Maarten Keulemans, momenteel wetenschapsjournalist bij de Volkskrant, studeerde antropologie en geschiedenis en werkte eerder al voor diverse populair-wetenschappelijke publicaties als Quest, NOS en VPRO online en het tijdschrift Natuurwetenschap & Techniek. In 2018 schreef Keulemans een boek, ‘Exit Mundi, Het einde der tijden: de 75 beste apocalyptische scenario’s’, waarin hij gebaseerd op wetenschappelijk inzicht onderzoek doet naar de waarschijnlijkheid van een vergaan van de wereld. In 2022 werd Maarten Keulemans door de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) uitgeroepen tot journalist van het jaar voor de berichtgeving die hij voor de Volkskrant deed in het kader van de coronapandemie. Keulemans zet zich actief in voor de bestrijding van desinformatie, Actueel Nieuws vroeg hem hiernaar. Verder bespreken we in dit interview onder andere ook de drijfveren van Keulemans en de actuele ontwikkelingen in de journalistiek.
Ik las op je LinkedIn dat je culturele antropologie hebt gestudeerd?
“Daar ben ik inderdaad mee begonnen. Ik was altijd al heel erg een bèta nerd, maar ik wilde me ook sociaal meer ontwikkelen en eens een heel andere kant van het leven zien, vandaar een propedeuse culturele antropologie. Daarna ben ik geswitcht naar geschiedenis met daarnaast veel vakken van antropologie. Ik heb dus min of meer twee studies gedaan.”
Boeide wetenschapsjournalistiek je toen ook al, of is dat pas later gekomen?
“Ik las altijd heel veel, was altijd bezig met het uitpluizen van New Scientist, het Engelse populair wetenschappelijke blad en de wetenschapsbijlages van de krant. Wetenschapsjournalistiek vond ik toen al heel interessant, dat wel, maar destijds schreef ik voor een popblad, Opscene. Recenseren van concerten en cd’s, bands interviewen, dat deed ik toen naast mijn studie en daarna ben ik in de lokale journalistiek gaan werken, bij het Leidsch Dagblad. Daar heb ik toen het vak geleerd.”
Daar besteedde je dan waarschijnlijk ook aan andere zaken aandacht dan alleen aan wetenschapsjournalistiek?
“Zeker! Aan heel andere dingen zelfs. Ik was redacteur Oegstgeest. Dat is een oord waar niet zoveel gebeurt en het fijne daarvan is dat je dan heel erg leert om van niets iets te maken. Je leert daardoor echt het journalistieke vak. Er moet toch steeds weer nieuws in de krant komen, dus je gaat daar heel laagdrempelig naar zoeken. De verhalen liggen er echt op straat. Ik heb ook veel politiek gedaan, raadsverslaggeving en zo. Dat was dus echt heel leerzaam.”
Daarna ben je ook wetenschapsredacteur bij Folia geweest, bij Delta, Quest en bij de VPRO. Wat zijn eigenlijk de onderwerpen waar je je in het begin van je carrière op het gebied van wetenschapsjournalistiek het meest in hebt verdiept?
“Bij de NOS was ik de enige wetenschapsredacteur, dus alles wat met wetenschap te maken had, dat kwam op mijn pad. In die tijd was net het SARS virus aan het uitbreken in Azië, dus daar heb ik veel over geschreven. Het was ook de tijd waarin de Marslandingen plaatsvonden van de Opportunity en de Spirit, dus ook dat was een onderwerp dat vaak terug kwam. Maar mijn hart ligt wat meer bij de biologie, archeologie, sociale wetenschap, medische wetenschap, microbiologie en ook het klimaat.”
Is er een bepaald aspect dat je het meest interessant vindt?
“Het leuke van wetenschapsjournalistiek vind ik dat je altijd een excuus hebt om je weer in nieuwe dingen te verdiepen. Je leert constant bij. Ik ben echt een wetenschapsnerd en ik vind het super interessant om uit te zoeken hoe we aan onze kennis komen, waar inzichten vandaan komen, hoe dingen in elkaar zitten. Genetica, microscopisch kleine dingen, de ongeziene wereld om ons heen, dat vind ik altijd wel erg fascinerend.”
