Martin Sitalsing is benoemd tot nieuwe politiechef van de eenheid Noord-Nederland en zal in die functie per 1 juni 2023 beginnen. Op het moment van schrijven is Sitalsing nog politiechef van de eenheid Midden-Nederland, nadat hij eerder al verschillende andere functies binnen het korps politie verrichte en directeur-bestuurder was bij de GGZ instelling Lentis en de daaraan verbonden Mesdagkliniek. Sitalsing gaat zich bij het korps Noord-Nederland onder andere bezighouden met thema’s als ondermijning, digitale criminaliteit en asielproblematiek. Actueel Nieuws vroeg hem naar zijn carrière, zijn plannen in de nieuwe functie en naar actuele ontwikkelingen in de samenleving.
Kunt u voor de lezers misschien kort iets over uw carrière vertellen?
“Ik ben Martin Sitalsing, ik ben 61 jaar oud. Na het behalen van mijn vwo-diploma ben ik economie gaan studeren en daarna op een accountantskantoor gaan werken. En omdat ik dat eigenlijk niet zo leuk vond, ben ik in 1985 naar de politie gegaan in Amsterdam. Daar heb ik zo’n 15 jaar doorgebracht, tot 2000. Toen ben ik politiecommissaris geworden in de stad Groningen en Haren -dat is inmiddels ook de gemeente Groningen – dat heb ik een jaar of 5 gedaan. Daarna ben ik 5 jaar plaatsvervangend en waarnemend korpschef geweest in Friesland en nog 4 jaar korpschef in Twente en toen heb ik de politie verlaten. In Groningen ben ik daarna 4 jaar directeur-bestuurder van de Jeugdbescherming Noord geweest, dat heette eerst Bureau Jeugdzorg en later bureaus Jeugdzorg Groningen en Drenthe. En daarna ben ik nog bijna 4 jaar gemeenschappelijk voorzitter Raad van bestuur van de GGZ instelling Lentis en de tbs-kliniek van Mesdag geweest. Dat is een beetje mijn carrière in een notedop. Bestuurlijk ben ik ook actief bij het Noord Nederlands toneel en de Club Guy Roni als voorzitter van de Raad van toezicht. Ik zit in de Raad van toezicht van het Wilhelminaziekenhuis in Assen en in de Raad van toezicht van Meld Misdaad Anoniem en zo probeer ik ook wel een maatschappelijke rol in te vullen. Landelijk ben ik verantwoordelijk deels voor diversiteit en inclusie bij de politie en ook voor zorg en veiligheid. Omdat ik die beide achtergronden heb, combineer ik die twee ook veel.”
U vertelde net ook over Lentis, zijn er bepaalde ervaringen die u uit dat werkveld heeft meegenomen naar uw volgende dienstverbanden?
“Zeker, ik was eigenlijk een ander soort politieman voordat ik bij de jeugdbescherming en bij Lentis heb gewerkt dan daarna. Wat ik daarmee bedoel, is dat ik nu echt vanuit een breder perspectief naar veiligheidsvraagstukken kijk waar bijvoorbeeld kinderen of mensen in geestelijke nood bij betrokken zijn. Als politie worden we geconfronteerd met zowel suïcides aan de ene kant als met personen met onbegrepen of verward gedrag aan de andere kant. Wat meer begrip krijgen voor hoe we daar vanuit politiestandpunt naar moeten kijken, door onze verantwoordelijkheid erin te pakken, maar tegelijkertijd ook te snappen wat er binnen de GGZ of bijvoorbeeld bij Lentis moet gebeuren, of wat er bij de jeugdbescherming beter kan om de veiligheid te waarborgen voor de samenleving of voor kinderen, dat heb ik daar wel geleerd.”
U begint nu aan een nieuwe functie, politiechef Noord-Nederland. Zijn er bepaalde nieuwe dingen die u daarin graag zou willen bereiken?
“Sowieso moet ik me opnieuw verhouden tot de politie Noord-Nederland. Ik moet echt weer opnieuw goed leren kennen hoe het daar is. Voor mij zijn belangrijke thema ’s toch wel de georganiseerde criminaliteit, ondermijning, huiselijk geweld, kindermishandeling, stalking, maar ook personen met verward gedrag in Noord-Nederland. Maatschappelijke onrust rondom de energietransitie, wat betekent dat, wat doet de hele aardbevingsschade met het gemoed van mensen en met het veiligheidsgevoel? Dat zijn wel thema ’s waar ik van denk, daar heb ik zin in om mijn tanden in te zetten.”
