Evelien Hölsken richtte in 2008 samen met Arjan Erkel, Roelof van Laar en Yolanthe Cabau Stichting Free a Girl op. Deze stichting zet zich, met behulp van donaties van particulieren, zakelijke partners, stichtingen, vermogensfondsen en overheden in voor het stoppen van seksuele uitbuiting van kinderen in Nederland, India, Nepal, Bangladesh, Thailand, Laos, China, Irak, Brazilië en de Verenigde Staten. Free a Girl wist in haar vijftienjarig bestaan al bijna 7.000 meisjes te bevrijden. Actueel nieuws sprak met Evelien Hölsken over het werk van de stichting en de vele uitdagingen die daarbij een rol spelen.
Voordat u Free a Girl oprichtte, werkte u in het bedrijfsleven. Kunt u iets vertellen over het proces van de oprichting van Free a Girl?
“Ik heb tot bijna mijn 30e gewerkt in de commerciële sector en toen merkte ik al dat ik altijd erg op zoek was, dat ik vaak van de ene baan naar de andere aan het hoppen was. Al waren die banen altijd wel marketing en sales gericht, ik heb International Business gestudeerd. Rond mijn 30e heb ik de overstap gemaakt van de commerciële naar de charitatieve sector. Ik heb bijna 5 jaar gewerkt bij een grote internationale kinderrechten organisatie, waar ik ben begonnen op de afdeling fondsenwerving. Al snel mocht ik van mijn toenmalige baas een tijd naar Azië om daar het vak van projectbeheer en project monitoring te gaan leren. Dat heb ik toen een jaar gedaan, vervolgens heb ik nog lang gewerkt bij Plan International. Maar toen ik in contact kwam met het probleem van seksuele uitbuiting van kinderen was dat niet eens zozeer door mijn werk bij Plan, want die richten zich daar niet expliciet op. Het kwam eigenlijk door een krantenartikel dat ik destijds heb gelezen over de situatie in India, dat er kinderen werden ontvoerd bij hun ouders, letterlijk in hokken van een bij twee werden gestopt en daar tientallen keren per dag verkracht werden. Ik vond dat zo verschrikkelijk om te lezen. Ik kan me nog echt dat gevoel van destijds herinneren, dat ik een soort van boos werd en ook onmacht voelde. Ik dacht, als dit bekend is, waarom wordt er dan zo weinig aan gedaan? En toen dacht ik ook, ik kan er misschien zelf wat aan doen. Op dat moment is het idee van Free a Girl geboren, zonder dat het nog heel concreet was. In de loop van de tijd ben ik een aantal andere mensen tegengekomen, die min of meer dezelfde passie hadden en ook heel graag dit probleem wilden bestrijden. Twee daarvan, Arjan Erkel en Yolanthe Cabau, waren bekende mensen. Als je bekende mensen aan je naam verbindt, dan krijg je in een keer bekendheid, dat scheelde dus al meteen. We hebben Free a Girl opgericht met z’n vieren. Mijn collega Roelof van Laar, destijds gemeenteraadslid en later Tweede Kamerlid en ik deden met name het werk aan de achterkant en Yolanthe en Arjan waren vooral in de eerste jaren het boegbeeld, de stem naar buiten toe. Zo is Free a Girl eigenlijk begonnen en dat is dit jaar alweer 15 jaar geleden.”
Kunt u iets vertellen over wat op dit moment de belangrijkste projecten zijn waar Free a Girl zich mee bezighoudt?
“Dat zijn er diverse. In het begin, en nu nog steeds, gingen we met opsporingsteams en under cover agents op zoek naar minderjarige, met name meisjes, die in een situatie van seksuele uitbuiting zitten. Voorheen konden we zo’n bordeel en een heel netwerk oprollen en in één keer 10, 20 soms wel 30 meisjes bevrijden, nu is het toch wel vaak één meisje per keer. Veel van de uitbuiting vindt nu online plaats, of kinderen worden online aangeboden. Het kost nog steeds evenveel tijd en evenveel werk, want het is voor ons nu moeilijker om kinderen te kunnen vinden. Daarnaast focussen we ons nu met name op het bestrijden van straffeloosheid. Dat wil eigenlijk zeggen dat je meisjes zo goed mogelijk bijstaat in een rechtszaak, ook omdat een van de redenen waarom dit nog steeds een groot probleem is, is dat er bijna geen veroordelingen plaatsvinden. Dat geldt eigenlijk voor bijna ieder land ter wereld, waardoor het ook interessant blijft om in kinderen te handelen. Dat is dus een ander speerpunt, dat wij keihard proberen aan te pakken.”
