In onze serie interviews met interessante mensen spraken wij vandaag met Hans Anker, de helft van de eeneiïge advocatentweeling Anker en Anker. Hans Anker, geboren in 1953, is advocaat sinds 1979, hij studeerde aan de Rijksuniversiteit Groningen, met als hoofdrichting strafrecht. In 1991 opende hij, samen met zijn broer Wim, Anker & Anker Strafrechtadvocaten in Leeuwarden, hun kantoor behandelt het merendeel van de zaken op basis van gefinancierde rechtsbijstand, ook wel bekend als pro deo. Anker & Anker staat uitsluitend cliënten bij die verdachte zijn in strafzaken, slachtoffers of nabestaanden kunnen niet bij hen terecht. Zowel Hans als Wim Anker zetten zich al jaren in voor de positie van tbs’ers en levenslanggestraften. Het principe dat elk mens volgens de grondwet recht heeft op juridische bijstand, ook als hij iets verschrikkelijks heeft gedaan, bepaalt veel van hun handelen, maar zorgt er daarnaast ook voor dat het kantoor Anker & Anker vaak te maken heeft met bedreigingen. Hans Anker vroegen wij naar de veranderingen in de advocatuur, het strafrecht en de invloed van de media op hun werk.
Ik heb met toch wel enige verbazing een tijd geleden vernomen dat dit het laatste jaar is dat jullie de advocatuur praktiseren, op 1 januari 2022 is jullie afscheid aangekondigd. Op de redenen rondom de afsluiting zijn jullie al meer dan uitgebreid ingegaan, maaar ik ben wel benieuwd of u met voldoening of meer met een dubbel gevoel afscheid neemt, bijvoorbeeld omdat u dingen graag anders had gezien? Er is in het rechtssysteem de afgelopen jaren veel veranderd, een duidelijk voorbeeld is het slachtofferrecht en er zijn ook wel wat zorgen rondom het rechtssysteem. Hoe kijkt u daar tegenaan?
“Ja, wij vonden het moeilijk om een datum te kiezen, want je moet het onderling ook een beetje eens worden. Wij wilden op hetzelfde moment stoppen, ook in verband met gezondheidsperikelen, ons kantoor heet tenslotte Anker en Anker, al is het wel de bedoeling dat het kantoor wordt voortgezet onder leiding van Tjalling van der Goot. Wij hebben natuurlijk de ontwikkelingen in de laatste jaren op de voet gevolgd en daar ook mee te maken gehad, ik ben 42 jaar advocaat en Wim 40 jaar. We worden niet heel vrolijk van alle nieuwe wetsvoorstellen die er zijn, omdat die volgens ons over het algemeen niet ten voordele van de verdachten en de veroordeelden zijn. Er wordt steeds meer positie gecreëerd voor slachtoffers en nabestaanden, die krijgen steeds een grotere rol en meer bevoegdheden, terwijl het geen procespartijen zijn, alleen procesdeelnemers. Het Openbaar Ministerie is er juist ook voor om de belangen van slachtoffers en nabestaanden over het voetlicht te brengen, maar wij vinden dat dat doorschiet. Je ziet nu met de laatste wet over de VI, de voorwaardelijke invrijheidstelling, dat die ook weer zeer nadelig is voor veroordeelden en zo zijn er vele voorbeelden te noemen.”
Denkt u dat de publieke opinie op dat soort kwesties een grote invloed heeft, dat er een maatschappelijke druk heerst om zwaar te straffen, een maatschappelijke drang naar vergelding als het ware?
“Ja, dat is inderdaad zo. Je ziet dat politiek dit soort onderwerpen goed vallen. Als er een voorstel komt, zoals recentelijk om het taakstrafverbod weer eens uit te breiden, ook naar mensen die een strafbaar feit plegen ten opzichte van personen die een publieke taak vervullen, dan haalt dat eigenlijk moeiteloos de eindstreep. Terwijl wij zeggen, de strafrechter, daar moet je meer vertrouwen in hebben, die kan maatwerk regelen, die bepaalt of er een onvoorwaardelijke gevangenisstraf komt, of dat een werkstraf op zijn plaats is. De wetsvoorstellen klinken allemaal prachtig, maar aan de andere kant kan het eenvoudig anders lopen dan de wetgever heeft bedoeld. Doordat de Valkenburgse zedenzaak is goedgekeurd door de Hoge Raad, kan een rechter één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, veelal met aftrek van het voorarrest dat heeft plaatsgevonden, en dan daarnaast toch een werkstraf. Maar als je kijkt naar de positie van levenslang gestraften, waarvan wij zeggen dat die versterkt moet worden, dan zie je dat de minister nog altijd een belangrijke stem heeft. Wij zouden liever zien dat de rechter daar een grotere rol in heeft, maar dat soort voorstellen zijn politiek niet interessant, daar krijgen de politieke partijen geen extra stemmen door, dus electoraal ligt dat lastig. Zo werkt het gewoon, dus het politieke klimaat is niet gunstig voor waarborgen voor verdachten en veroordeelden.”