U heeft zich eerder wel eens uitgesproken over het onderwerp cybercrime. Kunt u iets vertellen over hoe u bij de politie daar actief tegen wilt strijden?
“Wat je ziet is dat tijdens en na corona digitale criminaliteit enorm gestegen is. En je ziet ook dat de schaamte voor het feit dat je slachtoffer bent geworden van digitale criminaliteit enorm is, of het nu gaat om een groot bedrijf zoals het UMCG bijvoorbeeld, of om een individueel persoon. Beide zien we voorkomen en mijn ambitie is om daarin enerzijds die schaamte eraf te halen en mensen ook te verleiden tot het doen van aangifte, zodat we daar meer zicht op krijgen. En anderzijds ook te zorgen dat die vormen van criminaliteit goed aangepakt worden. Dus dat betekent ook dat we in Noord-Nederland meer expertise op dat gebied naar binnen moeten halen. Dat hoeft niet traditioneel via de politieacademie, maar dat kunnen ook mensen zijn die vanuit het bedrijfsleven of vanuit een andere opleiding binnenkomen.”
De capaciteit bij de politie is ook een thema op dit moment. Hoe kijkt u aan tegen het capaciteitsprobleem?
“Daar kijk ik tweeledig tegenaan. Ik vind dat we moeten zorgen dat het platteland ook goed bediend wordt als het gaat om aanrijtijd, als het gaat om veiligheid, als het gaat om veiligheidsgevoelens, dus daar zal ik echt meer aandacht aan moeten besteden in Noord-Nederland, in tegenstelling tot Midden-Nederland. Dat is echt een belangrijk punt, denk ik. En het andere aspect is dat de politiefunctie niet alleen maar door de politie wordt uitgevoerd. Dus hoe krijgen we andere partijen beter in de benen om die veiligheid goed te waarborgen?”
U heeft zich bij de politie eerder ook ingezet op het gebied van diversiteit. Zijn er bepaalde zaken waar u zich nu ook graag op wil richten?
“Diversiteit hangt bij mij enorm samen met onze professionaliteit. Ik sta voor het vak, ik sta voor een professionele politieorganisatie en we mogen deze functie uitoefenen namens de samenleving, en dat betekent dat wij voor iedereen in deze samenleving politie moeten zijn. Iedereen moet zich veilig voelen en als dat zo is, dan hebben we met elkaar ook het gevoel van vrijheid, dus dat blijft voor mij een speerpunt waar ik ook werk, of dat nou in Noord-Nederland, Amsterdam, Midden-Nederland of waar dan ook is. Dit raakt voor mij de kern van de identiteit van de Nederlandse politie, wij zijn een politie voor iedereen, en dat moeten we op alle fronten uitdragen en het is een onderdeel van onze professie, van onze professionaliteit. We hebben het ook nodig om ons politiewerk te kunnen doen.”
De politie is wat dat betreft een aantal malen ongelukkig in de publiciteit geweest. Denkt u dat u als politiechef een bijdrage kunt leveren aan een juist beeld dat mensen hebben van de politie?
“Dat denk ik wel, want de politie is echt een hele prettige werkgever en fantastische organisatie voor iedereen. Dus als je een andere achtergrond hebt, of je nou uit de cyberwereld komt, journalist geweest bent of uit een politiefamilie komt, voor iedereen is het leuk om te werken bij de politie. We hebben een brede maatschappelijk rol. En ik denk dat ik ook in Noord Nederland een boegbeeld kan zijn om te laten zien wat een leuke organisatie het is.”
Ook in eerdere functies heeft u uitgedragen boegbeeld te willen zijn. Wat is daarin uw drijfveer?
