Chiel Timmermans, momenteel misdaadverslaggever voor het Algemeen Dagblad, schreef eerder ook al over misdaad in Zuidoost-Brabant voor het Eindhovens Dagblad. Verschillende spraakmakende artikelen van zijn hand verschijnen regelmatig ook in andere grote landelijke kranten, waaronder zijn verhalen over voortvluchtig crimineel Jos Leijdekkers. Actueel Nieuws vroeg hem naar zijn journalistieke carrière en werk.
Kun je voor de lezers iets vertellen over je carrière tot nu toe?
“Volgens mij heb je twee soorten mensen. Mensen die meteen weten wat ze willen en daar min of meer recht op af gaan en mensen die eigenlijk geen flauw idee hebben en uiteindelijk meer bij toeval ergens in rollen. Ik hoor tot die laatste categorie. Ik heb ooit na het vwo Bouwkunde gestudeerd, maar dat werd een grote mislukking, want ik kon helemaal geen gebouwen ontwerpen. Uiteindelijk heb ik toen besloten om journalistiek te gaan studeren. In eerste instantie wilde ik tijdschriftjournalist worden. Ik heb ook stage gelopen bij FHM, een mannenblad. Ik had het idee dat ik daar leuke, grappige verhalen voor mannen zou gaan schrijven. In je eindproductie voor de journalistieke opleiding moet je een aantal verhalen maken waarmee je uiteindelijk je diploma haalt. Een van mijn verhalen daarvoor ging over slaapwandelaars die moorden plegen. Die interesse in criminaliteit zat er dus ergens toch al wel een beetje in. Dat verhaal heb ik uiteindelijk verkocht aan het populair wetenschappelijk tijdschrift Kijk, dat toen nog bestond. Vervolgens heb ik er heel lang over gedaan om een fatsoenlijke baan te vinden. Ik werkte bij Avans Hogeschool in Brabant, daar schreef ik verhalen voor studenten en docenten, die natuurlijk niemand las. Uiteindelijk ben ik bij het Eindhovens Dagblad terechtgekomen en over de stad Helmond gaan schrijven. In een jaar tijd waren daar 3 moorden gepleegd en omdat de misdaadverslaggever die wij op dat moment hadden het te druk had met Eindhoven, heb ik toen over alle drie die moorden een verhaal geschreven. Die verhalen maakten veel los, men vond ze heel goed. Een jaar later was ik misdaadverslaggever bij het Eindhovens Dagblad.”
Ik heb begrepen dat je ook een podcast hebt gemaakt. Kun je daar iets over vertellen?
“Je bedoelt de documentaire? Toen ik nog bij het Eindhovens Dagblad werkte, was Peter Gillis veel in de media. Die man is ontzettend populair en trekt honderdduizenden, en soms wel miljoenen kijkers naar zijn televisieprogramma, terwijl wij ondertussen wisten dat op zijn vakantieparken mensen in een erbarmelijke toestand woonden en dat hij allerlei regels aan zijn laars lapte. Op een gegeven moment heb ik besloten, samen met een collega van de onderzoeksredactie, om daar een verhaal over te maken. En uiteindelijk dus ook een documentaire, eigenlijk om te laten zien hoe dat verhaal tot stand was gekomen. Dat verhaal was een onderdeel van een serie, maar dit was verreweg de best beluisterde en best bekeken aflevering omdat Peter Gillis blijkbaar toch heel veel mensen goed- of kwaadschiks interesseert.”
Zijn er ook onderwerpen waar je over schrijft en als persoon extra voldoening uit haalt?
