“Ik vind het belangrijk werk, ik doe het niet om interessant gevonden te worden, maar omdat ik vind dat mensen moeten weten wat er gebeurt onder hun neus.”
Bas Dingemanse, misdaadverslaggever bij de regionale krant De Limburger, heeft als werkgebied criminaliteit en justitie in Limburg. In 2021 won hij voor zijn werk bij omroep L1 een NL Award in de categorie Jong Talent. Regelmatig is Dingemanse te gast bij landelijke tv-programma’s zoals RTL Boulevard om nieuws met betrekking tot zaken die in Limburg spelen te duiden. Actueel Nieuws vroeg hem naar zijn carrière en zijn kijk op het vak van misdaadjournalist.
Kun je iets vertellen over hoe je misdaadjournalist bent geworden, was dat altijd al je wens?
“Ik zal met dat laatste beginnen, dat lijkt me wat makkelijker. Ik wilde al heel lang journalist worden. Ik weet niet precies vanaf welke leeftijd, maar vanaf 2, 3 havo begon het idee wel steeds meer vorm te krijgen. Op dat moment was dat echt nog richting de sport, zoals bijna ieder jongetje in Nederland wilde ik bij Voetbal International gaan werken. Ik had altijd al veel interesse voor alles dat misdaad gerelateerd was. We hebben het dan wel over een hele andere tijd dan nu. Nu heb je Netflix en Videoland en noem al die streamingdiensten maar op, overal vind je series over misdaad, of het nu waargebeurd is of fictie. En overal kun je podcasts beluisteren. Dat was toen niet zo, toen had je alleen Baantjer en dat soort series. Het internet was nog volop in ontwikkeling op dat moment. Het was nog niet echt de plek waar je – zoals je nu misschien wel doet – de hele dag op bezig was. Ik had ook nog niet echt toegang tot een computer. Wij hadden één vaste computer die met name door mijn vader werd gebruikt voor het werk en heel af en toe mocht ik er dan eens op. Maar er was wel televisie en Peter R. de Vries was natuurlijk een van de weinigen die een programma had over misdaad. Ik ben dus geïnspireerd door wat Peter destijds heeft gedaan en door de series van toen. In het begin van mijn carrière ben ik ook sportverslaggever geweest. Ik werkte net bij De Limburger en toen was er een collega van mij op het laatste moment uitgevallen die naar een hele grote rechtszaak zou gaan en werd ik gevraagd om waar te nemen. Daardoor kwam eigenlijk die oude fascinatie weer opborrelen. Ik was nog heel jong, maar toen dacht ik, dit wil ik wel vaker doen. Ik ben begonnen met rechtbank en beetje bij beetje groeit je netwerk dan.”
Je hebt ook bij JFK Magazine gewerkt en bij Lewis Global Communications, dus wat zijstappen in de journalistiek. Is het een bewuste keuze geweest om bij De Limburger op contractbasis te gaan werken?
“Op de opleiding voor journalistiek werd altijd gezegd – weliswaar met een knipoog – er zijn bijna geen banen, dus bereid je voor op de werkloosheid. Tijdens mijn studie werkte ik al bijna fulltime bij met name De Limburger en deed ik klussen voor JFK – een lifestyle magazine in Amsterdam – waar ik verschillende verhalen voor schreef met interviews met allerlei mensen, van voetballers tot muzikanten. Maar vanwege die uitspraak dacht ik dat het verstandig was om allebei warm te houden. Als een van de twee dan zou stoppen met de samenwerking, had ik tenminste die andere nog. Uiteindelijk heeft De Limburger gevraagd of ik bij hen wilde komen werken. Ik ben daar op contract gaan werken en ik mocht nog een tijdje wat klussen voor JFK daarnaast doen. Daarna heb ik die zijstap gemaakt naar een communicatie- en een PR-bureau. Op het moment dat ik in 2015 bij de krant wegging, heb ik wel nog geschreven naar verschillende andere media, maar ik was nog jong, had mijn specialisatie nog helemaal niet zo uitgewerkt. Ik had een paar, denk ik, goede verhalen geschreven, maar het was niet zo dat ze in de rij stonden. Ik besloot dus mijn blik iets breder te zetten. Ik ben blij dat ik het heb geprobeerd, want ik weet nu dat het echt niks voor mij is. Ik had hartstikke leuke collega’s en het was een leuk bedrijf, maar het was gewoon niet mijn werk. Toen ik dus op een gegeven moment weer een aanbod uit de journalistiek kreeg, ben ik meteen teruggegaan.”