Journalistiek is natuurlijk van uitsluitend papier de laatste jaren veel meer digitaal geworden. Een groot miljoenenpubliek bereikt het nieuws waarschijnlijk zelfs louter digitaal. Kun je iets vertellen over de veranderingen in de journalistiek die gaande zijn?
“Ik vind het veel leuker geworden. Vroeger waren media als TV, radio en geschreven media heel erg gescheiden van elkaar, nu loopt het allemaal in elkaar over. Je kunt eigenlijk per onderwerp kiezen in welke vorm je het gaat brengen, waarbij alles natuurlijk ook nog eens heel laagdrempelig is. Iedereen kan een camera pakken en als camjo (camerajournalist, red.) de straat op rennen, of een eigen krant, weblog of substack (platform voor geschreven content, red.) beginnen. Journalistiek is met andere woorden heel erg gedemocratiseerd. Dat vind ik heel tof. In dat kader is het wel gek dat ik nu bij de Volkskrant zit, want ik werkte voorheen eigenlijk vooral digitaal. Ik moest er echt weer een beetje aan wennen om terug te gaan naar een klassieke krant. Bij de Volkskrant waren ze toen ik daar kwam in 2010 ook nog echt bezig met zoeken naar hoe je internet goed kunt incorporeren in het maken van de krant. Inmiddels gaat dat een stuk vlotter. Ik vind het echt een gouden tijd voor de journalistiek, ook met alle tools die je hebt om dingen te kunnen uitzoeken. En dan heb je nu natuurlijk ook de opkomst van artificial intelligence, wat weer een hele nieuwe uitdaging is en allemaal nieuwe horizonnen opwerpt. Ik vind dat het een goede tijd is om journalist te zijn!”
Hoe kijk je dan aan tegen het gevaar van artificial intelligence? Technologie kan natuurlijk ook op een verkeerde manier gebruikt worden, denk ik zo?
“Alle nieuwe technologieën brengen ook weer nieuwe gevaren. Dat was ook al het geval bij de opkomst van het internet. Ik ben zo oud dat toen ik de eerste keer op internet kwam – digitale stad Leiden in mijn geval – er echt een waarschuwing in beeld verscheen, ‘pas op, op internet kan het er heel ruig aan toegaan, ga niet met iedereen zomaar in gesprek’. Dan denk je echt, waar ben ik nu weer terecht gekomen, terwijl we daar tegenwoordig volkomen aan gewend zijn. Met nieuwe technieken moet je je er telkens opnieuw toe zien te verhouden, dat is denk ik ook het geval met artificial intelligence. Dat gaat natuurlijk allemaal nieuwe dingen teweegbrengen en ook nadelen krijgen. Maar ik ben vooral benieuwd naar hoe het ons hele medialandschap gaat veranderen. Met onze techniekredacteur Laurens Verhagen heb ik wel eens discussies over dit onderwerp. Hij denkt dat je door artificial intelligence straks niet meer goed kunt zien wat echt is en wat nep is, maar volgens mij leren mensen snel dat ze niet alles wat ze zien zomaar moeten vertrouwen.”
Op dit moment besteed je ook aandacht aan stikstof. Kun je iets vertellen over jouw bevindingen, en over hoe je de ontwikkelingen zou duiden?