“Wat ik zelf heel mooi en ook belangrijk vind, zijn cold cases. Heel vaak hebben die in de jaren 90, of in de jaren 2000 plaatsgevonden. Soms ook nog wel eerder, maar ze zitten vooral in de regio vaak heel erg bij de mensen in het geheugen gegrift. Iedereen weet van een bepaalde cold case die in zijn of haar omgeving heeft plaatsgevonden. Op een gegeven moment heb ik een hele serie gemaakt over allerlei cold cases in Zuidoost-Brabant. Dat gaf me veel voldoening, enerzijds omdat het voor heel veel mensen een soort van herinnering was aan een tijd toen ze zelf jong waren, dat er toen bijvoorbeeld een leeftijdsgenoot om het leven werd gebracht. Vaak een zaak die hen altijd bezig heeft gehouden, waarvan ze zich al die jaren hebben afgevraagd hoe het nu eigenlijk verder is gegaan. En je hoopt natuurlijk dat jouw verhaal ook iets losgemaakt bij mensen, dat ze toch weer met tips komen, waardoor misschien zo’n zaak kan worden opgelost. Ik moet wel eerlijk bekennen dat ik nog nooit heb meegemaakt dat er dusdanige tips zijn binnengekomen dat een moord ook is opgelost. Maar ik heb onder andere verschillende verhalen gemaakt over de moord op Manon Seijkens, een meisje van 8 jaar oud uit Helmond dat verdween. Daar heeft de politie opnieuw tijd ingestoken en dat leidde tot 100 tips over die zaak, maar helaas is het uiteindelijk nooit opgelost. Het geeft wel voldoening, dat je dus blijkbaar iets schrijft waar mensen het over gaan hebben en waar ze over nadenken en dat misschien wel kan bijdragen aan de oplossing van zaken.”
Je krijgt als journalist natuurlijk vaak tips binnen, zijn er bepaalde dilemma’s waar je daardoor als misdaadjournalist tegenaan loopt?
“Je hebt verschillende soorten bronnen, je hebt mensen die meedenken, enthousiaste lezers die iets zien en je willen tippen om daarover te schrijven. Maar als je over criminaliteit schrijft, heb je natuurlijk ook te maken met mensen die zelf in de criminaliteit zitten. Als je daar een tip van krijgt, dan moet je je wel afvragen waarom dat is. Als je daarmee aan de slag gaat, heeft zo’n crimineel daar dan een belang bij? Dus als iemand jou bijvoorbeeld tipt over de inbeslagname van een bepaald coke-transport en je gaat er onderzoek naar doen en dat blijkt inderdaad het geval, heeft die crimineel jou dan getipt omdat hij denkt, dat is een aardig journalistiek verhaal of wilde hij eigenlijk weten of het coke-transport inderdaad gepakt is? Dat zijn wel dingen waar je rekening mee moet houden in dit vak. Je hebt er natuurlijk in alle soorten van journalistiek mee te maken, politici hebben soms ook een belang, maar het is net even wat anders als het om criminelen gaat. En verder heb je natuurlijk te maken met veiligheid. Verschillende collega’s hebben al jarenlang beveiliging, we hebben de moord op Peter R. de Vries gehad, het kan niet meer zo zijn dat je denkt dat veiligheid geen issue is als je over criminaliteit schrijft. Dat is gewoon wel belangrijk. Als je bepaalde verhalen maakt, dan moet je daar soms bij stilstaan. Ik heb bijvoorbeeld laatst een portret gemaakt over Jos Leijdekkers, op dit moment de meest gezochte crimineel van het land. Dan ga je wel nadenken over hoe je dingen gaat opschrijven. En je hebt er contact over met allerlei mensen, met de opsporingsdiensten en de hoofdredactie, je laat er een jurist naar kijken. Je vraagt je af, als wij het zo opschrijven, lopen we dan geen gevaar, of moeten we misschien bepaalde dingen weglaten? En soms kun je ook besluiten, omdat veiligheid zo’n issue is, dat je ergens niet over schrijft of dat je iets niet opschrijft. Dat zijn een beetje de dilemma’s waar je mee te maken hebt.”
Is het dan ook zo dat er over bepaalde hoofdpersonen in het criminele milieu nooit geschreven wordt vanwege de juridische consequenties en het eventuele veiligheidsissue? Dat bepaalde mensen daardoor buiten schot blijven?