Het is best een intensief bestaan als misdaadverslaggever. Ik kan me voorstellen dat de intensiteit van je baan zowel privé als op andere vlakken van je leven veel van je vergt. Is het wel iets dat je graag tot aan het eind van je carrière wil doen?
“Ik plan mijn carrière niet heel erg, maar als ik daar nu antwoord op zou moeten geven, dan zou ik zeggen dat ik dit gewoon blijf doen en dat er hooguit iets zou veranderen aan de manier waarop ik het doe. Ik vind bijvoorbeeld mijn collega Yelle Tieleman een mooi voorbeeld. Hij heeft bij het AD echt geweldige primeurs gemaakt en hoogwaardige zaken boven water gekregen. Nu is hij naar Follow the money gegaan. Hij heeft daar niet meer een dagelijkse productie van snel nieuws, wat hij eerst had, maar focust nu veel meer op verdiepend onderzoek. Ik kan me wel voorstellen dat ik misschien op enig moment besluit dat die intensiteit – die je terecht benoemt – me niet meer zo zint, of dat ik er de energie niet meer voor heb. Dan zou ik ook wel iets meer in die beschouwende rol willen zitten.”
In de podcast met Rian Moonen en Ruud Kleinen zei je dat je in de supermarkt soms herkend wordt. Dat lijkt mij lastig, want op de achtergrond blijven heeft op jouw vakgebied toch wel grote voordelen. Hoe kijk je daar tegenaan?
“Ik werd met name in Limburg herkend, omdat ik ruim 5 jaar voor een Limburgse omroep heb gewerkt en bijna elke dag op televisie kwam. Ik ken de kijkcijfers niet precies, maar ongeveer 200.000 mensen kijken elke dag naar die nieuwsuitzending. Ik werk nu alweer sinds september voor de krant, en dan ben je letterlijk en figuurlijk uit beeld. Mensen zien alleen je naam boven een artikel, en zelfs dat zien ze vaak niet eens, dus sinds september is die aandacht echt wel weer een stukje afgenomen. Echt aangesproken worden omdat mensen me herkennen vind ik heel ongemakkelijk. Ik kom eigenlijk alleen maar op televisie als ik vind dat ik iets kan toevoegen aan een onderwerp, dus als ik echt met een zaak bezig ben en er onderzoek naar heb gedaan. Zaken waar ik niet echt in zit, daarin blijf ik een beetje weg van verzoeken voor televisieoptredens. Ik denk dat bekendheid voor je werk twee kanten kan hebben. Iemand als John van den Heuvel bijvoorbeeld, die is zo bekend, dat hij alleen al op basis van zijn naam en status veel tips krijgt. Tegelijkertijd kan het ook lonen als je gezicht iets minder bekend is, ook voor je eigen veiligheid. Je schrijft natuurlijk gewoon over mensen die het niet altijd prettig vinden dat je over ze schrijft. Het heeft dus beide voor- en nadelen, maar ik ben er niet heel rouwig om dat ik niet meer dagelijks op televisie ben.”
Ben je ook wel eens vervelend bejegend in het openbaar omdat je journalist bent?
“Jawel, meerdere keren. Mensen die me herkennen omdat ik over een zaak heb geschreven of die me op televisie hebben gezien en dan weten dat ik de zaak heb gedaan van die persoon zelf of dat die verdachte toevallig de buurman of een familielid was. Zo heb ik wel eens dingen naar mijn hoofd gehad.”
Ik denk dat misdaadjournalist een van de meest afwisselende beroepen is die er zijn, maar kun je vertellen hoe in grote lijnen jouw werkdag eruitziet?
