In onze serie interviews met interessante en bijzondere mensen is het vandaag de beurt aan Mr. Fred Kappelhof. Deze in Delfzijl werkzame advocaat is gespecialiseerd in strafrecht, arbeidsrecht en algemeen privaatrecht en houdt zich daarnaast bezig met de problematiek rondom de aardbevingsschade in Groningen als gevolg van de gaswinning. Wij spraken hem over zijn werk als advocaat, de verandering daarin door de coronacrisis en over zijn kijk op de ontwikkelingen rondom kroongetuigenzaken en de inzet van undercover agenten.
Kunt u allereerst de lezers iets over uzelf vertellen?
“Ik ben Fred Kappelhof, 56 jaar, bijna 30 jaar advocaat en ik doe ook al bijna 30 jaar strafzaken. Ik heb eerst 5 jaar bij een ander kantoor gewerkt, heb nu 25 jaar een eigen kantoor met medewerkers en ik heb een leuk vak!”
Hoe ervaart u deze coronacrisis?
“Vreemd, laat ik het zo zeggen, vooral het begin was vreemd. In mijn herinnering had ik op 11 maart nog een cursus met verschillende collega advocaten en die hadden allemaal zoiets van, “ik maak me er niet zo druk om, het zal allemaal wel meevallen”. En een week later was in een keer alles afgelopen, een week later, drie dagen later zelfs, volgens mij. Ik doe, zoals de meeste strafrechtadvocaten, normaal gesproken veel zittingen, soms drie per dag, soms zeven in de week. Vanaf eind maart tot eind mei heb ik maar twee fysieke zittingen gehad. Dat was dus in een keer heel vreemd en wel een hele andere situatie, als je al bijna 30 jaar gewend bent om altijd naar de rechtbank te gaan en daar allerlei dingen te doen. Sinds mei is de situatie wel weer wat veranderd, zijn er wel weer zittingen. Niet zoveel als voorheen, maar er zijn weer zittingen, nu wel met allerlei voorzieningen zoals spatschermen. Het contact op een zitting tussen mij en mijn cliënt is ook anders, tussen ons zit ook een scherm, dus dat maakt overleg iets moeilijker. In het Huis van Bewaring is alles eigenlijk vrij normaal, daar is niet zo heel veel aan veranderd. Maar de hele situatie is wel anders, ja.”
Maar in het Huis van Bewaring lukt anderhalve meter afstand houden wel?
“Als ik een bespreking heb met een cliënt, ik ben er gisteren nog geweest, dan zit ik op dezelfde manier als wij nu zitten.”
Hoe denkt u over de corona handhaving? Sommige juristen vinden de afstandsregels in strijd met de persoonlijke levenssfeer. Wat is uw mening daarover?
“Nou ja, ik weet niet goed wat ik daarvan moet vinden. Ik denk dat de overheid wat dat betreft wel een redelijk goed beleid voert. Je kunt wel overal iets negatiefs van vinden, maar als het zo is dat je met die anderhalve meter afstand gezondheidsrisico’s redelijk kunt beheersen, dan moet je daar een beetje aan mee werken. Dat lukt niet altijd, nou ja, dan lukt het maar niet altijd, maar handhaven is lastig. Het gaat er meer om dat bij de mensen de gedachte heerst dat het wel van belang is om de hele maatschappij draaiende te houden. En of er dan wel of niet een boete op moet staan, als je je niet aan die regels houdt, dat vind ik iets minder interessant. Ik vind het wel interessant dat er nu een uitspraak is geweest van de rechtbank dat in elk geval de boetes veel te hoog waren.”
Ja, 300 euro eraf, dat scheelt toch behoorlijk!
“Jazeker! Maar dat is denk ik ook terecht, je moet zo’n boete wel proportioneel zien. Als je kijkt naar verkeersovertredingen, dan moet je, om een boete van 300 euro te krijgen, al heel wat doen. Voor de hoogte van een boete moet je ook bekijken of er een bepaald gevaar bij komt kijken. Die anderhalve meter, dat is nu eenmaal zo, ik kan het niet veranderen en ik heb er ook geen negatieve mening over.”
Wat vindt u het mooiste en lastigste van uw vak?