“Ik heb het boek gelezen van Arnout Jaspers, De Stikstoffuik. Dat is een heel prikkelend en tegendraads boek, laten we dat vooropstellen en hij heeft een beetje ‘rechtsige’ mening, maar los van zijn mening en de toon van het boek zegt hij hele interessante dingen, die ik eerder eigenlijk nog niet zo had laten doordringen. Hij stelt bijvoorbeeld dat wij voor het bouwen in de buurt van een natuurgebied nu eisen dat de grens voor uitstoot van stikstof bij nul ligt. Dat is best een heftige eis, waarvan ik denk dat het wetenschappelijk gezien helemaal niet zoveel uitmaakt of je bijvoorbeeld 100 g stikstof uit zou stoten. Dat geeft wel te denken of we inderdaad niet gegijzeld zijn door dat hele stikstof-gebeuren, zoals Jaspers stelt. Ik probeer altijd te bekijken waar de wetenschap ophoudt en waar de politiek begint. Dat vind ik heel interessant. Met het stikstofdebat zie je dat bijvoorbeeld heel erg. Op een gegeven moment kan de wetenschap niet meer goed zeggen of een klein beetje meer of minder stikstof meteen zo’n natuurgebied zou beïnvloeden. Dan wordt het dus eigenlijk politiek, de rechter zegt, we zijn al overbelast met stikstof, dus je mag geen stikstof uitstoten als je een vergunning wil aanvragen, maar dat is een andere manier van erover praten dan wetenschappelijk. Je ziet dat verschil ook terug in discussies over hoe slecht of hoe goed het gaat met de natuur in Nederland. Dat is een heel gepolariseerd debat. Aan de ene kant heb je de ecologen die zeggen dat het helemaal verschrikkelijk is, dat de natuur op omvallen staat, maar als je aan de andere kant puur wetenschappelijk gaat kijken, dan zijn alle soorten die hier rondlopen in feite door de mens geïntroduceerd. De Veluwe was oorspronkelijk opgezet als productiebos voor de grote steden, zodat mensen daar hout konden hakken om te stoken. Natuur is dus best een relatief begrip. Dat vind ik heel interessante dingen om over na te denken, maar het zijn wel heel emotioneel beladen onderwerpen.”
Bij de afgelopen verkiezingen hebben deze issues natuurlijk een grote rol gespeeld, met als gevolg bijvoorbeeld de grote overwinning van de BBB en er wordt ook regelmatig over geprocedeerd. Wat vind je daarvan?
“Dat is ook een teken, dat er ineens zoveel mensen op de Boerburgerbeweging gaan stemmen. Mensen snappen de afwegingen gewoon niet meer goed, dat zie je met stikstof, maar ook een beetje met het klimaat. Dat komt doordat we worden bestuurd door een kabinet dat de neiging heeft om te zeggen: het is niet onze beslissing, het zijn Europese regels, het zijn afspraken die we hebben gemaakt, het zijn internationale verdragen, in plaats van gewoon als bestuurder zelf de verantwoordelijkheid te nemen. Dat geeft bij veel mensen het gevoel geen grip meer op het bestuur te hebben, terwijl we leven in een democratie. Als er iets heel heftigs gaat gebeuren, moet je daar als burger eigenlijk gewoon democratisch over kunnen meepraten. De democratie wordt uitgehold door het feit dat het kabinet dus zijn verantwoordelijkheid maar niet neemt. Dat is wel echt een thema van deze tijd en dan is het niet zo gek dat mensen wegvluchten naar een partij, waar ze van denken: daar is mijn stem wel geborgd, die wil het anders doen.”
Bepaalde Twitter accounts maken zichzelf geregeld schuldig aan het verspreiden van desinformatie. Wat zijn, denk je, op dit moment de meest zorgelijke vormen van desinformatie?
“Ik vind het vreemd en tegelijkertijd fascinerend om te zien dat veel mensen zich aangetrokken voelen tot het complotdenken, zoals het idee dat Nederland van buitenaf wordt bestuurd door een of andere kwade macht, het WEF (World Economic Forum, red.) of door een geheimzinnige elite die het voor het zeggen heeft en aan touwtjes trekt achter de schermen. En waarbij dan zogenaamd de overheid ook samenspant met journalisten zoals ik, en met de industrie. Ik weet dat dat wegvluchten in complotdenken logisch is, zeker in een tijd zoals nu, na een pandemie en terwijl er van alles gebeurt in de wereld, zoals de oorlog in Oekraïne en de heftige maatregelen tegen klimaatverandering en zo, maar het geeft wel een heel verwrongen beeld van de werkelijkheid, waar ik me wel eens zorgen over maak. Over afzonderlijke accounts niet eigenlijk, want die geven dingen door en daar moet je gewoon het debat over voeren vind ik.”