Het lijkt erop dat de advocatuur en de politiek veel langs elkaar heen praten, hoe zou volgens u de advocatuur dichter bij Den Haag kunnen komen?
“Er is bij wetsvoorstellen wel overleg met de Orde van Advocaten en de Nederlandse Vereniging voor rechtspraak wordt geconsulteerd. Mijn broer gaat zelf ook naar Tweede Kamerleden toe om een gesprek aan te gaan over bijvoorbeeld de positie van de levenslang gestrafte of in het kader van de tbs. Maar het is op dit moment lastig, met de Wet straffen en beschermen wordt de rechtspositie van de veroordeelde toch aanmerkelijk nadeliger. Deze wet is al door de Tweede en de Eerste Kamer, is onlangs zelfs in het staatsblad opgenomen en is per 1 juli inwerking getreden. Er is wel sprake van overgangsrecht, maar de wet heeft consequenties voor straffen die nu worden opgelegd. Als je nu 18 jaar zou krijgen, zou je 16 jaar moeten zitten, terwijl dat voorheen 12 jaar was. We weten natuurlijk niet hoe strafrechters hier op reageren, zij kunnen hun beslissing ook baseren op het aantal jaren dat ze een gestrafte uit de samenleving willen hebben, maar dat moet zich allemaal nog ontwikkelen.”
U bent dus vanaf 1979 advocaat. Wat zijn de belangrijkste veranderingen die in de afgelopen decennia binnen het strafrecht hebben plaatsgevonden?
“Binnen het strafrecht zie je dat de rechtsposities van de verdachte en de veroordeelde minder zijn geworden, en wat ik eerder al zei, de positie van slachtoffer en nabestaande is veranderd. Nu mocht die positie ook wel versterkt worden, omdat daar jarenlang heel weinig aandacht aan is besteed, maar tegenwoordig hebben wij zaken waarbij we te maken hebben met én een advocaat van slachtoffer en nabestaanden én met een officier. Dan heb je eigenlijk het idee dat je tegen twee officieren zit te vechten. Dat slaat wel door, vinden wij. Het taakstrafverbod vind ik ook een hele slechte zaak en daarnaast hoe wordt omgegaan met de levenslanggestraften. Ook zijn er nog teveel mensen in verhouding tot de populatie van gedetineerden die voorarrest hebben, terwijl het Europese Hof al jaren zegt, dat voorarrest zoveel mogelijk moet worden beperkt, met name in de eerste aanleg. Iemand is nog maar verdachte en daarom moet naar alternatieven worden gekeken. In beginsel moet een verdachte in vrijheid zijn proces kunnen afwachten, je moet het niet omdraaien, hem vasthouden en alvast een voorschot op de straf nemen. Dat mag niet, ook op het gebied van de motivering van beslissingen rond de voorlopige hechtenis, is Nederland in drie zaken weer op de vingers getikt door het Europese Hof. Dus dat is toch wel ernstig.”
Het komt steeds vaker voor dat voorarresten van verdachten relatief langer worden. Nu staan de werkstraffen ook onder druk, er is zelfs sprake van een werkstrafverbod. Hoe kijkt u daar tegenaan?
“Ik heb dat nooit begrepen. Dat taakstrafverbod is er gekomen naar aanleiding van een uitzending van Zembla, maar als je dat goed gaat bekijken, dan is het een eigen leven gaan leiden. Het was namelijk niet zo dat er in hele ernstige zaken een taakstraf werd opgelegd, dat waren uitzonderingen en dan is het ook nog van belang om de casus te kennen. Het is de strafrechter die precies weet hoe de casus in elkaar zit en wat voor verdachte er terecht staat. Wat is de indruk die hij maakt, wat voor persoon is het, wat zijn de persoonlijke omstandigheden? Die strafrechter moet maatwerk kunnen leveren en als wetgever ga je proberen dat die rechter uit handen te nemen. Dat vind ik een slechte ontwikkeling.