“Het gaat meer over het grote geheel, het grote verhaal, dat je misschien bepaalde dingen niet opschrijft. Wat je bijvoorbeeld vaak ziet bij criminelen, als je over henzelf schrijft, dat is dan een ding, maar schrijf je over hun familie, dat is toch heel iets anders. Dat zijn dus dingen waar je op let en die je dan ook niet opschrijft, omdat je wil voorkomen dat de echt zware criminelen het misschien op jou gemunt zullen hebben. Dat betekent dan niet dat je helemaal geen verhaal maakt, maar wel dat je het anders inkleedt of misschien bepaalde zaken of passages anders opschrijft of weglaat.”
Gaat er een jurist langs alle artikelen die je publiceert?
“Nee, dat niet. Je bent je er wel heel erg van bewust dat je dingen moet opschrijven op een bepaalde manier. Je kunt niet als iemand nog verdachte is, schrijven dat het allemaal feiten zijn. Dat is natuurlijk een verschil. Maar het zou ondoenlijk zijn om elk verhaal door een jurist te laten lezen. De grotere verhalen – vaak meer de onderzoeksverhalen – waarvoor heel veel is uitgezocht, dat zijn wel vaak de verhalen die je door een jurist laat checken en vooral als daar zware beschuldigingen richting partijen in staan.”
Je geeft dus aan dat je heel zorgvuldig werkt, kun je verder nog iets delen over jouw stijl van journalistiek bedrijven?
“Als het gaat om zorgvuldigheid is het lastige dat als je zo’n beetje in elke zin een soort disclaimer zou zetten, zoiets als “Hij zou lid zijn van een criminele organisatie. Hij zou daarin coke hebben verhandeld en hij denkt dat hij daarmee geld heeft verdiend”, dan wordt zo’n verhaal natuurlijk totaal onleesbaar. Dus je probeert enerzijds een vlot verhaal te maken, zonder al te veel moeilijke woorden en zinnen en dat goed te lezen is, en anderzijds wel een verhaal dat juridisch klopt. Je wilt daarin geen fouten maken. Dus uiteindelijk probeer je wel zorgvuldig te zijn.”
Er zijn journalisten die bijvoorbeeld ook opiniërende columns schrijven, als je voor een website zoals het AD schrijft, dan is het natuurlijk allemaal wat meer feitelijk en wat minder een eigen mening. Ik ben wel benieuwd of jij bepaalde dingen hebt qua schrijven waarvan je zegt daarmee onderscheid ik me van andere misdaadjournalisten?
“Het zit hem dan eerder in de onderwerpkeuze, dat je bepaalde onderwerpen interessant vindt om over te schrijven. En misschien ook in wat je wel of niet opschrijft als je met een verhaal bezig bent. Ik kan me bijvoorbeeld herinneren toen ik bezig was met dat verhaal over Peter Gillis – waar we het net al over hadden – toen kwam er iets naar buiten wat we te weten kwamen over een gerechtelijke uitspraak, wat nooit eerder naar buiten is gekomen. We wisten als we dat verhaal zouden brengen, dat heel Nederland het zou gaan lezen en dat het ontzettend veel lezers zou trekken, maar tegelijkertijd dat er onschuldige mensen onder zouden gaan lijden. Dan ga je de afweging maken, enerzijds heb je een prominent figuur waar je een heel interessant en kritisch verhaal over kunt maken en anderzijds als je dat doet, dan zorg je er ook voor dat onschuldige mensen beschadigd raken, wil je dat dan? Ik ben dan iemand die zo’n afweging maakt en besluit, dat is het me niet waard. En ik denk dat meer journalisten zo zijn, dus ik vraag me af of ik daar onderscheidend in ben. Uiteindelijk proberen we vooral in onderwerpen bepaalde keuzes te maken. Ik heb bijvoorbeeld heel veel over mensenhandel geschreven toen daar bijna niemand over schreef, terwijl daar in de criminaliteit naast drugs en wapens het meeste geld mee wordt verdiend. Ik schreef over cold cases toen nog eigenlijk bijna niemand dat deed. Nu schrijf ik bijvoorbeeld heel veel over ondergronds bankieren, waar op dit moment ook bijna niet over wordt geschreven. Dus het zijn meer de onderwerpen waarin je andere keuzes maakt dan anderen.”
