking tot een tijdsaspect, dat wil zeggen als iemand tijd heeft voor rustig beraad, dus tijd heeft om na te denken voordat hij een daad pleegt, dan is dat bij voorbedachte raad. Naar aanleiding van een militaire zaak van mij is dat inzicht veranderd. Het is niet meer gebaseerd op tijd, maar op de gemoedstoestand van de verdachte op het moment van de daad. Deze zaak ging om een marinier, die tijdens een lang weekend met een paar vrienden ergens in Limburg ging stappen. Ze kregen ruzie met een aantal andere lui, werden achtervolgd en die marinier werd met een voorwerp op zijn hoofd geslagen. Hij is naar zijn huisje gerend, heeft zijn autosleutel gepakt, is naar zijn auto gegaan, heeft daar een mariniersmes uit gepakt, is teruggegaan en heeft een van die belagers in zijn borst gestoken. Voor het gerecht was dat genoeg om te zeggen dat er sprake was van voorbedachte raad. Ik heb toen mijn verweer gevoerd, op basis van een hele oude memorie van toelichting op de wet waarin stond dat de gemoedstoestand juist de voorbedachte raad in de weg kan zitten. Ik heb daarin aangegeven dat de marinier boos en bang was en dat er allerlei emoties door zijn hoofd gingen en dat dat kalm en rustig beraad in de weg zat. Daar heeft de Hoge Raad mij gelijk in gegeven en dat is dus nu standaard jurisprudentie.”

Binnen het gewone strafrecht zijn veel ontwikkelingen gaande, is dat ook binnen het militaire strafrecht het geval?

“Er is niet alleen militair strafrecht, maar ook militair ambtenarenrecht. Dat is in feite bestuursrecht. Toevallig ook door een zaak van mij heeft daar een belangrijke ontwikkeling in plaatsgevonden. Voorheen was het zo, dat als bijvoorbeeld een militair werd veroordeeld dan wel vrijgesproken, defensie op basis van het bestuursrecht zelf kon bepalen of ze iemand wel of niet zouden ontslaan. Zo ontstonden situaties dat bijvoorbeeld een zaak werd geseponeerd, of dat de militair werd vrijgesproken en dat defensie zei, wij vinden het toch aannemelijk dat deze persoon dit feit heeft gepleegd en dat er sprake is van plichtsverzuim. En dan hielden ze het ontslag in stand. Ik heb een zaak gehad van een militair die werd verdacht van een drugsfeit, door defensie was ontslagen en uiteindelijk is vrijgesproken. Ik heb dat ontslag aangevochten waarbij ik heb gesteld dat het toch niet zo kan zijn dat de strafrechter hem heeft vrijgesproken en dat op basis van hetzelfde dossier en bewijsmiddelen, alle feiten en omstandigheden defensie dan het ontslag in stand houdt en de bestuursrechter defensie daarin volgt. Dat is in strijd met artikel 6 van het EVRM, het recht op een eerlijk proces en dergelijke. De rechtbank in Den Haag en de Centrale Raad van Beroep hebben mij in het gelijk gesteld. Er is daarmee aangegeven, als het om hetzelfde feitencomplex gaat, dan kan er geen sprake van zijn dat een strafrechter vrijspreekt, en een ander overheidsorgaan er een andere beslissing op neemt. Dus dat is een hele belangrijke ontwikkeling in het militair recht.”

U bent nu aan een hele grote nieuwe zaak begonnen, de zaak Marengo, de zaak van meneer Taghi, een dossier van 50.000 pagina’s. Er speelt het nodige rondom die zaak. Kunt u de lezers bijpraten over de huidige ontwikkelingen in deze zaak?