“Het mooiste is denk ik, ik hou van pleiten. Een dossier heeft volgens mij altijd twee kanten. Als je de maatschappij zijn gang laat gaan, is iemand altijd schuldig en moet de hoogste straf krijgen, moet aan de hoogste boom. Zo is dat niet altijd, niet omdat ik vind dat iemand zijn straf niet moet krijgen, maar je moet zaken wel nuanceren. Er zijn niet zoveel mensen die een verdachte steunen in een strafproces. Als je bijvoorbeeld kijkt naar het proces in de zaak van Nicky Verstappen, heel Nederland heeft daarin de verdachte al veroordeeld, maar uiteindelijk zal er toch iemand moeten zijn die hem verdedigt. Ik vind dat dat ook terecht is, welke argumenten er ook naar voren worden gebracht, je moet een zaak altijd van twee kanten bekijken, een verdachte is ook een mens en deel van onze samenleving. Soms worden verdachten ook ten onrechte verdacht, als zij geen verdediging hadden gehad, dan waren ze voor iets veroordeeld dat ze niet hadden gedaan. Maar ook mensen die uiteindelijk wel worden veroordeeld, die verdienen het wel om een zaak van twee kanten te laten belichten, dat hebben we in onze maatschappij nu eenmaal met elkaar afgesproken. Het verhaal heeft inderdaad een kant van het slachtoffer, maar het heeft ook een kant van de verdachte. En ik denk dat dat het mooiste aan mijn vak is, om in elk geval voor die mensen te staan. Dat gedeelte van onze rechtsstaat voor onze rekening te nemen, daar zijn wij voor als advocaat.”
Oké, want u staat ook slachtoffers bij?
“Ja, niet veel hoor. Ik ben over het algemeen meer strafrechtadvocaat dan dat ik slachtoffers bijsta. Maar het komt wel voor. “
En wat vindt u nou het meest complexe van uw vak?
“Dat kun je op twee manieren uitleggen. Ik kan zeggen, zaken zijn complex, omdat de materie complex kan zijn, maar over het algemeen is misschien de mens die erachter zit nog veel complexer. Je hebt altijd met mensen te maken, dat is het mooie aan ons vak en tegelijkertijd soms ook het lastige. Ik vind het niet complex om mensen te verdedigen, waarvan anderen al lang zeggen dat ze iets gedaan hebben. Dat is nu eenmaal waarvoor ik ben en het is ook goed dat mijn collega’s en ik daarvoor zijn. Het is wel zo dat er in bepaalde zaken soms veel op je af komt, waar je snel een antwoord op moet hebben en waar je snel op moet reageren, dat kan soms wel complex zijn. Maar ach ja, dat is je werk.”
U bent natuurlijk in de media bekend van de zaak van Kasem M. uit Siddeburen. Als u een verdachte bijstaat van een levensdelict, krijgt u naar aanleiding daarvan dan wel eens doodsbedreigingen aan uw adres?
“Nou, dat zal wel eens gebeuren, maar daar maak ik me niet zo druk om.”
Dat belemmert u dus niet in uw vak?
“Nee, dan zou ik ermee moeten stoppen, en ik vind het te leuk om mee te stoppen. Dat valt in Nederland gelukkig ook reuze mee, het gebeurt wel eens, maar niet vaak.”
En heeft u ook wel eens meegemaakt dat u er heilig van overtuigd was, die cliënt is onschuldig en dat hij toch werd veroordeeld? Een zogenaamde gerechtelijke dwaling?
“Ik denk dat we dat als advocaat allemaal wel eens hebben meegemaakt. Elke advocaat heeft wel eens een zaak waarvan je echt weet, zoals ik het naar voren breng is het zeer waarschijnlijk gebeurd. Het is alleen niet zo dat je elke zaak in een vrijspraak kunt eindigen. Er hoeft niet altijd sprake te zijn van een gerechtelijke dwaling, als een onschuldige wordt veroordeeld. Op basis van de beschikbare bewijsmiddelen kan het soms gebeuren, maar bewijsmiddelen moeten ook beoordeeld worden. In een strafzaak zijn er twee zaken belangrijk, de rechter moet wettig bewijs én overtuigend bewijs hebben. Soms kan er wel voldoende wettig bewijs zijn, dat betekent gewoon dat er een bepaald vastgesteld aantal bewijsmiddelen moet zijn, bijvoorbeeld twee getuigenverklaringen, één getuigenverklaring is onvoldoende, twee is voldoende. Daarnaast moet er een aangifte zijn, je moet wat betreft bewijs echt aan een aantal eisen voldoen. Vervolgens moet de rechter dan nog beoordelen of hij ook de overtuiging heeft dat de verdachte dat feit heeft begaan. Het kan best zo zijn dat er voldoende wettige bewijsmiddelen zijn, bijvoorbeeld drie of vier getuigen die iets verklaren, maar dat de rechter niet de overtuiging krijgt dat wat die getuigen verklaren juist is. Maar het kan ook voorkomen dat er voldoende getuigenverklaringen zijn en dat de rechter wel die overtuiging krijgt. Wat de rechter doet, is beoordelen wat getuigen hebben gezegd en dat kan ook fout gaan. En er kunnen daarnaast ook andere dingen fout gaan, zoals met DNA-onderzoek, het is mooi dat het er is, maar het is niet heilig, er kan ook op een andere manier dan door een misdrijf verplaatsing van dna plaatsvinden. Uiteindelijk moet al het bewijs afgemeten worden aan de overtuiging die een rechter krijgt. Daar zitten ook zaken tussen waarvan je eigenlijk weet, dit kan niet zo gebeurd zijn, maar waarom heeft de rechter dan toch de overtuiging? Soms denk ik wel eens, waarom is het mij niet gelukt om die overtuiging over te brengen? Dan ga ik maar zelf in de spiegel kijken, heb ik misschien iets laten liggen? Maar soms gebeuren dingen gewoon.”
