‘Ik heb de hoop dat de omvang van de schade en de intensiteit van de viruscirculatie zodanig afnemen dat er geen ingrijpende restricties meer nodig zullen zijn’
In onze serie interviews met bijzondere en interessante mensen is het vandaag de beurt aan viroloog Louis Kroes. Na de studie geneeskunde aan de Universiteit van Amsterdam deed hij promotieonderzoek aan de Erasmus Universiteit Rotterdam op het gebied van hematologie en biochemie. Een aantal jaar later werd hij benoemd tot hoogleraar Medische Microbiologie en sindsdien staat hij aan het roer van de gelijknamige afdeling in het Leids Universitair Medisch Centrum.
Kroes houdt zich binnen de klinische virologie met verschillende virussen bezig, waaronder virale hepatitis B en C, parvovirus B19 en adenovirus. Naast zijn werkzaamheden als viroloog vervulde hij de afgelopen jaren verschillende bestuurstaken in het vakgebied en was hij tot voor kort voorzitter van het landelijk Concilium voor de specialistenopleiding Medische Microbiologie. Wij spraken hem over het zero risk beleid, het vaccinatieproces, de avondklok en zijn verwachtingen voor komend najaar.
Kunt u wat meer vertellen over uw werkzaamheden?
“Medische microbiologie is eigenlijk een overkoepelend vak voor alle vormen van infecties en verwekkers daarvan. Er zijn vier prominente vormen van ziekteverwekkers van infecties bij mensen te onderscheiden: bacteriën, parasieten, schimmels en virussen. Ik houd me al sinds ik de medische wereld betrad bezig met de laatste vorm en ik heb met vrijwel alle categorieën van virusinfecties gewerkt. Ik ben altijd een generalist geweest binnen de virologie, waardoor ik uiteindelijk het hoofd van de afdeling Medische Microbiologie ben geworden. Ik heb ook ruim twintig jaar de opleiding voor die specialisatie verzorgd, maar daar ben ik mee gestopt omdat de pensioenleeftijd nadert.”
U bent inmiddels dus behoorlijk geroutineerd in uw vak.
“Dat klopt, ik heb brede ervaring in mijn vakgebied. Door die ervaring krijg je een idee hoe virussen werken, hoe epidemieën zich voordoen en wat je in het algemeen kunt zeggen over de overdracht daarvan. Ik merk om me heen dat veel artsen zich afgelopen jaar viroloog zijn gaan noemen. Je ziet dan echter dat je, als je relatief kort met die materie bezig bent, de historie en de ervaring ontbeert. Dat zorgt ervoor dat die artsen anders kijken naar de cijfers en de ontwikkelingen.”
In het Parool sprak u over het zero risk beleid en gaf u aan dat de bevolking wat u betreft wel wat ruimte mag krijgen. Kunt u wat meer vertellen over uw kijk op dat beleid?
“Dat is zeker een van mijn standpunten en gelukkig ben ik daarin niet alleen. Je merkt dat er af en toe een bepaalde vorm van fixatie is op deze epidemie in relatie tot de effecten op de zorg. Die effecten zijn allesoverheersend bij de afwegingen die voor het beleid worden gemaakt. Het gaat er echter vooral om dat je dingen afweegt en niet alle prioriteit naar één belang schuift.
Ik heb er in discussies vaak op gewezen dat onze bevolking een omvang heeft die wij ons niet kunnen voorstellen. Iets opvallends is dat het aantal overlijdensgevallen dat aan covid kan worden toegeschreven al geruime tijd vrij laag is. Ieder sterfgeval is er natuurlijk een te veel, maar we moeten ook nadruk leggen op de schade die er bij de bevolking wordt aangericht als ze volledig wordt geïmmobiliseerd en alle activiteiten beperkt worden. We moeten dus oppassen met een “eerst de zorg, dan de rest”-beleid. Dat begint nu ook bij de overheid door te dringen.”
Denkt u dat de versoepelingen gezondheidswinst gaan opleveren?