Een deel van de mensen – een groot deel – wordt bereikt door de wetenschap, maar ook een groot deel blijkbaar niet. Wat is jouw beeld van de wetenschapscommunicatie op dit moment?
“Je zag in de coronatijd dat bepaalde dingen helemaal niet goed gingen en een van die dingen was het feit dat het kabinet zich heel erg verschool achter de wetenschap. Het kabinet zei niet: ‘we hebben wetenschappers die ons adviseren, maar wij nemen de beslissingen’. In tegendeel, ze deden een stapje terug en gaven het stuur van Nederland eigenlijk over aan het OMT. Die mensen in het OMT zijn alleen niet democratisch gekozen, je kunt hen niet als je het niet met ze eens bent bij de volgende verkiezingen wegstemmen. Het gevolg daarvan was dat die mensen alle shit over zich heen kregen. Die communicatie had veel meer gewoon via het kabinet moeten lopen. En natuurlijk, ik snap heel goed dat wetenschappers dan af en toe aanschuiven bij een talkshow om wetenschappelijke zaken uit te leggen, maar ze moeten niet het beleid verdedigen. Het is heel raar als je als viroloog bij Op1 moet gaan zitten en daar moet gaan vertellen waarom de kappers dicht moeten. Dat is wel echt iets wat mis is gegaan.”
Denk je niet dat het voor het kabinet moeilijker was om de boodschap goed over te brengen omdat ze door een serieuze groep mensen worden gewantrouwd?
“Dat is ook zo en je ziet dat bijvoorbeeld ook met vaccintwijfel. Veel mensen hebben gewoon de kont tegen de krib gegooid en wilden geen coronavaccinatie, die vertrouwen dat voor geen cent. Dat is ook helemaal niet zo gek, want minister Hugo de Jonge zei ‘we hebben een land, waar de keuze om wel of niet te vaccineren helemaal vrij is’, maar zei vervolgens ook dat als je er dan voor kiest om niet te vaccineren, je onverantwoord bezig bent en ervoor zorgt dat de ziekenhuizen overbelast zijn. Ik vind dat je dat niet kunt zeggen. Het is een vrije keuze, dus moet jij als overheid daar helemaal niks meer over zeggen. Het gevolg van die houding is geweest dat heel veel mensen geen vaccinatie wilden. QR-codes, dat is er ook zo eentje, je kunt gewoon niet zeggen dat je een vrije keuze hebt om te vaccineren, maar vervolgens wel eisen dat je een QR-code laat zien om ergens binnen te komen als je niet bent gevaccineerd. Dat soort dubbelheden, dat heeft gewoon veel kwaad bloed gezet.”
Het lijkt erop dat het debat hoe dan ook wat is verhard en verruwd.
“Dat weet ik niet. Mensen hebben recht op hun emoties en dat mensen elkaar dingen toeroepen, dat is toch eigenlijk volgens mij van alle tijden. Het is nu wat meer zichtbaar, omdat iedereen kan zien wat er gebeurt, maar vroeger op verjaardagsfeestjes zaten mensen ook te mopperen en te schelden.”
Gelukkig zijn er ook groepen mensen op Twitter die wel normaal met elkaar communiceren. Er is natuurlijk ook het nodige veranderd binnen Twitter gezien de overname door Elon Musk. Merk je zelf veel van die veranderingen?