“Dat is niet alleen op het gebied van diversiteit, ik wil echt boegbeeld zijn voor onze rol, voor ons vak, voor de mensen voor wie ik werk. Wat voor mij een belangrijke drijfveer is, dat is toch die maatschappelijke rol en ik vind dat we wat te verliezen hebben als organisatie. Als we bijvoorbeeld bij de jeugdbescherming niet investeren in de veiligheid van kinderen, als we als het gaat om kwetsbare mensen niet investeren in het bestrijden van die kwetsbaarheid en het sterker maken van mensen met een mentale blessure, of niet zorgen dat mensen zich veilig kunnen voelen in de samenleving, dan vind ik dat we echt wat te verliezen hebben als daardoor het gat zo groot wordt tussen arm en rijk dat arm geneigd is om zich af te gaan zetten tegen rijk, of misschien de criminaliteit zelfs toeneemt. Daar voel ik me verantwoordelijk voor en ik vind dat we daarin wat te verliezen hebben als ik me daar niet voor kan inzetten. Dat is dus eigenlijk mijn grote drijfveer. Het gaat om een fijne samenleving bouwen met elkaar, waarin iedereen zich prettig voelt, waar je ook vandaan komt.”
U had het net ook over het strijden tegen de ondermijning. Er is vanuit verschillende bestuurders, waaronder Femke Halsema, een oproep gedaan om drugs te legaliseren. Wat vindt u daarvan?
“Qua gedachte kan ik die denklijn wel goed volgen, want je denkt we stoppen zoveel geld in bestrijding en het gebruik is eigenlijk bijna genormaliseerd geraakt. Maar als je kijkt naar de internationale context, dan hebben wij open grenzen, daarom denk ik dat dat niet gaat werken. Het zou een enorme aanzuigende werking hebben. Dat zien we in Groningen al aan de coffeeshops en het toerisme wat we krijgen vanuit Duitsland. En dat gaat nog breder worden als we drugs in de volle breedte vrijgeven. Daarnaast wordt denk ik onderschat wat de effecten zijn op de volksgezondheid. Natuurlijk is dat ook bij alcohol en suikers en anderszins ongezonde middelen het geval, maar als ik kijk naar de gezondheidsschade als jongeren langdurig blootgesteld worden aan softdrugs, wat dat betekent in psychoses, in eenzaamheid, in terugtrekken uit de samenleving, de schade die dat oplevert in de hersenen, datzelfde geldt natuurlijk ook voor cocaïnegebruik, voor MDMA, voor lachgas. Dat is voor mij wel een gezondheidsthema waarvan ik vind dat we het bijvoorbeeld op het gebied van alcohol echt hebben laten lopen.”
Kunt u dat standpunt met betrekking tot alcohol toelichten?
“Alcohol is uiteindelijk gelegaliseerd, het gebruik is genormaliseerd, maar de pijnlijke effecten van overmatig alcoholgebruik zijn volgens mij heel veel huiselijk geweld, agressie, verslaving met alle fysieke problematiek die erbij komt kijken en het ontstaan van veel kankersoorten. Ik denk dat we dat enorm onderschatten en als we zomaar drugs zouden vrijgeven, denk ik dat we onvoldoende geleerd hebben van dit aspect.”
Er is dus het gezondheidseffect, maar er is natuurlijk ook het effect dat door een verbod op drugs de straatprijs hoger wordt. Criminelen hebben vanwege dat verbod een verdienmodel. Hoe kijkt u dan aan tegen het doorbreken van dat verdienmodel?
“Ik denk dat we ons nog onvoldoende inzetten op dat verdienmodel, we zitten heel erg op de bestrijding van drugscriminaliteit door die drugs uit de markt te halen, door daar onderzoek in te doen. Maar ik denk dat we ook veel meer zouden moeten investeren op dat verdienmodel, om drugs niet te laten lonen. Dus hoe kunnen we de underground banking in kaart brengen, hoe kunnen wij zien hoe die geldstromen lopen? Hoe kunnen wij een soort omgekeerde bewijslast creëren, zoals we dat ook binnen de belastingwetgeving hebben, dat mensen moeten kunnen bewijzen dat ze legaal aan het geld gekomen zijn, in plaats van dat wij nu het geld moeten gaan opsporen.”
We hebben het er al zijdelings over gehad, maar welke kansen ziet u wat betreft preventie van jeugdcriminaliteit en andere vormen van criminaliteit?
