Interview met Gerard Spong

Vandaag aan het woord in onze serie interviews met bijzondere en interessante mensen: Gerard Spong. Na zijn jeugd in Suriname te hebben doorgebracht, verhuisde hij op zijn zestiende naar Nederland. Hij studeerde politicologie en rechten en keerde na zijn afstuderen terug naar Paramaribo, waar hij in 1973 werd beëdigd als advocaat. Drie jaar later opende hij met collega Mischa Wladimiroff het advocatenkantoor Wladimiroff & Spong Advocaten in Den Haag. In 2000 opende hij Spong Advocaten in Amsterdam.

In de loop der jaren heeft Spong aan diverse bekende zaken gewerkt. Enkele voorbeelden zijn de zaken omtrent Patrick Kluivert, Rienk Kramer en de Schiedammer parkmoord. Vanaf het jaar 2000 adviseerde hij de Surinaamse justitie bij het onderzoek naar de Decembermoorden uit 1982.

In totaal heeft Spong plusminus vijfduizend cassatiezaken behandeld, waarvan er meer dan tweeduizend in juridische tijdschriften gepubliceerd zijn. Hij heeft diverse boeken geschreven, waaronder Strafrechtelijk prikkeldraad (2007) en De Hypocrisie van de Achterdeur: Waarom het Nederlandse softdrugsbeleid onhoudbaar is (2012, samen met Sidney Smeets). Ook schreef hij twee juridische thrillers en gaf hij een tijd lang een strafrechtelijke theatercollege.

In 2019 werd Spong benoemd tot Officier in de Orde van Oranje Nassau. Hij maakt nog altijd deel uit van het team van Spong Advocaten en is zowel in de rechtbank als bij het hof en de Hoge Raad actief. Hij is gespecialiseerd in strafrecht en cassatiezaken, maar behandelt ook medische tuchtzaken en Antilliaanse strafzaken. Wij spraken hem over het Nederlandse drugsbeleid, de toeslagenaffaire, de nog altijd heersende pandemie en de Groninger aardbevingsproblematiek.

Vanaf maart vorig jaar is er ontzettend veel veranderd in onze levens. Wat voor invloed had en heeft de pandemie op uw werk? 

“Het werk van strafrechtadvocaten is door de pandemie enorm veranderd. In het begin vielen veel zittingen uit. Na een maand of twee trok dat bij en werd er gestart met zittingen in videovorm. Ik heb vaak gezegd dat verhoren per video vooral bij korte raadkamerzittingen een zegen zijn. Die zittingen duren tien minuten tot een kwartier, maar cliënten moeten ervoor naar een speciale ruimte worden vervoerd. Dat kan veel efficiënter, dus daar bieden online zittingen voordeel.

Wat betreft inhoudelijke zittingen ben ik er echter geen voorstander van, omdat het contact tussen advocaat en cliënt erg beperkt is. Je kunt niet even snel tussendoor advies geven aan een cliënt die terechtstaat. Ook hebben online zittingen een wat steriele sfeer, wat vooral nadelig is bij zaken waarin emotie een grote rol speelt. Je merkt dan toch dat een rechter over het algemeen een minder goed beeld kan krijgen van de emoties die door iemand heen gaan. Gelukkig is er de laatste paar maanden verbetering te zien en worden inhoudelijke zittingen als het enigszins kan live gehouden, in het bijzijn van alle procesdeelnemers.

In het dagelijkse verkeer is er ook wat veranderd, want we ontvangen steeds minder cliënten op kantoor. Als het even kan, zorgen we ervoor dat we ze online of via de telefoon spreken. Komen ze wel naar kantoor, dan komen ze per voorkeur alleen.”

Er is veel te doen over het schaduwen van advocaten, onder ander bij Ficq & Partners Advocaten. Hoe kijkt u daartegen aan? 

“Dat lijkt me een absolute doodzonde. Door advocaten te schaduwen wordt hun beroep op onfatsoenlijke en laakbare wijze geschonden. Met name de vertrouwensrelatie tussen advocaat en cliënt loopt er schade door op. De gesprekken tussen advocaten en hun cliënten mogen vanwege erkenning van de geprivilegieerde relatie – met andere woorden, vanwege geheimhouding – niet worden opgenomen en afgeluisterd. Dan moet je geen inbreuk maken op de vertrouwensrelatie door hen te schaduwen en te observeren. Wat dat betreft is het OM behoorlijk over de schreef gegaan.”