“Die zaak is als je het goed bekijkt al zo’n 5 à 6 jaar bezig. Er kwamen steeds meer verdachten bij en uiteindelijk is onze cliënt aangehouden en opgepakt in Dubai en overgebracht naar Nederland. Op dit moment is de vorige advocaat in die zaak, mr. Inez Weski, aangehouden en heeft zelfs een tijd in voorlopige hechtenis gezeten. Op dat moment had onze cliënt geen advocaat. Uiteindelijk heb ik dat opgepakt met twee collega’s, Van der Biezen en Van Berge Henegouwen, en zijn wij nu de verdediging. We hebben om 9 maanden uitstel gevraagd, omdat we tijd nodig hebben om ons in te lezen en voor te bereiden. Dat valt ook allemaal onder artikel 6 EVRM, een verdachte heeft recht op adequate verdediging, in welke stand van het geding ook. Zonder goede voorbereiding kun je die adequate verdediging niet voeren. De rechtbank heeft gezegd de geplande uitspraak van 20 oktober niet te gaan halen, maar ze hebben ons in feite geen uitstel gegeven. Er is een soort belangenafweging gemaakt en het belang om uitspraak te doen laten ze nu prevaleren boven het belang van cliënt. Ik zal een voorbeeld geven. Op 14 juli was er een zitting in die zaak en een paar dagen daarvoor kwam er een aanvullend dossier binnen. Dat was de achtste aanvulling op het dossier Marengo en besloeg honderden pagina’s over allerlei onderwerpen. Als je die aanvulling leest, en je hebt alles wat daarvoor kwam niet gelezen, of je kent het niet, dan is het allemaal abacadabra. Tijd om al het voorgaande goed te kunnen doornemen is dus van groot belang, daarom vind ik deze beslissing van de rechtbank heel raar en ben ik het er ook totaal niet mee eens. Wij hebben vorige week dan ook bekendgemaakt dat wij gewoon de tijd nemen die wij nodig achten om ons in te lezen en voor te bereiden samen met de cliënt en dat wij het spoorboekje van de rechtbank in die zin niet gaan volgen. Het is onze beroepsethiek en het zijn onze gedragsregels die het niet anders maken. Wanneer wij er klaar voor zijn, zullen wij ons wel wenden tot de rechtbank, als er dingen zijn die wij willen melden of die wij willen verzoeken.”

Uiteindelijk gaat de rechtbank erover wanneer de zaak begint. Mocht dat gebeuren en jullie kunnen jullie niet voorbereiden, zijn jullie dan van plan de verdediging neer te leggen?

“Nee, we hebben de verdediging niet neergelegd, we staan cliënt bij in deze zaak. Wij lezen ons gewoon in, we bezoeken cliënt in principe elke week, we bespreken van alles. De zaak is natuurlijk al begonnen, de rechtbank heeft aangegeven dat 6 oktober een zittingsdag is voor alle verdachten en alle advocaten, voor als er nog dingen te melden zijn, als er nog verzoeken zijn, als er bijzondere omstandigheden zijn om misschien nog nadere onderzoeken te doen. Maar het is eigenlijk heel onzeker wat er op 6 oktober gaat gebeuren, of we er überhaupt wel, of niet aanwezig zullen zijn.”

Heeft hoe de zaak van mevrouw Weski verder verloopt invloed op de verdere verdediging in de zaak van de heer Taghi?

“Nee, in principe niet. Dat is een zaak an sich, dat onderzoek heet 26 Palma. Wij doen de zaak Marengo, waar cliënt wordt verdacht van een aantal zaken. Wanneer de zaak 26 Palma voor de rechter komt – als het überhaupt voor de rechter komt – dan heeft die zaak zijn eigen verloop. Daar staan wij los van, het heeft helemaal geen invloed op wat wij doen in de zaak Marengo. Het kan natuurlijk wel zo zijn dat daar feiten naar voren komen die van invloed zijn. Stel je voor dat in de zaak 26 Palma zou blijken dat onze voorganger Weski bijvoorbeeld in gesprekken met cliënt is geobserveerd, dan wel is afgeluisterd, dan is dat wel gebeurd terwijl ze in de zaak Marengo haar werk aan het doen was. Dat zouden wij dan natuurlijk wel graag willen weten, want dan gaan wij kijken of dat allemaal rechtmatig is gegaan en wat voor consequenties dat kan hebben voor de zaak Marengo.”