En wat ik ook heel slecht vind, is als het Openbaar Ministerie talmt met het aanbrengen en vervolgen van zaken, die vervolgens jaren op de plank liggen. Soms liggen zaken 4, 5, 6 jaar of nog langer en de Hoge Raad heeft gestelt dat dat niet leidt tot een niet-ontvankelijkheid. Ik vind dat de wetgever moet ingrijpen en bij zeer forse termijnoverschrijdingen moet zeggen dat daar wel een niet-ontvankelijke officier uit volgt. Er is nu namelijk geen enkele prikkel om voortvarend zaken af te wikkelen. In zo’n zaak kun je wel getuigen laten horen, maar herinneringen verbleken door de tijd, dus die getuigen worden minder betrouwbaar, waardoor de waarheidsvinding geweld wordt aangedaan. In jeugdstrafrecht klemt dat nog te meer. Wij doen heel veel jeugdstrafzaken, daar speelt ook het pedagogische karakter, als een kind iets fout doet, ga je als opvoeder ook niet na twee jaar zeggen je krijgt er nog straf voor. Nu is er door corona een nog grotere achterstand ontstaan, terwijl er al een stuwmeer aan zaken lag die nog behandeld moesten worden.”
Voor de andere procespartijen is die langdradigheid van strafzaken ook heel vervelend, bijvoorbeeld voor de nabestaanden, speelt het beperkte budget dat Den Haag uittrekt voor sociale advocatuur daar ook een rol in?
“Dat is ons al langer een doorn in het oog. Ik heb ook meegedaan aan de stakingsacties, ondermeer in 2009, waarbij we hebben gestreden voor een hogere vergoeding voor pro deo zaken, de gefinancierde rechtsbijstand voor mensen met een smallere beurs. De Commissie van der Meer is er toen gekomen, maar het benodigde extra budget is nooit goed gehonoreerd. Door de toeslagenaffaire gaat men zich nu toch realiseren hoe belangrijk die bijstand is en dat er geld bij moet. De situatie lijkt nu dus een stuk gunstiger, maar het heeft wel heel lang geduurd.”
Voor veel mensen is het toch een drempel om een advocaat in te schakelen, omdat het beeld heerst dat advocaten duur zijn en dat ze heel veel verdienen. Wat merkt u daarvan?
“Dat beeld bestaat in delen van de bevolking. Dat merken wij omdat we veel lezingen geven, Wim en ik, dan krijg je daar vaak vragen over. Dat heeft er natuurlijk ook mee te maken dat bepaalde advocaten zich er wel op lieten voorstaan dat ze het goed hadden. Dat beeld is volkomen ten onrechte, vaak zijn advocaten die zich minder roeren in de publiciteit, degenen die keihard werken voor de kleine Prodeaan en tegen de laagste vergoedingen. Dus in die zin is het goed dat daar nu wat aan gaat veranderen. Dat wij altijd zoveel zaken hebben kunnen doen in het kader van de gefinancierde rechtsbijstand heeft niet te maken met het feit dat die vergoedingen zo royaal zijn, maar omdat wij naast de advocatuur ook nog een opleidingspoot hebben, de maatschap Anker en Anker Opleidingen, waarmee we cursussen aan advocaten geven in het hele land. Daar houden we uiteindelijk nogal wat geld aan over en dat besteden we aan de bijstand aan mensen met een smalle beurs.”
Waar ik het al met meer vakgenoten van u over heb gehad is het voorkomen van criminaliteit. Sommigen zeggen dat zwaar straffen de oplossing is en anderen zoeken het meer in voorlichting of onderwijs. Veel mensen die in de criminaliteit zitten komen al op jongere leeftijd daarin terecht. Jullie kantoor doet ook jeugdrecht en jullie staan veel mensen bij die ervan worden verdacht delicten te hebben gepleegd. Wat is uw mening over de preventie van criminaliteit?
“Wat wij proberen is om door veel lezingen te geven een reëel beeld te schetsen van de strafrechtpleging in Nederland, zijn die straffen wel zo laag als iedereen zegt? Het antwoord daarop is nee, de laatste jaren is Nederland steeds zwaarder gaan straffen. Wij besteden in zo’n lezing aandacht aan de gevolgen van een veroordeling, bijvoorbeeld in verband met het aanvragen van een VOG, een verklaring van goed gedrag. We hebben het ook over hoe het leven in de gevangenis is, dat is geen hotel waar je een eigen sleutel van hebt. Dat doen we dus met lezingen en theatercolleges, maar daarnaast ook door lessen op scholen te geven. Dat begint al bij groep 8 van basisscholen, die leerlingen kun je al uitleggen wat de gevolgen van criminaliteit zijn, hoe het in het strafrecht werkelijk zit. Er zijn een heleboel mensen die denken dat Nederland een soort juryrechtspraak heeft omdat ze teveel naar Engelse en Amerikaanse series en films kijken. Zo proberen we op een bescheiden wijze de zaken goed te duiden en te zorgen dat men daar geen verkeerde voorstelling van heeft. We merken vaak dat de mensen onvoldoende geïnformeerd zijn.”