Er komen steeds nieuwe methodes op het gebied van digitale opsporing. Zelfs opsporing via artifical intelligence. Kunt u daar iets over vertellen?
“Ik weet er ook niet al het fijne van, maar wij kwamen er, eigenlijk al voor Covid, maar met name in Covid-tijd, achter hoeveel groter het probleem van online uitbuiting werd. In die tijd waren alle red light districts over de hele wereld natuurlijk gesloten, maar het probleem van uitbuiting ging gewoon door. Kinderen werden met koeriers afgeleverd bij mensen thuis. Je moet dus proberen om dat soort netwerken binnen te dringen alsof je een klant bent. Direct na Covid zijn we onze teams gaan trainen in online opsporingstechnieken en dat gebeurt vanuit partners die wij daarvoor inhuren uit Nederland en Amerika. Dat heeft aan de ene kant te maken met hoe doorzoek je telefoons en hoe presenteer je jezelf als klant zonder dat je zelf in de problemen komt, hoe zorg je ervoor dat je bewijsmateriaal verzamelt voor de zaak die er volgt, en wat mag wel, en wat mag niet. In Nederland heb je de AVG Wetgeving en mag je bijvoorbeeld niet uitlokken. Dat mag in andere landen dan weer wel, dus daar moet je heel voorzichtig mee zijn. Daarnaast hebben we een soort dashboard ontwikkeld, waarbij verschillende partijen toegang hebben tot een bepaalde zaak, zodat je geen zaken dubbel aan het doen bent. Vaak is er namelijk weinig overleg of samenwerking met een overheid. Terwijl het belangrijk is dat de gegevens die zij hebben en die ouders hebben en politierapporten en undercoverresultaten vanuit de verschillende partners bij elkaar worden gevoegd. Eigenlijk dus het digitaliseren van processen, wat nog veel te weinig gebeurt. Daar hebben we sinds begin vorig jaar een start mee gemaakt.”
Op jullie Instagram is te lezen dat jullie soms een zekere kritische noot plaatsen bij het beleid van de Nederlandse autoriteiten, wat opsporing betreft. Hoe kijkt u daar tegenaan?
“Op een gegeven moment hebben we een rol gespeeld in het oppakken van een aantal Nederlanders in het buitenland, leden van Stichting Martijn. Sommigen waren nog in afwachting van hun proces, anderen waren al veroordeeld of in hoger beroep gegaan, maar zij hebben dan toch het recht om te kunnen reizen en dat is iets wat wij heel kwalijk vinden. Als je bent veroordeeld, of een verdachte pedofiel bent, en je mag je rechtszaak in vrijheid afwachten, dan vinden wij dat je niet zou moeten kunnen reizen. Dan kun je namelijk naar een ander land en vervolgens nooit meer terugkomen. Dat is in het geval van deze gasten natuurlijk ook gebeurd. Ik vind het dan ook kwalijk – want blijkbaar was wel bekend dat ze in het buitenland zaten, en ook in welke landen – dat de autoriteiten daar niet op de hoogte worden gebracht. Er bestaat zoiets als een zogenaamde Green notice, waarbij je in een soort internationale database komt, wij vragen ons af waarom dat dan niet gebeurt. In Nederland en in Duitsland is dat lastig. Volgens mij hebben we een bepaalde wetgeving waarbij de privacy van in dit geval pedoseksuelen hoger staat dan de rechten van kinderen die toch gevaar lopen. Deze mannen hebben dit profiel, dus waarom geef je ze de kans naar een heel arm plattelandsdorp in Ecuador te verhuizen waar niemand zicht op ze heeft? Bij een van die mannen was de voorwaarde voor het feit dat hij in vrijheid zijn proces mocht afwachten, dat het toezicht vanuit de Nederlandse overheid uitgevoerd zou kunnen worden. Hij moest zich dus regelmatig melden bij de reclassering, maar had bijvoorbeeld geen enkelband, had gewoon een paspoort en kon dus gewoon een ticket naar Mexico boeken. Daar zijn ze dan nu gepakt en wat zich daar precies heeft afgespeeld, dat weten wij ook niet. Het enige wat wij hebben gedaan is de informatie doorgespeeld aan de autoriteiten daar, die zijn een onderzoek gestart en daar komen nu rechtszaken uit. Die mannen zitten vast. Het is dus wel lastig, want je wil natuurlijk het liefst ook in Nederland met het OM kunnen samenwerken. Maar als wij zeggen, wij weten waar deze mannen zitten en de overheid daar wil graag contact met jullie, dan gaan eigenlijk alle deuren direct dicht. In Nederland vindt het OM dan toch dat dat hun taak is en niet een taak van een NGO zoals Free a Girl. Daar verschillen we dus in.”