Maakt u zich zelf ook zorgen dat u bijvoorbeeld wordt afgeluisterd in de ebi?

“Je merkt aan alles in deze zaak dat er heel veel druk op zit, dat het OM er bovenop zit. Ik heb me ook wel eens afgevraagd trouwens, of dat niet heel erg overdreven is. Er hoeft maar wat te gebeuren en je ziet dat het OM er flink bovenop zit en er werk van maakt en eigenlijk alles verdacht vindt, dus ook de advocaten in de zaak. En ik vind dat de media en de politiek in het wantrouwen jegens advocaten ook een rol spelen. Als advocaat word je gezien als een soort handlanger of onderdeel van de organisatie van je cliënt, alsof je je laat lenen voor van alles en nog wat en dat je daarom moet worden geobserveerd en dergelijke. In de ebi weten we dat er in andere zaken, van andere advocaten, is geobserveerd en meegeluisterd. Als je daar zit, dan zit je daar met die wetenschap. Over de telefoon heb je gesprekken, of dat nou met een cliënt is of onderling en soms gebeuren er dingen die heel frappant zijn en waarvan je denkt, dat kan eigenlijk alleen maar als je wordt afgeluisterd. Dus in die zin zijn we er alert op, houden we daar zeker rekening mee.“

Voelt het dan ook alsof jullie integriteit wordt gewantrouwd?

“Zeker! Toen ik nog helemaal geen rol speelde in deze zaak kwam natuurlijk in het nieuws dat mijn collega’s Nico Meijering en Leo van Kleef werden gevolgd en geobserveerd in Dubai en dan krijg je in het algemeen al een soort gevoel van gaan we nu al deze kant op? En dat heb je natuurlijk helemaal als je in de zaak zelf zit. Je merkt aan alles dat zodra de naam van de cliënt ergens valt – Taghi – het meteen heel groot wordt gemaakt. Je krijgt bij alles toch wel het gevoel dat het OM direct denkt dat er wellicht weer ergens informatie wordt doorgegeven of dat er in codes wordt gepraat. Ook als je een grapje maakt tijdens het gesprek met cliënt – af en toe is het even heel luchtig, dat moet ook kunnen – zeg je al gauw ‘voor de mensen die meeluisteren, dit was gewoon een grapje.’ Die neiging heb je normaal niet. Ik heb dat in het AD ook gezegd, het is op eieren lopen, wat dat betreft.”

U bent ondertussen al langer dan 15 jaar advocaat, u bent waarschijnlijk gewend met lastige mensen te werken. Hoe kijkt u in het algemeen aan tegen de kwetsbaarheid van strafrechtadvocaten?