Er worden tegenwoordig veel verschillende opsporingsmethoden gebruikt, waaronder de Mr. Big-methode. Het OM is al meerdere keren in opspraak geraakt omdat ze te ver zou zijn gegaan met die methode, onder andere bij de moordzaak Van Dillenburg. Tot hoe ver mag die methode gaan? 

“De Mr. Big-methode is een veredelde vorm van een undercoveractie, waar een aantal duidelijke grenzen voor zijn opgesteld. Een van die grenzen betreft uitlokking: zodra er aan de hand van die methode blijkt te zijn uitgelokt, mag het bewijs dat daarbij vergaard is niet gebruikt worden. Dat is tot op het hoogste juridische niveau erkend en recent meerdere keren door de rechter uitgesproken. Het is echter zoeken met een vergrootglas, want hoe weet je zeker dat er iets is uitgelokt?”

Iets heel anders: wat vindt u van het huidige Nederlandse drugsbeleid? 

“Daar kun je veel van zeggen, maar je kunt met name zeggen dat het faalt. Het overgrote deel van de mensen die zich met drugs bezighoudt wordt niet gepakt, de hoeveelheid drugs op de Nederlandse markt wordt steeds groter. Naar mijn mening moet er scherp onderscheid gemaakt worden tussen soft- en harddrugs. Ik ben een voorstander van het legaliseren van softdrugs. In bepaalde kringen is daar veel weerstand tegen, soms met argumenten waar ik wel begrip voor kan opbrengen. We moeten echter vaststellen dat het strafrecht geen geschikt middel is om de handel in softdrugs te bestrijden.

Een ander punt: tijdens de crisis van het afgelopen jaar zag ik dat de coffeeshops vlakbij mijn huis open mochten blijven. De overheid heeft die coffeeshops bestempeld tot essentiële winkels waar je je spullen mag afhalen. Dan is het toch van de zotte dat je mensen die die winkels hebben/er klant zijn gaat vervolgen?”

Heeft u er vertrouwen in dat de politiek iets aan het drugsbeleid gaat veranderen? 

“Ja, dat heb ik wel. Je ziet nu namelijk al dat de meeste rechters allang geen gevangenisstraffen meer opleggen aan coffeeshopeigenaren die hun zaak op een fatsoenlijke manier runnen. Als ze netjes inkopen doen, hun administratie goed bijhouden en de overige voorwaarden van de gemeenten naleven zodat ze een gedoogvergunning krijgen, kraait er geen haan meer naar. Dan moet je toch wel

erkennen dat het strafbaar stellen en houden van die winkels een gepasseerd maatschappelijk station is.”

Er is vooral vanuit de beroepsorganisatie van de advocatuur veel kritiek geuit op de minister voor Rechtsbescherming. Wat heeft die minister volgens u opgeleverd? 

“Hij is vooral een minister van rechtsafbraak, want hij heeft alleen een hoop ellende veroorzaakt. Hij heeft toevoegingsregels verscherpt en advocaten die op basis van die regels hun praktijk runnen niet voldoende gehonoreerd. Daarmee wordt de toegang tot de rechter bemoeilijkt en het recht op goede verdediging aangetast. We hebben in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens gezet dat iedere verdachte een eerlijk proces moet kunnen krijgen en dat er adequate verdediging moet kunnen worden gevoerd. Minister Dekker lijkt daarin wel een papegaai van meneer Teeven: als we advocaten minder betalen, kunnen strafzaken er vlotjes doorheen worden gejast. Hij is een groot gevaar voor het strafrecht. Ik ben zeer benieuwd of Dekker binnenkort aan de dijk wordt gezet.”

Wat is uw kijk als strafrechtadvocaat op de toeslagenaffaire? 

“Allereerst: het is een godgeklaagd schandaal. Ten tweede: het is opmerkelijk dat de staatssecretaris van Financiën aangifte heeft gedaan bij het OM voor strafbare feiten van ambtenaren. Het OM heeft echter beslist dat er geen strafrechtelijke vervolging komt. Dat betekent dat het ministerie van Financiën heel anders over de strafbaarheid van ambtenaren denkt dan het OM, wat niet vaak gebeurt. Het Ministerie is immers ook niet op het achterhoofd gevallen en doet niet van de een op de andere dag ineens aangifte. Kortom, de minister c.q. staatssecretaris is door het OM flink in z’n hemd gezet.