“Ik denk dat wij met de decentralisatie van de Jeugdzorg echt iets overboord hebben gegooid en te makkelijk hebben gedacht dat gemeentes dat zelf konden oplossen. Daar hebben wij ons ontzettend in verkeken. Wat daarin gebeurd is, is dat allerlei kleine partijtjes als paddenstoelen uit de grond zijn geschoten en allerlei vormen van jeugdhulp zijn gaan verlenen, waardoor het stelsel duurder is geworden en we uiteindelijk de kinderen nog steeds onvoldoende helpen. Met de decentralisatie van de jeugdzorg wilden we de nulde lijn inrichten. Dat betekent dat we nog voor de eerste lijn voorzieningen wilden hebben om jongeren goed op te vangen en om gezinnen goed te begeleiden. Ik denk dat we daarin nog echt wel een slag kunnen maken, als ik zie dat scholen nog onvoldoende verantwoordelijkheid pakken, als ik zie dat we het jeugdwerk hebben afgebouwd in de wijken. Ik vind dat gewoon schokkend om te zien, dus daar hebben we echt een hoop in te doen qua preventie. En als het gaat om preventie op mensen met verward gedrag bijvoorbeeld, dan denk ik dat wij te makkelijk de kliniek hebben leeg gespeeld, te makkelijk hebben geambulantiseerd en de ontvankelijkheid voor mensen die wat bijzonder zijn in de wijk hebben onderschat. We dachten allemaal dat die ontvankelijkheid heel groot zou zijn, maar die is helemaal niet zo groot. Mensen vinden het prima als bijzondere mensen in de wijk wonen, zo lang het maar niet in hun eigen buurt, of wijk is. Dus het investeren in de weerbaarheid van die wijken om mensen die anders zijn op te kunnen vangen, dat is ook een belangrijke factor in preventie.”
Zijn er verder nog bepaalde ontwikkelingen in de samenleving waarvan u als politiechef zegt, daar wil ik extra op letten?
“Wat voor mij ook heel belangrijk is, eerder noemde ik al de digitalisering en ondermijning, maar ik denk dat het goed is om rekening te houden met het anti-overheidssentiment. Omdat wij als politie de meest zichtbare overheid zijn, hebben wij een extra verantwoordelijkheid om daar een belangrijke rol in te vervullen en te zorgen dat we goed blijven letten op onze objectiviteit, en de waarden, die belangrijk zijn voor ons.”
U heeft zich ook uitgesproken over het feit dat bijvoorbeeld vrouwelijke politieagenten een hoofddoek mogen dragen. Kunt u daar iets over vertellen?
“De minister heeft daar een streep doorgezet, dus op dit moment is dat geen thema voor mij. Ik heb overigens nergens voor gepleit in de media. Ik heb geprobeerd het debat te voeren, dat is iets wezenlijk anders. Ik heb altijd gezegd, ik krijg de vraag vanuit onze recruiters om diversiteit binnen te halen en daarop te investeren en ik vind dat we daar het debat over moeten voeren. Dat debat is gevoerd en de minister vindt het een no go en daarmee is het voor mij ook van de agenda af.”
Dan een ander onderwerp, het aantal sociale advocaten dat dreigt terug te lopen, hoe kijkt u daar tegenaan?
“Dat vind ik echt ontzettend jammer. Het zou nooit zo mogen zijn dat we een rechtsstaat krijgen waarin degene die het meeste geld heeft, het beste op rechtsbescherming mag leven. Wat mij betreft geldt hetzelfde voor gezondheidszorg en voor veiligheid. De waarborgen van onze rechtsstaat zijn voor iedereen, of je geld hebt of geen geld, iedereen moet goed bediend worden in die rechtsstaat. Daarom vind ik het ook belangrijk dat de sociale advocatuur echt positie blijft behouden en voldoende middelen krijgt om dat werk goed uit te voeren. Sociale advocatuur is met name voor de rechtsbescherming van kwetsbare mensen van groot belang.”
Dan mijn laatste vraag, heeft u nog een boodschap voor de lezers van het interview?
“Mijn boodschap voor de lezers, is dat ik wil blijven hameren op de belangrijke rol die we als politie hebben, en dat we die niet kunnen doen zonder draagvlak in de samenleving. Dat we daarin in elkaars schoenen durven te staan, wij als politie in de schoenen van burgers die kwetsbaar zijn of die ergens mee zitten. En ik wil de vraag aan de burgers stellen om in onze schoenen te gaan staan en oog te hebben voor het feit dat wij toch iedere dag weer bezig zijn om te werken aan een vreedzame samenleving.”