“Ik vind dat je als strafrechtadvocaat stevig in je schoenen moet staan. Als je niet weerbaar bent, of niet stevig in je schoenen staat en in die zin dus kwetsbaar bent, dan moet je dit vak niet doen. Dat is wat ik in het algemeen vind. Wat ik daarbij vind, dat stoort mij eigenlijk ook wel, is dat op basis van eigenlijk één zaak’, één persoon, één verdachte allerlei nieuwe regels voor ons als advocaten  worden gemaakt. Dat komt bij mij al bijna zo over alsof in de politiek bepaalde Kamerleden die naam willen maken in feite de zaak gebruiken om allerlei regels aan te scherpen, er door te drukken wat ze politiek vinden en om bepaalde wetten te maken, waarbij uit het oog wordt verloren dat het in feite ook gaat om grondrechten. Het vertrouwelijke contact tussen een advocaat en zijn cliënt, dat is namelijk gewoon een grondrecht, daar moet je principe gewoon niet aankomen en dat wordt toch gedaan en bepaalde politici doen dat ook bewust. Sommige zeggen dat zelfs, volgens mij was het Ulysse Ellian die de uitspraak deed, ‘het kan wel in strijd zijn met grondrechten, mensenrechtenverdragen, maar toch moeten we doorzetten.’ Dan denk ik, waar gaat dat naartoe. Je ziet allerlei berichten in de media verschijnen en dan gaan die politici daar meteen op handelen en moties indienen die dan ook nog worden aangenomen. Minister Yesilgoz bijvoorbeeld – die zich nu als premierskandidaat opwerpt – die maakt heel erg werk van de bestrijding van misdaad. Er worden allerlei regels en wetten naar Italiaans model op gemaakt in Nederland en ze krijgt ruim baan in de media om daar van alles van te vinden en over te zeggen. Ik zie dat de media daar eigenlijk helemaal niet kritisch op is. Dat is ook wel het verwijt dat ik richting de media maak, ze moeten toch wel kritisch kunnen en durven zijn. Het WODC (Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum, red.) heeft bijvoorbeeld behoorlijk wat kritiek geleverd op die hele aanpak zoals in Italië. Als het gaat om dat contact tussen advocaten en cliënten onder toezicht, of het met zijn tweeën cliënten  bezoeken, dan heeft de Raad van State daar heel veel kritiek op. Als het gaat om de omstandigheden van de hechtenis bijvoorbeeld in de ebi, daar heeft de Raad van Europa een commissie op gezet die de situatie zoals die in Nederland is op meerdere punten heeft afgekraakt omdat die niet voldoet aan de verdragen en neerkomt op extra leedtoevoeging, wat eigenlijk niet zou mogen. Van allerlei kanten is er kritiek, maar deze politici gaan gewoon door en in mijn optiek is dat gewoon scoringsdrift. Ik vind het een zorgelijke ontwikkeling dat in de politiek dus regels en wetten worden gemaakt en regels worden aangescherpt op basis van de situatie zoals die nu is. Het punt is namelijk ook dat zodra die regels eenmaal zijn aangescherpt en die wetten zijn gemaakt, ze die nooit zullen intrekken. Die regels en wetten zullen in andere situaties of in andere zaken ook gewoon worden gebruikt en zullen op een gegeven moment op burgers worden toegepast. Dat is wat je in Amerika bijvoorbeeld hebt gezien na de aanslagen op het WTC gebouw. Toen zijn er ook allerlei wetten gemaakt om terrorisme te bestrijden, maar je ziet dat die wetten nog steeds bestaan en elementen eruit ook worden toegepast in gewone strafzaken op de eigen burgers. Ik ben daar wel huiverig voor dat het deze kant op gaat. Zoals ik het zie wordt de naam van mijn cliënt te pas en te onpas genoemd om de regels en wetten maar verder te kunnen uitbreiden en te kunnen toepassen zoals deze politici dat willen en in verkiezingstijd is dat ook makkelijk scoren. Ik verwacht dus ook dat het nog wel verder zal gaan de komende maanden.”

Uw cliënt zit in een zwaar regime, in een handboeien-regime heb ik begrepen. Wat vind u van dat regime?

“Ik vind dat onmenselijk. Er is een regime voor in voorlopige hechtenis, dat is altijd vrij beperkend. In de ebi zeggen ze dat bepaalde verdachten toch in een strenger regime moeten. Dat kun je vinden en dat kun je zo toepassen, maar wanneer is dan de grens bereikt? Feit is dat je met dat handboeien-regime bijna bij elke beweging die je maakt, of verplaatsing die je doet, constant handboeien aan en uit moet. En als je dan ziet, dat het contact met de kinderen vrijwel onmogelijk is, omdat het allemaal wordt gezien als mogelijkheid om boodschappen door te geven – terwijl je het hebt over kinderen onder de 12 zelfs! – dan vind ik – en met mij meerdere advocaten – dat we te ver gaan. En nogmaals ik kan hier wijzen naar het rapport van het CPT – een orgaan van de Raad van Europa – die dat ook zorgwekkend vindt en zegt dat bepaalde elementen uit het gevangenisregime extra leed toevoegend zijn. Dat is een begrip dat internationaal wordt gebruikt, het heet ook isolatiefoltering en dat is dus wat er nu plaatsvindt.”