Op Instagram spreken jullie je soms ook uit in maatschappelijke discussies. Kunt u daar iets over vertellen?
“Wij willen eigenlijk een soort spreekbuis van onze volgers zijn. Soms krijgen we informatie door over misstanden die dan te maken hebben met seksuele uitbuiting van kinderen en wij zien een rol voor ons om dat onder de aandacht te brengen. Soms zie je dat individuen daar meer moeite mee hebben, maar als je meer dan 50.000 volgers hebt, dan luisteren bedrijven of instanties toch wat eerder naar je. Niet dat we denken dat we het dan vervolgens kunnen oplossen, maar we hopen een discussie op gang te brengen en daarmee misschien ook een verandering.”
In 2022 heeft jullie stichting 702 meiden bevrijd. Wat zijn de doelen voor dit jaar?
“Als je het dan hebt over hoeveel kinderen je uiteindelijk weer in vrijheid wil laten leven, dan zal het doel ongeveer rond hetzelfde liggen. Maar we zijn nu ook veel meer bezig om daders op te pakken en veroordeling voor elkaar te krijgen. Verder loopt er een programma dat we een paar jaar geleden zijn gestart en nu verder willen gaan uitrollen in heel veel landen. Dat is School for Justice, waarbij we meisjes, voormalige slachtoffers, opleiden tot beroepen die te maken hebben met mensenrechten, bijvoorbeeld advocaat, officier van justitie of politieagent. Eigenlijk allemaal beroepen waarmee ze uiteindelijk een verandering kunnen bewerkstelligen in hun eigen land. Wij geloven namelijk in empoweren voor het bereiken van verandering in landen. Daar hebben we weinig invloed op, maar het geeft veel voldoening om te zien dat meiden die zelf dat trauma hebben meegemaakt en het stigma en de angst kennen om aangifte te doen, uiteindelijk ervoor zorgen dat de daders achter slot en grendel komen. Dat ze het heft in eigen handen nemen, niet alleen voor gerechtigheid voor hetgeen hen is overkomen, maar ook om te voorkomen dat andere meisjes hetzelfde overkomt. We hebben dit jaar 90 meiden studeren aan de School for Justice in drie landen. Dus behalve dat we meiden blijven bevrijden, vinden we het ook belangrijk om iets aan een systeemverandering te doen en dit is dan onze manier.”
Kunt u iets vertellen over de samenwerking die jullie met andere stichtingen hebben? Ik las bijvoorbeeld over een nieuw programma Stepping up the fight against sexual Exploitation of Children.
“Dat is een programma dat we met 4 andere organisaties doen, zoals Plan en Terres des Hommes, waarbij we eigenlijk allemaal gewoon vanuit onze eigen kracht samenwerken op allerlei verschillende niveaus. Wij zijn meer van de directe hulp, maar er zijn andere organisaties die zich meer richten op preventie, of op het versterken van rechten van meisjes en op onderwijs. Het is dus eigenlijk een samenwerking, waarbij we in verschillende landen met elkaar en onze partners proberen om gezamenlijk echt impact te bewerkstelligen. Dat programma wordt de komende 3 jaar weer vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken gefinancierd. Dus daar zijn we echt heel blij mee.”
Jullie stichting krijgt soms ook steun uit het bedrijfsleven. Kunt u daar iets over zeggen?