“Ik vind het vervelend dat Elon Musk overal geld voor aan het vragen is. Twitter had eigenlijk best een goed systeem, op het moment dat jij onder je eigen naam wil kunnen opereren kon je dat laten autoriseren en zo’n blauw vinkje aanvragen. Nu wordt dat blauwe vinkje afgepakt en moet je ervoor gaan betalen. Dat soort dingen maken het medium slechter, maar in termen van meer of minder censuur, merk ik er eigenlijk niet zo veel van. Twitter is ook maar een platform. Er zijn veel mensen die vinden dat je desinformatie moet tegengaan door accounts te blokkeren en tweets weg te halen en zo. Ik vind dat je dat juist zo min mogelijk moet doen. Als mensen zoals Willem Engel allemaal rare dingen roepen op Twitter moet je dat vooral laten staan, zodat we ernaar kunnen wijzen en er met elkaar over kunnen praten. Dat is veel belangrijker dan het maar meteen weg te halen en onder de tafel te vegen. Dat vond ik ook met het verwijderen van de accounts van Donald Trump. Ik ben helemaal geen fan van Trump, maar ik vind wel dat die tweets van Trump moeten blijven staan. Het is toch ook een soort geschiedvervalsing als je ze opeens gaat weghalen. Die man heeft gewoon een heel belangrijke rol gespeeld via Twitter en het is een beetje gek als je dat zomaar wegknipt.”
Mensen kondigen soms een overstap aan naar een ander platform. Denk je dat dat de oplossing is?
“Ik denk dat als iedereen zou overstappen naar een ander platform, dat daar dan weer dezelfde problemen ontstaan. Dan gaat iedereen daar op elkaar zitten schelden en is er geen goede moderatie.”
Hoe kijk je aan tegen de toegankelijkheid van de journalistiek en wat valt daarin nog te winnen?
“Dat is een van de grootste problemen qua journalistiek van deze tijd. Hoe gaan we in godsnaam kwaliteitsjournalistiek betaalbaar houden? Wat er is gebeurd, is dat eerst alle advertentie-inkomsten zijn weggevloeid naar het buitenland, naar de grote techbedrijven. We hebben daardoor nu als kranten en als media alleen onze abonnees nog over, maar een abonnement nemen is eigenlijk ook niet meer nodig, want je kan van alles gratis lezen. Hoe we daar dus precies uit moeten komen, dat weet ik ook niet zo goed. Bij ons in het bedrijf wordt de koers gevolgd dat we meer waarde moeten geven aan onze digitale journalistiek. Maar gelukkig hoef ik de oplossing niet te verzinnen. Ik denk wel eens: ik ben hoofdredacteur geweest van een tijdschrift, maar ik ben blij dat ik dat niet meer ben. Als hoofdredacteur moest ik ook nadenken over hoe je geld verdient, nu doe ik mijn werk zo goed mogelijk en het geld verdienen, dat laat ik over aan mijn bazen.”
Er zijn inmiddels veel nieuwe vormen van media, zoals bijvoorbeeld podcasts die steeds populairder worden. Zijn er nog meer nieuwe vormen van journalistiek waar jij kansen in ziet?
“Ik ben zelf ook best wel podcastluisteraar geworden. En ik vind het heel interessant om te zien hoe dat over een paar jaar gaat lopen, wat we dan voor medium hebben, wat dan de mode is. Dat is heel moeilijk om te voorspellen, maar ik vind dat je als journalist overal moet zijn waar je publiek zit. Wij hebben bij de Volkskrant nu ook een goeie podcast die elke dag online gaat, dat is de podcast van Pieter Klok. Maar als de mode wordt om allemaal bijvoorbeeld te gaan tik tokken, dan zullen we toch naar TikTok moeten om daar onze lezers te bereiken. Als journalist wil je gewoon gehoord en gezien en gelezen worden, wij vinden wat wij doen heel belangrijk om mensen de wijsheid bij te brengen, te laten zien hoe de wereld in elkaar zit en te vertellen wat het nieuws is, wat er is gebeurd in de wereld. Ik vind dat een belangrijk iets, en ik zal niet rusten voordat iedereen dat weet.”