Advocatenkantoor Ficq en partners hebben aangegeven dat ze geen strafzaken meer doen waarin een kroongetuige optreedt. Wat vindt u daarvan?

“Ik vind dat heel begrijpelijk. Ze hebben daar veel onderbouwende argumenten voor gegeven in een brief die ze ook hebben gepubliceerd. Zij zitten natuurlijk al veel langer in zaken, hebben allerlei ellende meegemaakt aan die kant. Dan rijst natuurlijk de vraag, vind ik dat ook voor mezelf? Het antwoord daarop is nee, want anders zou ik deze zaak bijvoorbeeld niet aanpakken. Maar het gevoel deel ik wel. Want eigenlijk geven ze onder andere ook aan dat in dit soort zaken je als advocaat gauw zelf in het verdachtenbankje wordt geplaatst. En het is daarnaast heel lastig om kritisch op te kunnen treden bij alles wat zo’n kroongetuige aangaat. Dat zie je ook in deze zaak, een heel simpel voorbeeld is dat de kroongetuige volgens mij onder ede gehoord is op zitting, waarbij een heel genuanceerd naar beeld naar voren kwam over zijn contacten met cliënt, die sprak hij niet, die kende hij niet persoonlijk, en dat is natuurlijk wel opmerkelijk. De rechters moeten natuurlijk nog spreken, maar die zijn in mijn optiek ook niet heel kritisch op of het allemaal wel klopt wat deze kroongetuige zegt. Dat is altijd wel een issue met kroongetuigen, iemand die uit een bepaald milieu komt en bepaalde belangen heeft om zo goed mogelijk weg te komen, dat zal altijd natuurlijk een pijnpunt blijven. Ik zal zelf nooit kroongetuigen bijstaan om die reden, er spelen bepaalde andere belangen omheen en je moet je altijd afvragen of een kroongetuige wel betrouwbaar is. Er is ook veel kritiek op die verbreding, de verruiming van de kroongetuigeregeling. Ik heb laatst een boek gelezen, dat heet ‘grote vissen, kleine vissen’ en dat gaat ook over de kroongetuigeregeling. Daar wordt veel kritiek in gegeven en die deel ik ook.”

In een interview dat ik onlangs heb gehouden met politiecommissaris Martin Sitalsing hebben we de optie van legaliseren van drugs besproken, in Canada wordt daarmee geëxperimenteerd. Wat is uw mening daarover?

“Je zou zeggen, drugs zijn een onderdeel van de maatschappij. We kunnen daar heel spastisch over doen, maar in allerlei lagen van de maatschappij worden drugs gebruikt. Wat vind ik daarvan? In mijn optiek is het meer een volksgezondheid issue. Je kunt van bepaalde drugs verslaafd raken, met allerlei ellendige toestanden tot gevolg. Dat wil je niet hebben, maar moet je drugs daarom in het strafrecht houden? Ik denk ja, als er uitwassen zijn, in die zin vind ik dat begrijpelijk, maar ik vind dat je er wel wat realistischer mee moet omgaan. Als ik bijvoorbeeld naar de militaire praktijk kijk, dan is er zerotolerance, maar een jonge militair die tijdens de zomervakantie naar een festival gaat en daar een pilletje gebruikt, die wordt strafrechtelijk vervolgd en door defensie ontslagen en dat vind ik wel heel ver gaan. Het drugsbeleid heeft meer te maken met het feit dat defensie paraat moet zijn, wat betekent dat je tijdens een oefening of tijdens een missie niet onder invloed mag zijn. Ik denk daarom dat het wel goed is om ons eens te bezinnen op het hele drugsbeleid an sich en goed te bekijken waar strafrechtelijk optreden echt noodzakelijk is als het gaat om drugs. Maar ik ben me er zeker ook bewust van dat drugs voor de gezondheid van bepaalde personen, maar ook voor de Volksgezondheid hele negatieve gevolgen kunnen hebben en dat moet ook zeker worden meegenomen in die bezinning.”