Zijn de straffen vergeleken met andere Europese landen in Nederland hoger of juist lager?
“We hebben een periode gehad, in de jaren 60, 70 dat die straffen lager waren, maar dat hebben we inmiddels flink ingehaald. Van Nederland kun je niet meer zeggen dat het soft is qua straffen, het aandeel van voorlopig gehechten is ten opzichte van de totale populatie van gedetineerden, samen met Italië, het hoogst van Europa. En daar moet je niet trots op zijn.”
Per honderdduizend mensen zitten in Nederland relatief veel mensen in de gevangenis. Hoe komt dat, denkt u?
“Wij hebben het idee dat er ondanks de jurisprudentie van het Europese Hof tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden in Straatsburg toch door strafrechters nog relatief vaak voorarrest wordt bevolen en ook wordt verlengd. Het Europese Hof heeft ze nu op de vingers getikt en gesteld dat op elk toetsmoment weer opnieuw moet worden gemotiveerd. Dat moet eigenlijk al jaren zo, dus Nederland moet daar in die voorlopige hechtenis fase nog scherper zijn.”
Uit een aantal academische studies en ervaring van uw vakgenoten blijkt dat zware straffen niet werken. Een straf wordt echter ook gezien als vergelding, een wat lagere straf is in de ogen van de andere procespartij niet voldoende. Uw praktijk is er voorstander van dat mensen behandeld worden voor hun ziektebeeld, maar de maatschappij roept om hard straffen. Hoe denkt u dat je humaan tot een straf kunt komen die ook voor de andere procespartijen toereikend is?
“De mensen denken vaak, die Ankers zijn tegen de levenslange gevangenisstraf, maar er zijn gevallen waarin die levenslange gevangenisstraf wel voorstelbaar is. Wij zeggen alleen altijd dat het de ultieme sanctie is. Als het ook kan met 16, 18 of 20 jaar en bijvoorbeeld een tbs met verpleging van overheidswege, dan is dat ook een mogelijkheid. Er is bijvoorbeeld een ISD maatregel voor veelplegers, een plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders of draaideurcriminelen. De bedoeling daarvan was een tweesporenbeleid, van de straat houden, maar ook proberen aan behandeling en resocialisatie te gaan doen, de veroordeelden voor te bereiden op de terugkeer in de maatschappij en ze dan wat handvatten mee te geven. Dat laatste aspect komt niet altijd goed uit de verf, waardoor het eigenlijk een kale detentie wordt. Als dat dreigt, gebruiken wij dat als argument, een klein vergrijp als winkeldiefstal kan voor een veelpleger al voldoende zijn voor een ISD, want dat is een maatregel, geen straf. Een straf heeft een delictsevenredigheid die proportioneel moet zijn, gelet op de aard en de ernst van het delict, maar bij een maatregel behoeft dat niet. Als je dan al een enorme documentatie hebt en vervolgens een kleine winkeldiefstal pleegt, kun je daar een isd voor krijgen, maar als dat er feitelijk op neer zou komen dat je twee jaar komt te zitten, dan zeggen wij, dat is gewoon verkapte detentie en dan verzetten wij ons daar tegen. Er zijn ook mensen die, als er bijvoorbeeld tbs wordt opgelegd, zeggen daar zijn we niet tevreden mee, er moet een periode genoemd worden (een cijfer, doelend op jarenlange gevangenisstraf naast die tbs). Als er sprake is van een gevangenisstraf en tbs, dan begint die tbs in Nederland dus pas heel laat, want je moet eerst die straf grotendeels uitzitten. Wij vinden dan dat je eerder met die behandeling moet beginnen, want als dat goed slaagt, dan is dat in het belang van onze cliënt, maar ook van de samenleving.
Waar je de meeste emoties bij krijgt in Nederland, dat zijn met name dodelijke ongelukken in het verkeer. De gevolgen zijn vaak enorm en de Hoge Raad ziet dat dan niet als opzet, uitzonderingen daargelaten, maar dan is sprake van een schulddelict, volgens artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Bij het bepalen van de mate van schuld speelt de ernst van de gevolgen geen rol, maar in dat soort zaken lopen de emoties vaak hoog op. De nabestaanden zeggen, wij hebben allemaal levenslang en dan vraagt de advocaat bijvoorbeeld om een taakstraf voor die verdachte. Er wordt natuurlijk wel gekeken, heb jij én te hard gereden én heb je iemand over het hoofd gezien, heb je ook nog gedronken of drugs gebruikt én was je roekeloos, er zijn gradaties in die schuld, maar de straf valt vaak toch erg tegen voor de mensen die zwaargewond of nabestaande zijn. In die gevallen is het wenselijk dat de strafrechters zo’n vonnis heel goed en uitgebreid motiveren. Anders begrijpen die mensen dat niet, dan vinden ze dat onbevredigend, worden ze boos en kunnen ze ook agressief worden.”