We hebben het net al gehad over de documentaire die je hebt gemaakt. Zijn er naast het artikelen schrijven nog andere vormen van journalistiek die je graag zou willen bedrijven?
“Op korte termijn niet. Ik zie wel dat mijn evenknieën bij andere media erg bezig zijn met boeken schrijven en er hebben er veel een podcast. Ze schuiven vaak aan bij talkshows. John van de Heuvel heeft inmiddels een productiemaatschappij waarmee hij allerlei programma’s maakt over misdaad. Dat laatste zou ik sowieso nooit willen doen en ik zou ook nooit een enorm publiek figuur willen worden. Boeken schrijven trekt me ook niet per se of er moet een hele bijzondere zaak voorbij komen waar je alles over kwijt wil. Maar af en toe aanschuiven bij een podcast of een talkshow, of misschien wel op reguliere basis een podcast maken voor het AD, dat zie ik nog wel zitten. Maar verder dat hele publieke, dat trekt mij niet.”
Hoe zijn als misdaadjournalist je verhoudingen met strafrechtadvocaten?
“Over het algemeen wel goed. Sowieso vraag ik bij een verhaal altijd om een weerwoord, omdat ik het belangrijk vind dat je in ieder geval de kans daartoe geeft. Wat ik ook vaak doe, als we een beetje een gevoelig verhaal hebben geschreven, wat hard kan zijn voor een bepaald persoon, dan stuur ik dat van tevoren naar die advocaat. Dat iemand weet wat er straks in de krant gaat komen en niet opeens de krant openslaat, een heel verhaal over zichzelf leest en woedend wordt. Zo probeer je van tevoren een beetje de angel eruit te halen. Je ziet ook wel dat advocaten dat waarderen. Aan de andere kant heb ik ook brieven van advocaten gehad die helemaal woest waren dat wij een bepaald verhaal hadden gemaakt, die zeiden dat er helemaal niets van klopte en met van alles en nog wat dreigden. De eerste paar keer ben je daar heel erg van onder de indruk en heb je slapeloze nachten. Als dat op een gegeven moment heel vaak is gebeurd, dan ik wil niet zeggen dat je er je schouders over ophaalt, maar dan schrik je er niet meer van. Je moet gewoon zorgen dat je verhalen goed in orde zijn en als blijkt dat zij een punt hebben, dan moet je ook gewoon diep door het stof en je fouten erkennen én herstellen. En daar niet arrogant en eigenwijs mee omgaan, want daar hebben journalisten wel een handje van. Wij zijn altijd heel goed in andere mensen de maat nemen, maar als we zelf een fout maken, dan is het heel moeilijk om dat toe te geven. Ik besef dat ik daar geen moeite mee moet hebben en ik ben ook bereid om meteen aanpassingen te doen en ook excuses te maken als ik een grote fout heb gemaakt. Ik denk wel dat dat ervoor zorgt dat ik over het algemeen eigenlijk goede contacten heb met advocaten.”
Dan zijn we aangekomen bij mijn laatste vraag die ik alle geïnterviewden stel, heb je nog een boodschap voor de lezers van het interview?
“Toen ik ooit begon bij de opleiding journalistiek, toen deed ik maar wat, dat sloeg echt helemaal nergens op en nog steeds heb ik wel last van het imposter syndroom en denk ik dus dat ik elk moment ontmaskerd kan worden. Dat mensen beseffen dat ik maar wat doe, wat natuurlijk niet zo is. Zoals ik het interview al begon, veel mensen weten al vroeg wat ze willen en ik wist dat nooit precies. Ik heb er heel lang over gedaan om op een bepaalde plek te komen en uiteindelijk ben ik nu 41 en zit ik bij een landelijke krant. Ik heb collega’s die 15 jaar jonger zijn, en die dus meteen bij een landelijke krant zitten. Daar wil ik mee zeggen dat het soms gewoon heel lang duurt, maar dat betekent niet dat je er niet komt. Als je iets wil, dan moet je er gewoon voor gaan en als je ergens voor gaat, dan kom je er, 99 van de 100 keer, daar ben ik het levende bewijs van.”