Op dit moment is niet bekend of er ten aanzien van die weigering een artikel 12 strafvorderingsprocedure wordt gestart. Dat zou wel een unicum zijn, dat een staatssecretaris van Financiën zo’n procedure start vanwege een weigering van het OM. Wil de staatssecretaris echter consequent handelen, dan is het naar mijn mening noodzakelijk om die Sv-procedure te starten. Als je eenmaal zover bent gegaan dat je aangifte hebt gedaan tegen je eigen ambtenaren, ben je al op een punt dat je het bij de eerste de beste tegenwind niet moet laten voor wat het is. Ik ben heel erg benieuwd of die procedure er komt. Gebeurt dat niet, dan beschouw ik dat als een pijnlijke juridische capitulatie.

Wat vervolging van ministers betreft: daar is een verzoek voor gedaan en ook daar is er sprake van verzet. De procureur-generaal van de Hoge Raad heeft geadviseerd er niet toe over te gaan. Ik ben benieuwd naar de motivering daarachter, want daar heb ik me nog niet in kunnen inlezen. Ik weet echter wel dat er in ons Wetboek van Strafrecht een bepaling staat (artikel 355) waarin staat dat ministers strafrechtelijk aansprakelijk kunnen worden gesteld voor het niet of niet voldoende naleven van wetten. Je zou kunnen zeggen dat de affaire strafrechtelijke aansprakelijkheid van ministers met zich meebrengt.”

Dan iets dat op de achtergrond speelt bij de verkiezingen: u bent ook advocaat van de Groninger Bodem Beweging. Hoe kijkt u aan tegen de aardbevingsproblematiek? 

“Dat is een steen des aanstoots in ons land. Ook daar voltrekt zich een schunnig tafereel: het gerechtshof in Leeuwarden heeft twee jaar geleden al aan het OM opgedragen om de NAM te vervolgen. Er is wel wat onderzoek gedaan, maar de officier van justitie in het Noorden des lands blijft maar stommetje spelen en laat niks van zich horen. Ondanks dat we hebben aangedrongen op spoed, is er sprake van tergend trage besluitvorming. Het is een schande, omdat de Groningers opnieuw pijnlijk verrast worden door een lamlendig overheidsoptreden. Ze hadden al lang van de officier van justitie moeten horen dat de NAM vervolgd wordt, omdat dat immers is opgedragen.

Er is overigens wel een mogelijkheid binnen het strafrecht waarbij de officier van justitie dat bevel niet hoeft op te volgen, namelijk als er in een bewilligingsprocedure toestemming van het Hof is gevraagd om het niet te doen. Het wordt nu een pijnlijk geval, omdat er zo veel tijd overheen gaat voor er een kordate beslissing wordt genomen. De Groningers hebben het recht om in deze aardbevingstragiek te weten waar ze aan toe zijn. Ze weten nu niks, ook niet over bijvoorbeeld schadevergoedingen. Het is telkens twee stappen vooruit, een terug.”

Hoe zouden de gedupeerden van de aardbevingsproblematiek naar uw mening ruimhartiger gecompenseerd kunnen worden? 

“Daar kan ik me moeilijk over uitlaten, omdat dat ingewikkelde berekeningen zijn en ik geen expert ben op het gebied van schade. Wat wel vaststaat, is dat de gedupeerden recht hebben op schadevergoeding. Ten eerste zijn hun huizen in waarde gedaald en moet die waardedaling berekend worden. Ten tweede hebben ze huizen moeten herstellen, wat ook veel geld heeft gekost. De derde component is de immateriële en psychische schade die de aardbevingsproblematiek heeft veroorzaakt. Je zal maar in een aardbevingsgebied wonen. Lijkt me geen lolletje.”

Tot slot: hoe kijkt u aan tegen de recente ontwikkeling van een taakstrafverbod bij zedendelicten? 

“Dat is een foute beslissing van de wetgever geweest. Het is nu eenmaal beslist, maar onder meer uit de Valkenburgse zedenzaak is gebleken dat de rechter er wel een mouw aan weet te passen door eerst een minimale gevangenisstraf en vervolgens een taakstraf op te leggen. Een rechter moet echter niet worden gedwongen om allerlei bokkensprongen te maken. Iedere strafzaak is anders, onder andere door persoonlijke omstandigheden. Je moet een zo breed mogelijk strafarsenaal hebben om een rechter in staat te stellen een juiste en billijke straf op maat te maken. In wezen is het taakstrafverbod een motie van wantrouwen naar de rechter, wat het een pijnlijke zaak maakt. Ik vind het schandelijk.”

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Copyright 2020-2021 © actueelnieuws.org

logo

Tip de redactie!

Actueelnieuws.org werkt graag met jou samen aan mooie interviews en prikkelende artikelen. Heb je een tip of idee? Meld deze dan bij onze redactie.