Hoe denkt u dat recidive bij delinquenten kan afnemen?
“Er wordt veel gefoeterd op de tbs, maar als we kijken naar de beschikbare cijfers, dan zie je dat na een tbs-behandeling de recidivecijfers aanmerkelijk gunstiger zijn dan na een gevangenisstraf. Maar vraag jij aan een zaal vol mensen, het huis naast jullie komt vrij, dat is een huurhuis en de woningcorporatie zet er óf iemand neer die tot 20 jaar is veroordeeld óf een ex-tbs’er, dan kiezen ze bijna allemaal voor die eerste categorie. Terwijl die tbs’er zijn behandeling heeft ondergaan en die ander niet. Dat is een bepaald beeld dat heerst van tbs’ers. Dat komt ook doordat er zoveel verlofbewegingen in een jaar zijn die relatief goed verlopen, maar als het een keer misgaat en dan meteen goed misgaat, dan is dat het eerste item bij het NOS-journaal. Er zou wat dat betreft vanuit de wereld die te maken heeft met tbs nog meer gedaan moeten worden om dat goed te duiden en wat te relativeren, zodat die angst voor tbs wat verminderd en duidelijk wordt dat dat toch wel een goede beveiligende werking kent.”
Het is natuurlijk inderdaad veel in de media geweest, bijvoorbeeld in de zaak van Anne Faber. Dat was dan geen verlofkwestie, maar er is naar buiten gekomen dat de gestrafte in deze zaak te veel vrijheden had gekregen gezien zijn problematiek. Voor de nabestaanden van zo’n slachtoffer, dat is ontvoerd en vermoord, is de reactie dan vaak, opsluiten en de sleutel weggooien, zoals uw broer ook zei. Sommige nabestaanden vinden dat zulke gevaarlijke mensen levenslang moeten krijgen en gewoon hun vrijheid in de maatschappij verspeeld hebben. We leven echter wel in een rechtssysteem waarin mensen een tweede kans kunnen krijgen. Denkt u dat soms mensen te snel de vrijheid krijgen, of zijn volgens u de eisen in het verlofbeleid wel voldoende kritisch?
“Het is een hele moeizame kwestie om verlof te krijgen, dat weet ik uit eigen ervaring, omdat ik veel tbs zaken doe en ook de verlenging van de tbs. In de zaak van Anne Faber speelde ook het feit dat die veroordeelde niet heeft meegewerkt in het Pieter Baan Centrum en daardoor geen tbs kreeg opgelegd. Het gevolg van die zaak is wel geweest dat rechters nu ook als er niet een heel duidelijk advies ligt over een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis, toch zelf dat invullen en dan overgaan tot tbs. Je ziet dus na de ophef over die zaak dat het aantal tbs-opleggingen weer gestegen is.”
Als mensen tbs opgelegd krijgen, kunnen sommigen in de longstay terechtkomen en tot hun dood ter beschikking gesteld worden. Het komt voor dat veroordeelden levenslang uitzitten en na 30 jaar detentie liever de doodstraf hebben dan bijvoorbeeld nog zo lang in de gevangenis zitten. Het is ook weleens voorgekomen dat mensen vanuit de tbs-kliniek euthanasie hebben aangevraagd of op een gegeven moment niet meer behandeld willen worden en er wordt natuurlijk ook wel eens zelfmoord gepleegd in de gevangenis. U bent, daar heeft u ook de eed voor gezworen, voor de best mogelijke verdediging binnen de gedragsregels van advocaten. Als een cliënt vrij komt en niet de juiste behandeling krijgt, kan dat best risicovol zijn, maar is dat ook niet echt goed voor de cliënt, wat vindt u in dat kader van het feit dat sommige advocaten cliënten adviseren om niet mee te werken in het Pieter Baan Centrum?
“Ik ben zelf niet een advocaat die snel of lichtvaardig een cliënt adviseert om niet mee te werken aan een plaatsing in het Pieter Baan Centrum, maar ik weet dat er ook advocaten zijn die daar anders in staan. Er hoeft uit zo’n evaluatie niet altijd een tbs-advies te komen en je kunt tegenwoordig ook langs andere wegen tot oplegging van tbs komen. De wet is zo gewijzigd dat daarvoor in bepaalde omstandigheden bij de behandelende sector informatie opgevraagd kan worden. Van zo’n evaluatie kun je ook beter worden, er kunnen bepaalde zaken aan het licht komen waar je verder aan geholpen kunt worden en daar komt bij dat het enkele feit dat jij weigerende observant bent, dat dat nog niet met zich meebrengt, dat je dan ook geen tbs krijgt. Dat beeld dat is er wel een tijdje geweest, maar daar wordt zeker niet meer aan voldaan.”
