Kim van Keken begon na de School voor Journalistiek haar carrière bij Dagblad Zaanstreek. Inmiddels schrijft zij als onderzoeksjournalist over uiteenlopende onderwerpen van politiek, economie en integratie tot ouderenzorg, voor onder andere Vrij Nederland en het coöperatieve onderzoekscollectief Spit. Kim van Keken won verschillende journalistieke prijzen en is naast journalist ook auteur van onder andere ‘Ons past bescheidenheid’ en ‘Kies toch niet steeds de kant van de macht’. Actueel Nieuws vroeg haar onder andere naar haar mening over politiek in de media en de financiering van de journalistiek.
Je bent in 2019 lid geworden van het onderzoekscollectief Spit, kun je daar iets over vertellen?
“Spit zet zich in om de macht van opdrachtgevers een beetje te doorbreken, voor onderzoeksjournalisten zoals ik is het namelijk best lastig om budget te krijgen om goed vooronderzoek te doen. Door zo’n onderzoek komen de verhalen vanzelf, maar opdrachtgevers willen er vaak niet voor betalen. Dankzij Spit hebben we een eigen budget, kunnen we beginnen met onderzoeken en onszelf ook betalen als collectief. Er worden veel onderzoeken aangevraagd en die opdrachtgevers betalen dan aan Spit. Als er geld overblijft van zo’n opdracht proberen we er weer iemand die nog een leuk project of goed idee heeft van te betalen, maar het is vooral bedoeld om zelf onderzoeken op te zetten. Handige bijkomstigheid is dat je als collectief in onderhandelingen met opdrachtgevers wat sterker staat dan als freelancer.”
Je werkt een dag in de week voor Spit, waar besteed je op dit moment de overige tijd aan?
“Op dit moment werk ik ook veel voor Vrij Nederland. Ik doe veel onderzoeksjournalistiek en vaak zijn dat onderwerpen waar je best pessimistisch van wordt, daarom doe ik ook af en toe wel eens wat voor het blad Mug in Amsterdam, dat geeft me dan weer energie. Mug is een gratis blad voor mensen met minder geld. Laatst heb ik daarvoor een interview gehouden met mensen die een buurtcamping hebben opgezet en met een kunstenaar die de stad wat leuker probeert te maken.”
Samen met Dieuwertje Kuijpers heb je een boek geschreven, ‘Kies toch niet steeds de kant van de macht’, daarin hebben jullie het onder andere over de rol van spindoctors. Spindoctors hebben invloed op hoe er naar buiten toe wordt gecommuniceerd en daardoor op de publieke opinie en op het beeld dat mensen hebben van de politiek. Wat vind je van die rol?
“Ik vind die spindoctors nog het minste probleem, maar journalisten gaan er volgens mij te makkelijk in mee. Om een voorbeeld te geven, recentelijk is er een artikel gepubliceerd over het vertrek van het Kamerlid Daan de Neef, waarin allerlei anonieme VVD’ers over zijn privé roddelen, ik vraag me dan af waarom in plaats daarvan niet een mooie analyse wordt gemaakt over dat er eigenlijk niet meer zoveel ruimte is voor verschillend geluid binnen de partijen of over dat hij kennelijk niet in staat is om echt het debat te voeren in de fractie. Ik zou als journalist naar de diepere oorzaak gaan zoeken in plaats van zo’n artikel vol roddels te schrijven. Ik vind dat we dat te snel doen en dat kun je die spindokters verwijten, maar wij als journalisten nemen het verhaal over. Ik vind dus vooral dat we het een beetje aan onszelf te danken hebben, dat die spindokters zoveel macht hebben gekregen.
Spindoctors zetten een beeld neer en wij als journalisten moeten ervoor waken dat we de waarheid weergeven. Wat spindoctors proberen en dat is wel logisch natuurlijk, is het publiek steeds kleine brokjes informatie toe te werpen die meestal positief uitpakken voor het kabinet. Omdat wij journalisten zo graag primeurs willen, gaan we daar vaak als een kip zonder kop achteraan en durft eigenlijk niemand te zeggen ‘de informatie is niet compleet, dus ik ga het gewoon niet brengen’.
Veel van die spindoctors worden vervolgens lobbyisten, maar worden dan nog als woordvoerders uitgenodigd om in de media hun zegje te doen. Er lopen dus veel rollen door elkaar en de media houden die dingen niet goed gescheiden.”
Wat vind je van de manier waarop de politiek in het algemeen in de media wordt gebracht?