“Het ligt er een beetje aan of er een rechtszaak gepland is, dan zit er namelijk nog wel iets van een structuur in. Stel dat de rechtszaak om 9 uur begint en ik wil daarbij zijn, dat bepaalt dan een beetje het ritme van mijn dag. Maar als ik geen zaak heb, ziet mijn dag er eigenlijk nooit hetzelfde uit. Het kan om 6 of 7 uur ’s ochtends beginnen met een heel brisant telefoontje en anders start ik rustig op en ga ik stukken lezen, dossiers lezen, mensen bellen, ergens koffie drinken met een bron. Ik krijg vaak tips, via via, via apps zoals Telegram, of via de mail en die ga ik dan allemaal nalopen. Als dan het verhaal dat ik wil maken valt, dan ga je een heel ander regime in. Dan ga je tikken, tikken en sparren met collega’s over hoe we het verhaal zullen insteken. Dat is een beetje het ouderwetse journalistieke handwerk eigenlijk en dat vind ik misschien ook wel de charme van wat ik doe. Heel veel is met de nieuwe journalistiek als het ware een beetje verdwenen, je moet hetzelfde werk doen als vroeger alleen moet het allemaal 10 keer sneller. Dat betekent dus dat je het liefste met iedereen belt, omdat dat gewoon veel sneller gaat. Diezelfde verslaggever kan dan in plaats van één, twee of drie stukken maken.
Maar mijn werk is afhankelijk van vertrouwen. Het gaat in bijna alle zaken echt om mensenlevens of om heel veel geld, de impact is in ieder geval altijd heel groot. Dat vertrouwen bereik je bijna alleen maar door face to face contact. Contacten moet je daarvoor heel goed onderhouden en dat is echt nog het klassieke journalistieke werk. En dat is wat ik stiekem ook wel heel mooi vind aan dit beroep. Tegenwoordig hebben we ook een data afdeling hier bij de krant, dat hadden we vroeger niet, maar die mensen kunnen op basis van online leesgedrag bijvoorbeeld zeggen wat de beste tijd is om een bepaald verhaal te publiceren. Vroeger werkte je gewoon tot soms wel één uur ’s nachts door om op tijd te zijn om de krant naar de persen te krijgen. Dat gaat nu dus heel anders.”
Je gaat dus wel eens ergens koffie drinken met iemand van wie je een tip hebt gekregen. Dat is dan in een openbare locatie, waar mensen kunnen meeluisteren. Als je bij iemand thuis afspreekt, is dat misschien iets minder veilig, maar dan heb je wel meer privacy. Is zo’n openbare plek daar niet nadelig voor?
“De openbare plek kan in die zin nadelen met zich meebrengen wanneer je je toon niet aanpast aan het publiek. Maar daar krijg je wel wat ervaring in. Je leert welke plek in zo’n openbare ruimte je het beste kunt kiezen en je leert het volume van je stem te beheersen. Het is natuurlijk niet zo dat je bepaalde dingen over straat schreeuwt. Voor je veiligheid is het in veel gevallen gewoon prettig om op openbare plekken af te spreken. Plus veel bronnen willen natuurlijk ook niet dat anderen weten dat ik met ze spreek. Als je dan bij mensen thuis gaat afspreken, dan voelen ze zich daar vaak ongemakkelijk bij. Stel dat ik bijvoorbeeld een bron bij het Openbaar Ministerie heb, dan kan ik natuurlijk niet met hem of haar op het kantoor van het OM afspreken, maar ook niet bij diegene thuis. Stel er komt een collega langsfietsen en die ziet mij naar binnen gaan, dan is die bron gewoon zijn baan kwijt. Als we in een openbare eetgelegenheid afspreken, dan kan ik daar toevallig zijn en hij ook. Voor een crimineel geldt dat net zo goed, die wil ook niet dat mensen zien dat hij met mij praat. Het kan dus veel rustgevender werken om op zo’n openbare plek af te spreken.”
We hebben het net ook al over verschillende manieren van communiceren gehad. Je noemde al de Telegram app. Heb je ook wel eens bijvoorbeeld via een PGP telefoon (red. Pretty Good Privacy, een telefoon waarmee versleutelde berichten kunnen worden verstuurd) gecommuniceerd met bronnen?
“Nee, ik heb zelf geen PGP telefoon. Heb ik niet en heb ik ook niet gehad.”
Er zijn misschien potentiële bronnen die via dat middel willen communiceren, heb je er wel eens over gedacht om er een te nemen?