“Dat is niet altijd even makkelijk moet ik zeggen, maar de laatste tijd werken we wel weer meer samen met bedrijven. In het begin, voor 2013, heten we nog Stop kindermisbruik en toen was het moeilijk om steun vanuit het bedrijfsleven te krijgen vanwege de naam. Bij de term kindermisbruik hadden veel bedrijven zoiets van, daar willen we ons niet mee verbinden. Sinds we Free a Girl zijn geworden gaat dat wel beter, maar we zijn een vrij activistische organisatie en op Instagram spreken we onszelf soms echt wel uit over dingen waar we het niet mee eens zijn. En daarnaast gaan we natuurlijk undercover, het is gevaarlijk werk, we proberen criminele organisaties te ontmaskeren. Niet ieder bedrijf en zeker niet de grotere internationale bedrijven die ook belangen hebben in bepaalde landen waar we werken, willen zich daarmee verbinden. Dus de bedrijven die uiteindelijk wel met ons samenwerken, daar zijn we dan wel heel, heel dankbaar voor. Vaak is dat in de vorm van een stichting. Ook om het misschien toch een beetje los van elkaar te trekken. Wat ook prima is. Afas bijvoorbeeld, dat is een van onze grootste sponsors, zij doen veel op het gebied van kunst en cultuur, maar daarnaast is er de Afas Foundation. Dat is een grote stichting waarbij het personeel besluit aan welke goede doelen geld wordt besteed. We hebben nu ook weer van Afas voor de komende 3 jaar een groot bedrag gekregen om ons project in Thailand te kunnen doen.”
Wat houdt dat project in Thailand precies in?
“Dat project is naast het bevrijden van kinderen uit een situatie van uitbuiting, heel erg gericht op watch dogs. Dat kunnen voormalig slachtoffers zijn, maar ook andere mensen in de community die in de gaten houden waar het mis gaat bij kinderen en of ze ergens een soort van verdachte omstandigheid zien. Die mensen worden getraind in het vroeg signaleren van mogelijk misbruik en uitbuiting bij kinderen. Op die manier zijn we ook met een stukje preventie bezig.”
Je leest soms over jullie bevrijdingsacties, die lijken mij best gevaarlijk?
“Het is inderdaad best gevaarlijk en ook traumatiserend werk voor de mensen die in teams zitten waar wij mee samenwerken. Toevallig hebben we twee maanden geleden een week lang al onze partners in India weer getraind in nieuwe onderzoekstechnieken. In die training zat ook een stukje trauma counseling voor henzelf. Dat was iets wat ze daar nooit hadden meegemaakt, dat ze zelf ook een keer over hun eigen ervaringen konden praten. In veel landen is er niet veel ruimte voor dat deel, het gaat heel erg over het slachtoffer, maar niet zozeer over de mensen die uiteindelijk het werk doen. Ze vonden het dus wel heel fijn om ook een keer met elkaar erover te praten. Het is misschien ook niet helemaal de cultuur om dat te doen, maar dat praten met elkaar is dan al heel helend. En het is inderdaad gevaarlijk werk, zij doen zich voor als klant en als uiteindelijk een bordeelhouder erachter komt dat zij behoren tot een bevrijdingsorganisatie, dan zijn ze hun leven niet zeker. Over het algemeen gaat het goed hoor, we hebben nog nooit een situatie gehad waarbij iemand niet levend een bordeel uitkwam. Er vragen best vaak mensen of ze niet mee kunnen, ook regelmatig journalisten in Nederland. In het verleden hebben we het wel een paar keer kunnen doen, maar het is nu eigenlijk gewoon onmogelijk en je moet het ook echt niet willen. In de meeste gebieden waar we nu werken, komen helemaal geen westerlingen, dus op het moment dat je daar als westerling rondloopt, val je al op. Het is echt best een grimmige wereld, maar de mensen waarmee wij werken zijn allemaal mannen die dit werk al heel lang doen en getraind en daarnaast enorm gepassioneerd zijn om het onrecht in hun eigen land te bestrijden. We werken altijd met lokale mensen die de cultuur kennen, en zo maar zouden kunnen doorgaan voor een klant. Maar dat het gevaarlijk is, dat staat buiten kijf.”
