Viroloog Marion Koopmans is hoogleraar aan het Erasmus MC in Rotterdam, waar zij onderzoek doet naar de verspreiding van virussen tussen dieren onderling en tussen dieren en mensen, rechtstreeks of bijvoorbeeld via voedsel. Koopmans geeft vanuit deze expertise haar advies aan de WHO en was tijdens de coronacrisis lid van het OMT, dat de overheid op het gebied van coronabeleid adviseerde. Met name tijdens de coronapandemie was Marion Koopmans vaak te zien en te horen in de media, waarbij zij toelichting gaf over de stand van zaken rondom het coronavirus. Voor haar duidelijke en heldere uitleg kreeg Koopmans in 2020 de Machiavelliprijs en in 2021 de Irispenning voor excellente wetenschapscommunicatie. In december 2022 verscheen een boek dat zij samen met haar zoon Mischa Huijsmans schreef, ‘Viroloog in een veranderende wereld’, over haar carrière en werk. Actueel Nieuws vroeg haar naar haar optreden in de media, haar boek en haar kijk op onze toekomst in het kader van de virologie.
De afgelopen tijd bent u, vooral in de coronatijd, best veel in de publiciteit geweest, ik ben benieuwd hoe uw verhouding met de media is.
“Ik ben door de media veel benaderd vanwege vragen over de virussen. Het is niet zo dat ik zelf graag in de media wil verschijnen, maar als je midden in de grootste viruscrisis van onze tijd zit en je weet er iets van, dan vind ik het wel een beetje mijn plicht om daar waar dat kan mijn steentje bij te dragen.”
Denkt u dat het u altijd voldoende gelukt is om wat u wilde zeggen goed over te brengen, of heeft u ook wel eens media optredens gehad waarbij u het lastig vond om daar de ruimte voor te pakken, waardoor misschien uw boodschap toch anders aankwam bij de kijkers?
“Er zijn natuurlijk heel verschillende soorten media. Ik heb wel eens een podcast van 3 kwartier gedaan, waarin er dus echt ruimte was om dingen uit te leggen. Maar je hebt ook de mediacyclus die eigenlijk bijna over clickbait gaat, zoals bijvoorbeeld de afgelopen weken met inreistesten voor reizigers uit China, waar ineens alle media iets over willen zeggen. Van die hele korte snelle mediacyclus denk ik wel, dat het ook een beetje een circus is, hoe vaak kun je dezelfde vraag stellen aan een hele diversiteit aan deskundigen. Daarvan vraag ik mij dan soms af hoe nuttig dat nou eigenlijk allemaal is. Het is dus een beetje zoeken naar de balans tussen meer verdiepende media en snelle ad hoc dingen.”
Uw collega Diederik Gommers heeft ook weleens aan ontspannende programma’s meegewerkt. Heeft u er weleens over gedacht om mee te doen aan bijvoorbeeld een quiz?
Nee, dat is niet mijn ding.
Wat dat betreft bent u dus een echte wetenschapper?
“Ja inderdaad, mijn boek is in zoverre ook een uitzondering waar ik zeker even over heb moeten nadenken. Het gaat niet zozeer om mij, het gaat meer om wat ik kan helpen duiden, vandaar dat ik dat uiteindelijk wel heb gedaan.”
Wat vond u van de reacties die u hebt gekregen op uw boek?
“Ik hoor verschillende dingen. Er zijn mensen die zeggen dat ze nieuwe dingen in het boek hebben gelezen, zelfs mensen met wie ik heel lang gewerkt heb. Dat vind ik dan grappig. Er zijn ook mensen die zeggen nu te zien dat er toch wel een hele wereld achter zit, en dat is ook vooral waarom ik er aan heb meegewerkt. Wat ik met het boek heb willen aangeven, is dat dit al heel lang, zo niet al decennia speelt, er zijn hele patronen in hoe virussen zich ontwikkelen. Er zijn ook mensen die zeggen dat het ze nu veel duidelijker geworden is. Dat vind ik heel mooi. En er zijn ook mensen die het hebben over de kijk vanuit mijn zoon die ook gesprekken heeft gehad met allerlei mensen meer van zijn eigen generatie. Dat vind ik ook mooi, want dat is in feite de drieslag die we hebben willen maken.”
Het boek was een project dat u samen met uw zoon bent aangegaan, heeft dat de band met uw zoon versterkt?
“Het was heel leuk, ook spannend, maar vooral heel leuk. We zijn er allebei ook blij mee, los van of het boek wel of niet verkoopt, maar gewoon met hoe het proces gegaan is. Dat was heel bijzonder.”
Wat maakte het voor u het meest bijzonder?
“Je werkt echt als gelijkwaardige partners samen, dus het is heel anders dan een moeder/zoon-ding. Hij heeft keuzes gemaakt en ik heb keuzes gemaakt, het was een echte samenwerking. En het is heel leuk om te merken dat dat kan, omdat je zoiets eigenlijk nooit doet. Daarnaast vond ik het ook leuk om te merken hoe goed hij kan schrijven. Af en toe kreeg ik een stuk terug en moest ik echt wel lachen om hoe mooi hij iets had opgeschreven. Je ziet op die manier een heel andere kant van je kind.”