“Ik heb erover nagedacht. Het punt is voor mij alleen dat de veiligheid van dat communicatiemiddel, welke server je ook kiest, niet meer gegarandeerd is. Ik denk dat de recente geschiedenis voor zich spreekt op dat vlak. Daar komt dan nog bij dat als je communiceert via die lijn, het veel moeilijker is voor opsporing om te achterhalen dat je een journalist bent, terwijl als journalist jouw communicatie niet gebruikt mag worden. Als ik iemand via WhatsApp bel, dan kan dat niet worden afgeluisterd, met hele simpele middelen is het dus soms veiliger om te communiceren.
En daarnaast staat er voor mezelf natuurlijk ook nog een kostenplaatje tegenover. Ik kan mijn werkgever om een PGP telefoon vragen, misschien dat ze dat zelfs ook zouden doen, als ik het heel goed pitch. De vraag is alleen of ik daar heel veel meer uit haal dan bijvoorbeeld via Telegram en WhatsApp et cetera. Ik denk dat ik voor dit moment voldoende middelen heb om bronnen te spreken. En ik ben er ook nog niet tegenaan gelopen dat mensen alleen via een PGP telefoon met me wilden communiceren. Als dat wel zo zou zijn, en het zou veel gebeuren, dan zou ik dat eventueel heroverwegen.”
In de podcast van Rian Moonen en Ruud Kleinen vertelde je ook dat je een keer een werkstraf van 20 uur hebt gehad. Kun je iets vertellen over hoe dat zo kwam?
“Ik woonde een gemeenteraadsvergadering bij die ging over een voor mij op dat moment heel belangrijk onderwerp. Die vergadering werd op een goed moment onderbroken, omdat tijdens de vergadering was besloten een deel van de agenda achter gesloten deuren te behandelen. Dat was uitgerekend het deel waar ik eigenlijk voor kwam en dat cruciaal was voor mijn verhalenreeks. Toen heb ik besloten om mijn telefoon te laten liggen, die op opnamestand te zetten en te hopen dat wat er gezegd zou worden, goed werd opgevangen. Nou, dat is gelukt en ik heb daar ook uit gepubliceerd. En uiteindelijk is uitgekomen dat ik op die manier aan mijn informatie ben gekomen en dat is strafbaar, dat is het heimelijk opnemen met een technisch hulpmiddel.”
Maar hoe is dat uitgekomen dan?
“Ik heb dat intern destijds gewoon eerlijk toegegeven, en daar is uiteindelijk de beslissing over genomen dat dat niet kon en dat ze er wat mee moesten. Daar kan ik van alles van vinden, maar ik denk dat het als 25-jarige jongen verstandiger is in zo’n geval – we praten over 2015 – om te kijken wat je ervan kan leren, dan dat je een hele grote mond gaat opzetten. Dat heb ik dus gedaan. Ik blijf erbij dat je de grenzen moet opzoeken om je verhalen rond en alle informatie duidelijk te krijgen. Hier ben ik in ieder geval over de juridische grens gegaan. Dat was niet zo handig, daar heb ik mijn prijs voor betaald. Justitie wilde er een hele zaak van maken. Maar als je als journalist voor de rechter komt, dan zit die zaal vol. Daar had ik dus natuurlijk niet zoveel zin in. Toen heb ik uiteindelijk de afspraak gemaakt dat ik zou schikken voor wat toen de minimale taakstraf was, 20 uur. Ik heb daarvoor 3 zaterdagen gewerkt bij een kringloopcentrum.”
Wat vind jij belangrijk op het gebied van journalistieke grenzen?
“Als journalisten moeten wij nieuws brengen, feiten checken, en zaken aan de kaak stellen. Het is niet de bedoeling om allerlei meningen te ventileren. En, dat is wel een beetje wat er van de journalistiek geworden is. Dat vind ik jammer van het huidige tijdsgewricht, iedere journalist die een beetje platform heeft of following heeft, denkt ook meteen overal iets van te moeten gaan vinden. Een column is natuurlijk wel dé plek om een mening te geven. Maar op Twitter bepaalde dingen uitdragen dat kan best wat minder, daar ben ik in ieder geval zelf wat terughoudender mee.”