“Ongetwijfeld. Mensen hebben allerlei passies waar ze beter en gezonder van worden, die tot nu toe – met name als je het met meerdere mensen tegelijk deed – werden beperkt of helemaal niet meer plaatsvonden. Er is zeker veel winst te behalen als mensen weer de dingen kunnen doen die ze willen. Soms werd er wat laconiek gezegd “als je niet naar de sportschool kunt, moet je zelf maar wat aan sport gaan doen”, maar dat vind ik te simpel gedacht. Mensen kiezen niet voor niets een bepaalde activiteit uit waar ze zich graag op storten. Het gaat niet werken om dan ineens te zeggen dat ze maar iets anders moeten kiezen. We hebben geen goed beeld van de totale schade die de maatregelen hebben veroorzaakt, maar we moeten wel de verantwoordelijkheid nemen om die schade nu te beperken waar dat kan.”
Hoe denkt u over de avondklok die we een tijd lang hadden? Heeft die voldoende opgeleverd of is de effectiviteit ervan beperkt gebleven?
“Er is weinig bewijs dat de avondklok werkzaam was voor het effectief terugdringen van besmettingen. Gedurende vele weken was er amper verandering in de cijfers te zien, ondanks dat we ‘s avonds binnen zaten. Een drastisch effect was er sowieso niet en er is gepaste twijfel over of het alternatieve gedrag dat mensen gingen vertonen minder risico’s met zich meebracht. De enige ondersteuning voor de avondklok is de opinie van bepaalde experts.
Ik wil in dit kader ook graag iets zeggen over ander beleid waar we op het moment kritisch naar kijken, namelijk het beleid omtrent de complete buitenruimte. Ik heb als viroloog uitgedragen – en op basis van veel onderzoek geconcludeerd – dat een virusinfectie als deze bij uitstek in het binnenhuismilieu wordt overgedragen. Het lijkt er sterk op dat de buitenruimte niet relevant is voor virusoverdracht. Dat wordt nog eens bevestigd door de recente opvatting van bijna alle autoriteiten en instellingen dat aerosolen een belangrijke rol kunnen spelen bij die overdracht. Aerosolen komen buitenshuis niet voor, omdat ze daar onmiddellijk verdampen en verwaaien.
In het beleid dat is gevoerd heeft de buitenruimte echter zware nadruk gekregen. Er zijn speciaal mensen aangesteld om erop toe te zien dat mensen zich daar goed gedroegen en er werden allerlei initiatieven ondernomen om iedereen binnen te houden. Dat is simpelweg virologisch soms averechts geweest. Het zal niet zonder risico zijn om met z’n allen op een kluitje bij elkaar buiten te gaan staan, maar dat is vrij exceptioneel. Binnenhuis is er echter altijd een veel groter risico, wat een gegeven is dat ik nergens echt terugzag. Mijn stelling is dat het twijfelachtig is of alle handhaving in de buitenlucht een positieve opbrengst heeft gehad ten aanzien van het beloop van de epidemie. Als je mensen in de buitenruimte beperkt, zullen ze namelijk naar beschutte binnenruimtes gaan waar ze wél risico lopen op een virusinfectie.”
U heeft in eerdere interviews gezegd dat het OMT een jaar in de crisisstand heeft gezeten en dat ze onvoldoende open staat voor nieuwe ideeën. Kunt u daar wat meer over vertellen?
“Het gaat daarbij niet alleen om het OMT in ons land, maar om beleidsbepalende instanties in het algemeen. Die instanties hebben de neiging om zich eerst conservatief op te stellen ten aanzien van inzichten die geleidelijk aan ontstaan – of soms zelfs al gevestigd zijn – voor ze die inzichten een rol geven in het beleid.
Het Nederlandse OMT is echter wel een kleine bijzonderheid. Voor zover ik weet, is in de meeste landen sprake van expertise binnen een bepaald adviserend orgaan. Daar vindt vaak een bepaalde doorstroom of wisseling bij plaats, om te voorkomen dat men volgens een bepaalde visie blijft doorgaan zonder dat daar ooit verdere discussie over wordt gevoerd. Dat is in Nederland niet het geval: er is geen wisseling van de samenstelling geweest en de standpunten van het OMT veranderden niet. Als ze eenmaal ergens voor kozen, hielden ze daar ook aan vast. Ze doen echter zeker hun best en het is een goede zaak dat ze zich zo inspannen.”