Dan een heel ander onderwerp, u heeft meer dan 83.000 volgers op Twitter. Wat is uw belangrijkste drijfveer om als wetenschapper op dat platform actief te zijn?
“Vooral dat je daarmee een wereldwijd netwerk hebt, ook van collega’s die mee de literatuur en ontwikkelingen in de gaten houden. Dat is waarom ik op Twitter zat en zit. Twitter heeft ook een belangrijke rol gespeeld in het verspreiden van informatie, helaas ook in de negatieve zin, maar die open data verspreidingskant vind ik nog steeds echt positieve kanten hebben. Daarnaast is het waardevol om een soort beeld te krijgen van wat er in de samenleving leeft, want dat is iets wat je natuurlijk in je directe werkomgeving minder tegenkomt. Voor een deel zijn dat zorgen en vragen vanuit allerlei invalshoeken die ik misschien kan meenemen. Dat vind ik heel zinvol want dat houdt je scherp. Maar soms is het natuurlijk gewoon echt ongefundeerd ondermijnen. Dus dat aspect heeft het ook.”
Zijn er kritiek, feedback of opmerkingen geweest van andere wetenschappers, waar u tijdens uw wetenschappelijke activiteiten veel aan heeft gehad?
“Je krijgt ook terug hoe wat je vertelt overkwam, dat vind ik altijd belangrijk om in de gaten te houden. En daarin zit wel verschil voor mij, tussen of dat een kort clickbait artikeltje met een onhandige titel is, waar ik me verder niet druk om maak, of dat het iets is waarvan ik denk dat heb ik blijkbaar niet goed uitgelegd. Dat neem ik dan wel mee. En als het gaat om feedback, dan kijk ik natuurlijk wel naar wie daar de bron van is.”
Wat waren uw grootste ethische dilemma’s tijdens uw werk als OMT-lid?
“Mijn grootste ethische dilemma was de balans tussen de focus op de problemen en de hectiek in Nederland en de wereld. Dat speelde met name bijvoorbeeld een rol bij de vraag wie vaccins kan krijgen en wie zich vaccins kan permitteren. We waren heel druk met discussies in Nederland over dat er sneller en meer gevaccineerd moest worden, terwijl er internationaal vanuit de Wereldgezondheidsorganisatie een oproep lag om niet te boosteren totdat bijvoorbeeld zorgpersoneel in lage inkomenslanden gevaccineerd was. Dat zijn allebei valide eisen, die in regelrecht conflict zijn met elkaar. Dat vond ik dus heel ingewikkeld, je zit in Nederland, met de Nederlandse prioriteit, dus daar moet je in mee, maar er zijn in de delen van de wereld die het zich kunnen permitteren zoveel vaccins aangekocht dat er soms zelfs hele grote batches uiteindelijk ongebruikt zijn vernietigd, terwijl andere delen van de wereld geen vaccins hadden. Dat vind ik nog steeds echt een groot moreel dilemma en eigenlijk een falen van internationale samenwerking.”
Wat zijn op dit moment de belangrijkste ontwikkelingen binnen de virologie?
“Laten we het even inperken tot dit veld, de pandemie. Belangrijk is, hoe gaat de toekomst eruit zien? Er zijn nu allerlei overleggen gaande, ook om te bekijken wat er voor nodig is om goed de vinger aan de pols te houden voor de ontwikkelingen met dit virus. Ten tweede kijken we naar vaccins, die echt wel een verschil hebben gemaakt, maar we zien dat daar ook virussen aan ontsnappen. Wat betekent dat voor hoe je daarmee verder gaat? Moeten er dan betere vaccins komen? Moeten we anders vaccineren? Het derde punt is dat we kijken naar wat we kunnen leren over hoe onze voorbereiding op dit soort uitbraken in de toekomst georganiseerd is. Dan zie je natuurlijk dat er echt dingen beter moeten, dus we zijn ook bezig te bekijken wat er dan moet veranderen.”
Wat zijn dan naar uw mening de belangrijkste zaken die beter moeten?
“Ik denk dat we wat fundamenteler moeten kijken naar waar komt dit nou vandaan. Want de kans op dit soort uitbraken neemt toe door hoe de wereld ontwikkelt. We zijn met steeds meer mensen. We zitten met dieren op een kluitje. We ontginnen natuur waar wilde dieren zitten, waar infecties uit vandaan komen. Dat is één element en het tweede element is dat door de grote verbondenheid van de wereld als er ergens iets overspringt, dat ook meteen wereldwijd kan verspreiden. Dat gaat niet veranderen, maar dat betekent dat we ons wel serieus moeten gaan afvragen, wat dat betekent voor hoe wij daarmee omgaan. Ik denk dat we eigenlijk veel structureler moeten bedenken dat we omgeven zijn door virussen, dat dat soms grote problemen oplevert en dat we voor een deel zelf ook verspreiders zijn. Wat kun je zelf doen om die risico’s te verminderen, is daarom een discussie waar we echt met elkaar mee aan de slag moeten.”
Heeft u tot slot nog een boodschap voor de lezers van dit interview?
“Geniet van dat er weer volop speelruimte is, maar ga ook met elkaar bedenken wat we hier nu echt van leren over onze bijdrage aan het ontstaan van dit soort problemen.”