Er is de laatste tijd veel te doen over de veiligheid van bronnen, de omgeving of journalisten zelf. Denk jij dat er tegenwoordig veel vanwege veiligheidsoverwegingen niet wordt gepubliceerd?
“Ik denk wel dat er veel meer rekening wordt gehouden met de journalist zelf. En dat werkgevers veel meer dan vroeger nadenken over wat de impact van een verhaal kan zijn. Ook wordt meer rekening gehouden met bijvoorbeeld nabestaanden in een zaak. Vroeger had je veel minder contact met de nabestaanden dan vandaag de dag. Vaak geef je nu even een seintje aan de nabestaanden of een aanspreekpunt dat er een verhaal aan komt. Dat leidt dan niet per se tot het niet publiceren van een verhaal, maar het is gewoon een extra trapje. Dat er bepaalde verhalen niet komen, dat zou best kunnen, maar ik geloof niet dat het op hele grote schaal gebeurt.”
Je gaf net aan dat er meer rekening met de nabestaanden wordt gehouden. Jij bent waarschijnlijk bij veel zittingen geweest. Hoe ervaar jij het slachtofferspreekrecht?
“Ik denk dat het goed is dat slachtoffers een wat sterkere partij zijn geworden, daar vind ik an sich niets mis mee. Maar heel vaak wordt dat spreekrecht gebruikt voor het roepen van hele lelijke dingen. Die emoties zijn natuurlijk 100% invoelbaar, maar er zit dan een jongen of in sommige gevallen een meisje dat nog niet is veroordeeld. Diegene is verdachte en wordt mogelijk vrijgesproken en daar worden dan de vreselijkste dingen tegen geroepen. Als onafhankelijke partij die daar zit, voelt dat gewoon altijd een beetje naar.”
In zaken waarbij sprake is van dader en slachtoffer heb je te maken met zowel een strafrechtadvocaat als een slachtofferadvocaat. Beide advocaten staan daar voor het belang van hun cliënt. Is er vanuit jouw standpunt verschil in de manier waarop de communicatie met beiden verloopt?
“In feite is het contact met de advocaten in grote lijnen hetzelfde. Of je nu een verdachte of een slachtoffer bijstaat, je hebt altijd een cliënt en ik heb vragen, voor of over die cliënt. Ik bel die advocaat op en vertel aan welk verhaal ik werk en wat ik heb gehoord en vervolgens vraag ik of ze daar iets over willen zeggen. Dan is het aan hem of haar om met de cliënt te overleggen en daar wel of niet iets over te zeggen. Voor nabestaanden is er misschien iets minder impact voor de zaak zelf. Als een verdachte met mij zou praten, dan zou wat hij zegt gebruikt kunnen worden in zijn strafzaak, terwijl als nabestaanden bijvoorbeeld een emotioneel interview geven, dan raakt dat niet per se het verloop van de zaak. Het contact met de advocaat is dus niet anders, maar de positie van de cliënt zelf vaak wel.”
Zoals we al eerder in het interview bespraken, is je werk heel intensief. Wat vindt je omgeving van het werk dat je doet?
“Ik denk dat ze liever hadden gezien dat ik accountant was geworden of zo. Maar ze zijn er aan gewend en ze staan voor een groot deel ook wel achter mijn visie. Ik vind het belangrijk werk, ik doe het niet om interessant gevonden te worden, maar omdat ik vind dat mensen moeten weten wat er gebeurt onder hun neus. Zeker in de regio, zoals in mijn geval Limburg. Ik stoor me er ontzettend aan dat mensen zeggen, oh, gebeurt dat ook in Limburg? Het gebeurt juist in Limburg en dat dat niet bekend is daar ligt voor mij dus mijn opdracht.”
Heb je nog een boodschap voor de lezers van het interview?
“Ik zou mensen willen meegeven om alles qua nieuws gewoon kritisch te lezen en vooral je eigen journalisten of je eigen platforms te kiezen om dat te doen. Lees op een positief kritische manier, de meeste mensen in de journalistiek zitten er echt wel in om mensen oprecht te informeren en niet om een soort propaganda te houden. Ikzelf heb veel last van bepaalde stigma’s, dus het zou mij wel helpen als wat meer mensen met een iets meer open blik naar het journalistieke beroep kijken.”