“Er wordt heel veel verteld in heel korte tijd. Vaak zie je dan dat er iemand wordt uitgenodigd om het nieuws te duiden, die de informatie gekregen heeft van een spindoctor. Ik vind dus dat er te veel wordt geduid, volgens mij kan dat best wat minder. Er moet volgens mij meer ruimte zijn voor echte verslaggeving. Er is genoeg nieuws in Den Haag waarover je, als je dat naast elkaar legt, leuke verhalen kunt vertellen. We moeten vooral mensen goed uitleggen wat er echt gaande is en ze niet alleen brokjes informatie geven.”
Je ziet ook regelmatig dat journalisten eerst journalist zijn en daarna woordvoerder worden, is dat altijd al zo geweest, of is het meer iets van de afgelopen decennia?
“Het is de laatste jaren wat toegenomen, dat kwam ook wel omdat er weinig werk was in de journalistiek en vooral ook weinig carrièrekansen. Bij de overheid verdien je meer en er is minder stress. Ik ben alleen wel van mening dat je als journalist best voorlichter mag worden, maar niet in het vakgebied waar je net actief bent geweest.”
Tegenwoordig zijn social media voor de jongere generaties een belangrijke bron van nieuws en informatie geworden, daardoor is er een discussie gaande rondom desinformatie en ook wel censuur op social media. Wat vind je als onderzoeksjournalist van de huidige aanpak tegen desinformatie?
“Ik volg die discussie oppervlakkig en ik heb zelf nooit met desinformatie te maken, omdat ik alles echt heel uitgebreid en herhaaldelijk check. Wat je wel ziet, is dat mensen soms gaan knippen en plakken in je stukken en er dan zelf iets van maken. Dat is heel vervelend, maar ik weet niet goed wat je er tegen kunt doen. Ik denk vooral dat je als medium moet zorgen dat je de zaken continu goed op orde hebt, dat je kunt aantonen betrouwbaar te zijn en ik denk dat we nog wel wat zouden kunnen experimenteren met het checken van de beweringen van politici, maar dat is niet echt mijn vakgebied.”
Zijn er zaken rondom de financiering van de journalistiek die je graag anders zou willen zien?
“Ik vind het problematisch dat we in Nederland een duopolie hebben. Er zijn twee uitgevers die bijna alle kranten in handen hebben en heel veel geld verdienen door eigenlijk mensen uit te knijpen. Dat vind ik echt absurd. Daarnaast hebben we de afgelopen jaren heel weinig geïnvesteerd in het opleiden van jongeren. Die zijn jarenlang op goedkope plekken neergezet, wat de kwaliteit van de journalistiek niet veel goed heeft gedaan. En nu ineens is er een arbeidsmarktkrapte. Ik maak me vooral zorgen over de regiojournalistiek. Juist omdat de overheid zo veel gedecentraliseerd heeft en de gemeenten veel taken erbij hebben gekregen, is de controle, hoe dat geld, ons belastinggeld, wordt verdeeld ontzettend belangrijk. Er is heel veel weggesaneerd, er zijn gemeenten waar helemaal geen Raadverslaggever meer is. Ik vraag me dan af hoe je onderzoeksjournalistiek kunt doen als je niet eens je dagelijkse verslaggeving op orde hebt.”
Heb je er vertrouwen in dat over een aantal decennia de lokale media weer als belangrijker worden gezien, of denk je dat de landelijke aandacht nog meer gaat toenemen?
“Dat kan ik natuurlijk niet voorspellen. Het internet werd eerst gezien als een soort vijand, maar de laatste tijd merken we toch dat veel kranten er gewoon een goed verdienmodel van kunnen maken. Ik hoop dat dat in de regio ook gaat gebeuren en dat er meer regionale platforms komen. Ik merk namelijk dat die behoefte er wel is, mensen willen weten wat er in hun eigen buurt gebeurt.”
Er komt op internet steeds meer informatie achter een betaalmuur, denk je dat de journalistiek daardoor ontoegankelijker wordt?
“Nee, zeker niet, vroeger toen internet nog niet bestond, moest je ook gewoon een abonnement nemen. Ik vind niet dat je als medium verplicht bent om informatie gratis toegankelijk te maken, media zijn tenslotte commerciële bedrijven. Er is ontzettend veel gratis te krijgen en als je je iets meer wilt verdiepen, moet je misschien betalen. Wat ik wel gek vind, is dat het niet mogelijk is om losse artikelen te kopen, maar kennelijk is dat iets wat (nog) niet rendabel is. Het feit dat jarenlang alles gratis was heeft bijna het faillissement van al die kranten betekent. Het is dus wel goed dat je nu vaker moet betalen. Ik snap dat het frustrerend is als je het geld niet hebt voor een abonnement, maar abonnementen zijn ook een stuk goedkoper geworden dan vroeger.”