Zit er veel verschil in de werkethiek van advocaten, dat sommige advocaten denken, het kan wel langer duren zo’n tbs-behandeling, maar voor de persoon en voor behandeling van het ziektebeeld kan het goed zijn?
“Door niet mee te werken zie je nog wel eens in de gepubliceerde rechtspraak dat strafrechters zeggen, doordat hij heeft geweigerd mee te werken in het Pieter Baan Centrum hebben we onvoldoende zicht op de betrokkene en zijn persoonlijkheid, waardoor de rechtbank niets anders rest dan een lange gevangenisstraf op te leggen. En dan zie je vaak dat daar een hele lange gevangenisstraf uit komt. En dat zo’n veroordeelde dan niet zelden in hoger beroep eieren voor zijn geld kiest en alsnog vraagt om een opname in het Pieter Baan Centrum.”
Dan wil ik toch nog even terugkomen op mijn vraag over preventie, zou voorlichting en bijvoorbeeld een snellere behandeling binnen de detentie echt voor een significant verschil in recidive kunnen zorgen? Er is misschien ook wel een groep cliënten die doelbewust voor een bepaald pad heeft gekozen en niet echt gevoelig is voor behandeling.
“Criminaliteit moet natuurlijk in een zo vroeg mogelijk stadium aangepakt worden. Op scholen merk je direct of kinderen afwijkend gedrag vertonen en kan er al opgetreden worden. Vervolging kan vanaf 12 jaar, maar het wil niet zeggen dat je daarvoor niks kunt doen. Met civiele kinderbeschermingsmaatregelen kun je ook een ondertoezichtstelling uitspreken of een uithuisplaatsing, zodat er voor een kind iets ten positieve verandert. Vanaf 12 jaar komen de Raad van de Kinderbescherming en de jeugdreclassering in beeld, om zo vroeg mogelijk te proberen die mensen weer op het juiste spoor te krijgen. Wij doen heel veel jeugdstrafzaken en je ziet bij een grote categorie dat het lukt om te voorkomen dat ze terugvallen, maar er is ook een categorie die je al 3, 4 keer bij de kinderrechter ziet, daar wordt het heel moeilijk om via preventie wat op te gaan lossen. Ook bij jongvolwassenen van 18, 19, 20, 21, 22 jaar, die duidelijk functioneren op een leeftijd onder hun kalenderleeftijd, vragen wij wel eens om het jeugdstrafrecht toe te passen waar het betreft het straffenpakket, ze worden dan wel als volwassenen behandeld via de procesregels. Zo proberen wij altijd scherp te zijn om iemand zo goed mogelijk te helpen. Als het ernstige zaken zijn, kan een pij-maatregel, jeugd-tbs, worden opgelegd, een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen. Dat duurt zo’n 6 jaar maximaal, met nog een jaar voorwaardelijk. Maar we moeten ook reëel zijn, er zijn gevallen, waarbij dat niet werkt en dan is die pij, anders dan tbs, begrensd qua tijd. Inmiddels is in de wet opgenomen dat zo’n pij-maatregel kan worden omgezet in tbs en dat zo iemand zelfs op de longstay kan komen. Dat heet tegenwoordig lfpz, langdurige forensische psychiatrische zorg.
Er zitten nogal wat gedetineerden op de longstay, soms ook op eigen verzoek, die zeggen, ik wil die behandeldruk niet meer, anderen zitten er tegen hun wil. Als je eenmaal op de longstay zit, dan wil dat niet zeggen dat je daar je hele leven blijft. In de meest recente statistieken is te zien dat zo’n 50% toch wel weer kan uitstromen. Het beeld van een keer longstay blijft longstay, dat klopt dus niet. Sommige cliënten kunnen de wereld buiten ook niet aan, in feite hebben die levenslang, zij het dat dat wel om de twee jaar steeds wordt getoetst.”
Vaak hoor ik van uw vakgenoten, dat de kwaliteit van tbs-klinieken onderling verschilt. Hoe verklaart u dat?