Wat vindt u van het gebruik van undercoveragenten om aan het juiste bewijs te komen? Dat een verdachte bijvoorbeeld een baan wordt aangeboden om hem zo te proberen aan de praat te krijgen, of dat een verdachte heel erg onder druk wordt gezet, de zogenaamde Mr. Big methode.
“Ik vind dat geen goede methode. Er zitten grenzen aan, je hebt inmiddels te maken met daarvoor geldende wetgeving, maar ook met uitspraken. Er kan namelijk sprake zijn van uitlokking. Als een agent undercover gaat om een softdrugsdeal op te rollen en dan ineens overgaat naar harddrugs, dan lok je iemand uit. De verdachte gaat dan harddrugshandel of vuurwapenhandel doen, wat hij nooit eerder heeft gedaan. Dus moet je heel erg voorzichtig zijn met undercover. Het is gevaarlijk voor de agenten, maar die kiezen daarvoor, maar ik zie ook vaak dat men veel verder gaat dan dat de strafrechtelijke verwijten vragen. Met andere woorden, heel vaak draait het uit op uitlokking.”
Wat is uw mening over kroongetuigenafspraken, dat mensen bescherming of geld krijgen in ruil voor een verklaring? Als gevolg van zulke afspraken is het bijvoorbeeld wel eens voorgekomen dat een broer van een kroongetuige werd vermoord, en vervolgens werd er in de media gezegd, waarom doen ze zo’n deal als ze de familie niet goed kunnen beveiligen.
“Met zulke beloften moet je volgens mij heel erg terughoudend zijn. Mensen doen gekke dingen voor geld of bijvoorbeeld strafvermindering, dus waarom zouden ze daar geen verklaring voor afleggen die misschien niet helemaal conform de waarheid is. Voordat je aan zulke zaken gaat beginnen moet je dus echt hele zware ankers leggen. In zaken waar je ook zelf over in het nieuws kunt lezen, is altijd iets aan de hand, of de kroongetuige zegt halverwege ik trek mijn verklaring in, want jullie houden je niet aan de beloftes, of in het geval van je voorbeeld wordt een broer geliquideerd. Er is altijd wat mee, het gaat nooit vlekkeloos.”
Heeft u zelf wel eens een kroongetuige bijgestaan? Of iemand die getuigenbescherming kreeg?
“Nee.”
Rondom kroongetuigenzaken is veel te doen. Een tijdje geleden is advocaat Derk Wiersum vermoord. Had u dat aan zien komen?
“Nee, zoiets zie je niet aankomen. Over het algemeen denken wij als advocaten wel dat we iets minder gevaar te duchten hebben van criminelen. In principe hebben ze ons namelijk nodig en staan we aan hun kant. In het geval van Derk Wiersum stond de advocaat niet aan de kant van de criminelen, maar juist aan de kant van degene die criminelen verraden had, om het zo maar te zeggen. Hij stond dus niet meer aan hun kant, maar toch kun je zulke dingen niet zien aankomen en wil je dat ook niet zien aankomen.
Ik vind dat wij in Nederland een goed rechtsysteem hebben. Natuurlijk zijn er altijd dingen die beter kunnen, absoluut. Maar als je het vergelijkt met heel veel andere landen in de wereld, mogen wij niet klagen. De rol van de advocaten is daarin, denk ik, een hele belangrijke, waar de maatschappij best tegenaan schopt. Volgens de maatschappij staan we aan de kant van de crimininelen, terwijl wij eigenlijk gewoon proberen de regels waar wij als maatschappij voor hebben gekozen, die de politiek heeft gekozen, te waarborgen en te bewaken. Wij proberen ook te bewaken dat andere instanties zich aan de regels houden. Op het moment dat iemand verdediging krijgt, gaan wij toetsen aan de regels, dan is men hartstikke blij met ons, op het moment dat het iemand dus aangaat. Maar op het moment dat het je niet aangaat, dat zaken over anderen gaan, dan staan we ineens aan de verkeerde kant. Maar het enige wat wij als advocaten doen, wij bewaken met de rechters en het openbaar ministerie de regels in onze rechtstaat, die er op zich niet zo heel slecht uitziet.”