De opsporing van drugs kost heel veel mankracht en geld. Dat geld zou bijvoorbeeld ook naar de verslavingszorg en naar andere opsporing, zoals door zedenrechercheurs kunnen gaan, waar nu door een tekort aan mankracht veel zaken op de plank blijven liggen. Over die verdeling van capaciteit valt toch ook wel veel te zeggen?

“Zeker, maar het is denk ik bijna net als met kinderen, als je iets verbied, dan zit het in de mens –tenminste bij veel mensen – om dat juist op te gaan zoeken, uit te proberen. Wellicht is het daarom zo, dat als je dat verbieden loslaat, dat het dan ook veel minder gaat voorkomen. Dat betekent dan dat er veel minder opgespoord moet worden, dat je die capaciteit daar minder op hoeft in te zetten. Daarom nogmaals, ik vind dat het wel goed is dat er een keer bezinning plaatsvindt op het hele drugsgebruik en de aanpak van drugs.”

Heeft u nog iets dat u zelf zou willen toevoegen?

“Wat ik wel een interessant onderwerp vind, zijn de komende verkiezingen. Ik ben in het verleden natuurlijk politiek actief geweest, voor de Marengo zaak. Het is niet zo dat ik nu nog heel actief ben, maar ik heb wel altijd contact met diverse Kamerleden, politici en partijen en dat is echt van links tot rechts. Dat heb ik altijd gehad en heeft voornamelijk met mijn werk te maken. Je komt in aanraking met allerlei mensen en dan praat je ook over bepaalde dingen. Wat mij nu vooral opvalt, is dat er echt behoefte is aan een fris geluid. Die nieuwe bestuurscultuur waar het vorige kabinet over begon, daar is helemaal niets van terechtgekomen, omdat weer dezelfde partijen en dezelfde mensen in het kabinet zaten, sommige op andere posities, maar die moesten een heel nieuwe bestuurscultuur gaan inbrengen. Dat gaat natuurlijk niet werken. Je ziet nu dat er een aantal politici weggaan. Bij een aantal denk ik, dat is heel goed dat dat gebeurt, maar bij een aantal andere denk ik dat is jammer, want dat zijn heel goede Kamerleden. En dan denk je, waar ligt dat dan aan? Je ziet dat er de laatste jaren op politici een enorme druk ligt, zowel op de persoon als professional, als ook in het persoonlijk leven, het gezinsleven. De maatschappij is verhard en dat uit zich ook naar die Kamerleden. Al moet ik zeggen dat de politiek daar zelf ook aan meewerkt door steeds hardere uitspraken te doen, minder op de inhoud te gaan en minder de diepte in te gaan. Het is eigenlijk alleen maar scoren, op bepaalde woorden en met bepaalde onderwerpen, als ze weten dat er camera’s zijn. Echt inhoudelijk goed werk als Kamerlid doen, er zijn er maar weinigen die dat doen. Omtzigt, dat weten we, die doet goed werk, en Renske Leijten, maar die gaat nu weg. Farid Azarkan is ook een goed voorbeeld. Wat mensen ook van hem vinden, hij is een echt goed Kamerlid, die echt op de inhoud ging en hij was toch ook een van die 3 Kamerleden die de kar heeft getrokken als het gaat om het aan het licht brengen van de toeslagenaffaire. Zo zijn er nog wel een aantal, maar de spoeling wordt dun. Ik hoop dus echt dat er een nieuw slag politici komt, mensen die echt uit de maatschappij komen, die weten wat er speelt in de maatschappij en die weten wat het is om de mouwen op te stropen. Zelf heb ik ook contact met bepaalde partijen en politici. Ik word wel gevraagd om actief mee te denken, ik ben zelfs gepolst om een ministerspost te bekleden, defensie bijvoorbeeld. Eerlijk gezegd ben ik heel benieuwd hoe de komende verkiezingen uitpakken, welke partijen worden gekozen, welke politici zich verkiesbaar stellen en of er dan echt iets kan veranderen in Nederland.”