“Er zijn inderdaad verschillen en de meeste tbs-klinieken komen zo nu en dan wel onder vuur te liggen. Als er wat gebeurt binnen de muren, of er is iemand die zich onttrekt, dan krijg je direct allemaal onderzoeken. De meningen over welke tbs-kliniek het beste is zijn heel verdeeld, en dat hangt ook van de persoon af. Je ziet ook dat er een bepaalde selectie is, mensen met een verstandelijke beperking komen bijvoorbeeld eerder in Trajectum, er is dus sprake van verschillende populaties. Je kunt wel een voorkeur opgeven, maar het wil niet zeggen dat het ministerie die voorkeur ook volgt. Ik heb ook cliënten, die inmiddels in 3 klinieken hebben gezeten. En dan kun je altijd de kliniek de schuld blijven geven, maar ik zeg dan ook wel eens, heb je thuis een spiegel, dan moet je daar toch eens iets vaker in kijken.”
Confronteert u wel eens cliënten met wat ze gedaan hebben?
“Je moet als advocaat oppassen dat je geen extra rechercheur wordt, mijn cliënten zijn al pittig verhoord door de recherche, hebben al heel veel preken gehad, en het is belangrijk te proberen een vertrouwensrelatie te creëren. Ik heb wel kritische vragen, maar die stel ik dan meer in de vorm van een klein rollenspelletje. Diverse tbs-gestelden hebben het externaliseren uitgevonden, het ligt altijd aan een ander en nooit aan henzelf. Dan zeg ik ook wel eens, die tbs is onherroepelijk, we zitten nu in een fase waarin we moeten proberen van binnenuit er weer uit te komen, als jij maar iedereen de schuld blijft geven zonder dat er sprake is van enige zelfreflectie gaat dat niet lukken. Bij jeugdigen heeft zo’n gesprek ook een pedagogisch karakter en zo kom ik ook op herstelbemiddeling, mediation, waar wij voorstander van zijn.”
Wat gebeurt er als de cliënt niets wil zeggen over de zaak, neemt u een zaak dan in behandeling? Is dat zwijgen voor u als advocaat een probleem, of is het de verdachte zijn goed recht?
“Die verdachte heeft in een verhoor en op de zitting natuurlijk het recht om te zwijgen, maar ik vraag ze altijd wel tegen mij gewoon te praten, zodat ik een beeld heb. Het komt weinig voor dat ze dat niet willen. Sommigen zeggen dan, ik wil niet over de feiten praten, alleen over de persoonlijke omstandigheden, daar heb ik geen problemen mee, zo iemand kan ik wel bijstaan. Er zijn soms mensen die blijven volhouden dat ze onschuldig zijn, maar als er dan verschillende getuigen zijn ga ik rustig met ze in gesprek. Dan zeg ik, jij zegt dat je het niet hebt gedaan, daar twijfel ik niet aan, dat is jouw verhaal, maar er zijn nogal wat mensen die anders beweren denk er dus nog eens even goed over na hoe je proceshouding is, want door een andere procesopstelling zou je weer mogelijkheden kunnen krijgen. Een verdachte kan er zo belang bij hebben om toch even kritisch de situatie onder ogen te zien.”
Soms hoor je wel eens dat bijvoorbeeld cliënten in gesprekken met hun advocaat worden afgeluisterd of dat cliënten, omdat ze daar bang voor zijn, het niet vertrouwen en niets over de zaak willen zeggen, heeft dat invloed op de voorbereiding van een zaak?
“Soms blijkt dat bij vertrouwelijke gesprekken in een penitentiaire inrichting wordt meegeluisterd of afgeluisterd, dat zijn hele nare berichten, want daardoor kan het voorkomen dat mensen niet meer vrijuit praten. Door de telefoon doen ze dat sowieso niet, want die kan ook afgeluisterd worden, dus dat is heel vervelend. Wij zijn geen advocaten die heel snel tegen de mensen zeggen, doe maar een beroep op je zwijgrecht, maar we zeggen wel, je hebt dat recht. Aan beroep doen op je zwijgrecht zitten ook heel veel nadelen, dus die bespreken we altijd rustig met de cliënt, maar soms schreeuwt de inhoud van het politie proces verbaal toch om een verklaring. Het is ook belangrijk dat rechters een indruk kunnen krijgen van de betrokkene en als ze een verhaal hebben, moeten ze dat ook laten horen. Soms wil je als advocaat bijvoorbeeld een verweer voeren over het feit dat er belangrijke doorzoekingen zijn geweest, maar dat de politie zich daarbij vermoedelijk niet aan de regels heeft gehouden, dan kan het zinvol zijn om de verdachte op de zitting zich op zijn zwijgrecht te laten beroepen, want als de verdachte ter terechtzitting in tegenwoordigheid van zijn raadsman bekent, dan gaan ze de laatste verklaring gebruiken, dan hoef je dat verweer dus niet te voeren, maar dan leg ik dat ook uit. Dan zeg ik, mijn cliënt doet partiëel beroep op zijn zwijgrecht, waar het betreft de feiten, om die en die reden, maar over de persoonlijke omstandigheden is hij dus zeer wel bereid om te verklaren, zo los je dat op.”