Dan een heel ander onderwerp: het vaccinatieproces. Het schiet inmiddels goed op met de vaccinaties in Nederland, maar de levering van de vaccins vormt een hobbel in de weg. Wat is uw kijk op dat probleem?
“Het soort probleem dat we nu ondervinden – de vertraging van de vaccins – is altijd te verwachten bij iets waar zeer veel vraag naar is terwijl er een kritische productie plaatsvindt. Er zijn echter vier vaccins beschikbaar die elkaar op dat vlak aanvullen en we kunnen in principe met alle vier werken. Het blijft lastig om precies te voorspellen hoe dat aansluit op de leveringsbehoefte. Over het algemeen doen farmaceutische bedrijven enorm hun best om een geweldige productie in stand te houden. Ik heb er vertrouwen in dat dat uiteindelijk geen beperking gaat vormen bij het behalen van de nationale doelen.”
Zullen de vaccins naar uw mening ook effectief zijn tegen de nieuwe varianten van het virus?
“Als het gaat om de werkzaamheid tegen varianten van het virus, zien we dat de immuniteit van de vaccins best wel breed is. Er wordt zowel op antistofniveau als op cellulair T-celniveau een reactie van het immuunsysteem uitgelokt. Daarom bestaat er een breed vertrouwen dat de werking van de vaccins – al is die werkzaamheid bij de ene virusvariant net wat beter dan bij de andere – voldoende zal zijn om op individueel niveau bescherming te bieden.
Er ontstond wat paniek over dit onderwerp, maar ik kan het toelichten met een relevante ervaring. In Israël heeft men massaal Pfizer gebruikt en is er heel goed gekeken naar de enkele tientallen mensen die ondanks hun vaccinatie een virusinfectie opliepen. Toen men keek naar de virussen die daar speelden, bleken dat – logischerwijs – virussen te zijn waarbij het vaccin minder goed aansloot. Het bleek echter om varianten te gaan die op de lange termijn geen voet aan de grond gekregen hebben, want ze hebben zich binnen de gevaccineerde bevolking niet vermeerderd. De conclusie die de onderzoekers daaruit konden trekken, is dat de vaccinimmuniteit voorlopig in staat is om ook bij de minder gevoelige virusvarianten voldoende bescherming te bieden.”
Er wordt ook gezinspeeld op een lockdown in het najaar. Wat zijn uw verwachtingen voor die periode?
“Dat is een hele goede vraag, omdat daar veel misverstanden over bestaan en ik er soms bezorgdheid over constateer. We mogen rekenen op een stevige immuniteit in de bevolking dankzij de vaccinaties en de natuurlijke immuniteit. Dat zal niet voldoende zijn om te voorkomen dat het virus weer gaat circuleren, maar die circulatie zal veel minder heftig zijn dan we eerder hebben gezien en zal alleen plaatsvinden binnen de niet-gevaccineerde groepen.
Als het goed is, zijn de meest kwetsbare groepen straks gevaccineerd en zal het aantal besmettingen en de omvang van de schade bij die groepen beduidend minder zijn Er is dus een grote kans dat we die terugkerende infectie op kunnen vangen zonder drastische beperkende maatregelen. Het kan desondanks zo zijn dat enkele restricties toch als nuttig gezien zullen worden in verband met de verspreiding van luchtweginfecties in het algemeen. In het verleden hebben we daar nooit iets aan willen doen, maar nu zijn we daarin wat wijzer geworden. Ik heb echter de hoop dat de omvang van de schade en de intensiteit van de viruscirculatie zodanig afnemen dat er geen ingrijpende restricties meer nodig zullen zijn.”
Tot slot: heeft u nog een boodschap voor de lezers van dit interview?
“Ik zou zeggen: profiteer nu van deze zomer waarin alles weer kan wat we zo gemist hebben. Doe het vooral buiten, dan heb je helemaal nergens last van.”