U heeft dus wel een stevige politieke ambitie, die alleen nog niet concreet is geworden?

“Ik heb nu net de zaak Marengo als strafrechtadvocaat aangepakt, dat zit toch in mijn bloed. De verkiezingen zijn natuurlijk ook veel vroeger dan de bedoeling was doordat het kabinet is gevallen, dus misschien is het qua timing toch te vroeg voor mij. Maar zeg nooit, nooit! Ik denk niet dat ik actief op een kieslijst ga staan, hoewel er bepaalde partijen of politici kunnen zijn die ervoor zorgen dat je toch gaat nadenken. Politieke ambitie heb ik altijd wel en heb ik altijd ook wel gehad, maar de hele constellatie moet goed zijn. Ik heb natuurlijk eerder deelgenomen aan de verkiezingen, om te kijken hoe dat gaat, rekening houdend met het feit dat het niet zou lukken en het is ook totaal mislukt. Dat heeft mij niet verrast, maar ik heb er wel veel van geleerd in die zin dat als ik een volgende keer ga meedoen, ik bepaalde dingen anders zal aanpakken. Maar op de achtergrond ben ik wel degelijk bezig, ik praat met meerdere mensen, meerdere politici, bepaalde partijen.”

Is BBB of NSC niet een optie voor u? “Dat weet ik niet, eerlijk gezegd. Ik heb absoluut veel sympathie voor NSC en BBB. Ik vind het ook heel goed dat Caroline van de Plas en Pieter Omtzigt bijvoorbeeld zeggenniet voor het premierschap te willen gaan. Ik denk dat voor beide partijen cruciaal is dat ze gaan samenwerken en een groot deel van de nieuwe regering gaan vormen. Daar kan volgens mij iets moois uit ontstaan. Hoe de BBB en NSC het gaan doen moeten we maar zien. Het zijn nieuwe partijen waar heel veel sympathie voor is bij mensen die de oude Haagse bestuurscultuur zat zijn. Ook bij mij, maar je moet wel kijken of dat structureel gaat zijn en of het niet een oprisping is vanuit het electoraat omdat ze de gevestigde partijen zat zijn. Ik hoop in ieder geval echt dat partijen als BBB en NSC, met een beetje dezelfde insteek en dezelfde authenticiteit en eerlijkheid aan het werk willen en niet alleen maar praatjes verkopen om mijn stem te krijgen. Ik denk dat die behoefte er is in Nederland, dus ik wens ze het allerbeste. Wat politiek betreft voor mij, BBB of NSC van Omtzigt of een andere partij, niets is uitgesloten, ik kijk het gewoon nu aan. Er wordt mij zoals gezegd regelmatig om advies gevraagd als het gaat om defensie, veteranen, justitie en dat soort dingen en ik merk ook niet dat het omdat ik de zaak Marengo doe, veel minder is. De meesten die ik spreek zeggen, zo hebben we dat geregeld in Nederland, iemand heeft altijd recht op rechtsbijstand, of dat nu om Taghi gaat, of om iemand anders.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Copyright 2020-2021 © actueelnieuws.org

logo

Tip de redactie!

Actueelnieuws.org werkt graag met jou samen aan mooie interviews en prikkelende artikelen. Heb je een tip of idee? Meld deze dan bij onze redactie.