Nu wil ik nog graag met u een nieuw onderwerp aansnijden. De media zijn veel veranderd ten opzichte van 1979, toen u advocaat werd, wat valt u het meeste op daaraan?
“Wij hebben in al die jaren gemerkt dat er steeds meer belangstelling is gekomen voor strafzaken, kranten en ook de televisie kregen eigen rechtbankverslaggevers en er kwamen programma’s over op televisie. Wat wij de laatste jaren zien is dat slachtoffers en nabestaanden een grotere rol krijgen, ook spreekrecht hebben, waardoor er veel meer emoties in de zittingzaal zijn, wat voor de strafrechtadvocaat lang niet altijd makkelijk is. Er is ook nog wel eens sprake van bedreigingen uit die hoek, waar ik me wel iets bij kan voorstellen, maar wij zijn niet de spreekbuis van verdachten. Wij proberen altijd de regie in handen te houden, maar het gebeurt wel eens dat je als advocaat afgerekend wordt op wie je verdedigt. Met name door social media zie je veel reacties binnenkomen op geruchtmakende zaken. Vroeger moesten mensen om te reageren een kaart, briefkaart, of brief met een postzegel kopen en dan waren ze heel boos, maar ging er een nacht overheen en waren ze wat afgekoeld. Nu zie je vaak midden in de nacht geplaatste reacties met veel hoofdletters, uitroeptekens en spelfouten. Mensen reageren direct hun woede af, ze tellen niet meer eerst tot 10. Vooral social media hebben dus tegenwoordig een hele duidelijke rol. De hele situatie met corona heeft dat allemaal ook nog wel een beetje versterkt. ”
Advocaten vinden er vaak wat van als mensen op social media aan de schandpaal worden genageld, vroeger kwamen verdachten met initialen in de krant, nu worden mensen met hun volledige naam genoemd. Meestal krijgen dan familie van de verdachte of zelfs aangevers allerlei berichten. Met de Amsterdamse zedenzaak werden jullie bijvoorbeeld zelf geconfronteerd met vijfenveertighonderd bedreigingen, de ramen hebben er hier op het kantoor ook uitgelegen, recentelijk is er zelfs een moord gepleegd op een bekende journalist. Soms worden zaken door de media vrij eenzijdig belicht. In hoeverre heeft volgens u de media invloed op hoe mensen denken over advocaten en verdachten?
“Dat de media aandacht aan zaken besteden, dat vind ik allemaal prima, maar ik vind in beginsel dat als iemand nog niet veroordeeld is, dat je niet de naam moet noemen, tenzij het gaat om een algemeen bekend persoon, dan zou het niet te begrijpen zijn om nog initialen te gebruiken. Ik ben ook geen voorstander van initialen, ik zou zeggen, een 40-jarige inwoner van bijvoorbeeld Leeuwarden, of Amsterdam, of Rotterdam. Aan de andere kant zijn er tegenwoordig tekenaars – die wel worden toegelaten – die zo ongelooflijk gedetailleerd kunnen tekenen dat het niet te onderscheiden is van een foto. Daar maken advocaten ook wel bezwaar tegen, mensen zijn pas schuldig als de schuld wettig en overtuigend is bewezen. Wij treden ook niet snel in de publiciteit in een concrete strafzaak. Als de zaak nog niet op de openbare zitting heeft gediend, zeggen wij in beginsel zolang de zaak onder de rechter is, zul je ons niet horen, tenzij de informatie van de kant van het OM zo eenzijdig is dat wij wel tegengas moeten geven.”
Dan is mijn laatste vraag, heeft u tot slot nog een boodschap voor de lezers van het interview?
“Ik zou willen zeggen, denk nooit dat het strafrecht een ver van mijn bed show is, want iedereen kan in de situatie terechtkomen dat je een strafadvocaat nodig hebt. Ga er vanuit dat je als verdachte rechten hebt en dat het heel belangrijk is dat er een evenwicht ontstaat, dat de weegschaal van Vrouwe Justitia in balans is. Een advocaat is daarbij belangrijk in het gehele strafproces. En onthoudt verder dat als iemand veroordeeld is, dat die straf door de strafrechter wordt uitgesproken en dat het niet aan de samenleving is om vervolgens iemand nog eens een trap na te geven. Iemand hoeft niet twee keer veroordeeld te worden, daarentegen verdient juist iedereen een tweede kans.”
Eén reactie
Wat prachtig verwoord allemaal.Wij wensen jou,Wim en jullie naasten nog heel veel maar ook natuurlijk gezondheidsinspectie jullie verdere leven toe. Lieve groet Simon en Nel.