Dan heb ik nog een ander onderwerp dat ik wil aansnijden. De vermissingszaak van Insiya, het meisje dat door haar vader naar India is ontvoerd, daarin hebben jullie je ook uitgesproken. Wat vindt u van hoe de zaak ervoor staat?
“Het is echt ongelooflijk en absurd dat het meisje nog niet herenigd is met haar moeder! Die man is bij verstek veroordeeld, zijn handlangers ook. Er is in die zaak veel contact geweest, met Rutte, met Maxima, en Free a Girl probeert blijvend aandacht voor de zaak te houden. Het gaat nu via de lobby en de politiek. Nadia heeft alle rechtszaken gewonnen en heeft de ouderlijke mach tover Insiya. Maar India levert haar niet uit. Het feit blijft dat de vader van het meisje haar heeft ontvoerd en uiteindelijk geen enkele afspraak nakomt. Nadia (de moeder van Insiya, red.) zou eigenlijk maandelijks of wekelijks met haar dochter mogen communiceren via Zoom of Facetime, maar dat is sinds haar derde verjaardag niet meer gebeurd. Hij houdt dat tegen. Deze man is heel invloedrijk in India en dat maakt de situatie er niet makkelijker op, maar we blijven hoop houden en elk jaar denken we weer, bij haar volgende verjaardag is ze bij haar moeder thuis. We blijven helpen waar we kunnen, maar Nadia doet zelf ook heel veel, ze is een hele slimme dame. Je bent alleen natuurlijk heel erg afhankelijk van mensen op hoog politiek niveau, ook in Nederland, waarvan je nooit precies de agenda kent. Dus de situatie is heel triest, ook omdat het steeds langer geleden wordt en je niet weet wat vader over moeder vertelt. Dat meisje is sinds haar tweede al weg, en ze is nu negen jaar geworden.”
Bij de opsporing van kinderuitbuiting speelt de politiek natuurlijk een bepaalde rol. Hoe verloopt jullie samenwerking met de politiek?
“Wat een probleem is in landen buiten Nederland, tenminste in de programmalanden waar wij werken, is dat er sprake is van heel veel corruptie, dus dat maakt het werken heel lastig. Wij hoeven ons in Nederland niet zo druk te maken over corruptie en steekpenningen. Het is niet zo dat het niet misschien ooit zal gebeuren, maar het is niet aan de orde van de dag en dat is in heel veel arme landen wel zo. Het is natuurlijk een manier voor mensen om te overleven, in kinderen handelen. En daar zijn soms politie en politici ook debet aan. We hebben verhalen van meisjes waarbij de politie hun klant is. Dus daar heb je dan totaal geen vertrouwen in. Aan onze partners is het om precies die eruit te kiezen die niet corrupt zijn, want die zijn er gelukkig ook. We waarschuwen een politie-eenheid altijd pas op het laatste moment zodat er geen informatie kan uitlekken, want anders is zo’n bordeel leeg en kun je weer opnieuw beginnen met zoeken.
Maar, ik moet zeggen dat op een wat hoger niveau natuurlijk alle landen gewoon het Kinderrechtenverdrag hebben getekend en alle aanvullende protocollen die daarin staan voor het bestrijden van het probleem. Op nationaal niveau zijn landen best welwillend, maar je hebt vaak te maken met enorme armoede, met landen met zoveel inwoners, met zoveel verschillende districten, dat het ook maar af te wachten is welke mensen op welke posten zitten. Je hebt dan toch te maken met een enorm corrupt corps wat er dan onder hangt, die uiteindelijk ook proberen te overleven, dus dat is echt een enorme uitdaging. En je hebt politie en justitie natuurlijk nodig in ieder land, daar moeten we mee samenwerken. Wij mogen nooit een inval doen zonder politie, dus je moet ze erbij betrekken en je hebt justitie nodig om uiteindelijk tot een veroordeling te komen. Als zaken steeds maar ergens onderaan de stapel terechtkomen, en pas na jaren behandeld worden, dan wil zo’n meisje daar ook niet meer aan herinnerd worden en loopt zo’n dader weer vrijuit. Dus dat zijn wel uitdagingen.”