En hoe kijkt u aan tegen het feit dat advocaten ook worden geobserveerd als ze op bezoek gaan bij een cliënt?
“Als openbaar ministerie zou je dat niet moeten doen, dan begeef je je op glad ijs. Wij als advocaten hebben een rol in het strafproces en er zijn een aantal ankers die daar in zitten. Dat is ten eerste onafhankelijkheid, wij moeten volledig onafhankelijk ons werk kunnen doen en daarnaast hebben wij ook een vertrouwensband met onze klanten. Wij staan ook niet te posten bij het openbaar ministerie, om te zien wat men daar soms doet, bijvoorbeeld in een undercover zaak. Bovendien breng je ook advocaten in gevaar en dat moet je niet willen.”
Er stond op uw website dat u ook aardbevingszaken bijstaat, kunt u over die aardbevingsproblematiek iets vertellen?
“De aardbevingszaken zijn een groot probleem hier in Noord-Nederland en een ingewikkeld probleem, een probleem dat behoorlijk ingewikkeld gemaakt wordt door de overheid. Soms is het moeilijk voor individuen om te vechten tegen de NAM. Ik heb wel zittingen meegemaakt waarin ik vond dat de medewerkers van in dat geval de NAM zich schandalig hebben gedragen en gelukkig heb je dan in zo’n arbitrageproces een arbiter die daar doorheen prikt, maar dan wordt soms zelfs de arbiter uitgescholden door de medewerker van de NAM. Dan is het bijna net alsof iemand die om vergoeding van de schade vraagt, waarvan in elk geval juridisch vaststaat dat die mede veroorzaakt is door de gaswinning, als crimineel wordt neergezet. Degene die dat gas wint, moet ook voor de schade staan. Als ik een auto-ongeluk veroorzaak, moet ik ook voor de schade staan.”
Dus eigenlijk zegt u dat u de intenties van de NAM, die heeft aangekondigd iedereen heel ruimhartig te compenseren, in de praktijk wel anders heeft gezien?
“Ja, dat ziet men zelf ook wel, maar het blijkt toch vrij lastig om tegen die logge organisatie aan te prikken.”
Dan iets heel anders, hoe kijkt u aan tegen de misdaadjournalistiek in Nederland? Hoe vindt u dat er meestal over uw zaken of over misdrijven in het algemeen wordt geschreven? Erg sensatiebelust, of juist wel objectief, of is dat heel verschillend?
“Nee volgens mij prima. Ik ken de meesten wel en over het algemeen, als er wat is, bellen ze mij of collega’s op en laten ze zich wel goed informeren. Ik vind niet dat misdaadjournalisten altijd met sensatie bezig zijn. Van de journalisten die zich echt in misdaadverslaggeving specialiseren, zijn de meesten echt wel ter zake kundig. Iets anders is het, als er een willekeurige journalist iets over schrijft, dan zie je inderdaad altijd dat het fout gaat, er staan altijd verkeerde dingen in de krant. Maar op het moment dat bijvoorbeeld Rob Zijlstra of Mick van Welie over misdaad schrijven, dan klopt dat over het algemeen wel.”
Zijn er bepaalde kranten die u voor uw vak het liefst leest, of leest u van alles?
“Ja, ik lees van alles.”
Heeft u tot slot nog een boodschap aan de lezers?
“Besef dat we in Nederland een goed rechtssysteem hebben, waarbij de advocatuur een wezenlijk onderdeel is en waarbij wij echt zorgen dat de grenzen bewaakt worden. Dat iedereen een keer met een misdrijf in aanraking kan komen, dat het iedereen kan gebeuren. Op het moment dat je bijvoorbeeld een auto bestuurt, kun je ook een ongeluk veroorzaken en op het moment dat je een ongeluk veroorzaakt, kun je ook iemand letsel berokkenen. Op dat moment kom je dan al in een strafprocedure terecht, dat kan dus iedereen overkomen. Als je in zo’n situatie terechtkomt, dan wil je ook dat je belangen zo goed mogelijk behartigd worden, dat je op een rechtvaardige wijze beoordeeld wordt en dat er ook in de rechtszaal sprake is van equality of arms. Je hebt dan iemand nodig die de zaken juridisch uitlicht, maar ook jouw kant van het verhaal op de juiste manier naar voren brengt. Dat is ook de enige manier waarop de rechter tot een goede uitspraak kan komen. En dus zijn wij geen noodzakelijk kwaad, maar hebben we echt een noodzaak. En dat geldt ook voor het openbaar ministerie, iedereen heeft een bepaalde taak in het proces. Waarbij de een, en daar bedoel ik dan de advocatuur mee, minstens net zo belangrijk is als de ander. Ik denk dat we in Nederland echt niet hoeven te klagen over het rechtssysteem en ook niet over de advocatuur.”